Wiskundevrouwen in de achttiende eeuw

Émilie du Châtelet koos zelf voor wiskunde.Op de zomerschool van vorige week (zie eerder: 1 en 2) waren er lezingen over de geschiedenis van de wiskunde, waaruit bleek dat er ook vroeger meer vrouwen aan wiskunde deden dan je misschien zou verwachten. Vóór de negentiende eeuw was wiskunde nog niet geïnstitutionaliseerd (aan de universiteiten en academies) en het vakgebied was nog niet duidelijk onderverdeeld in deelgebieden (zoals we nu calculus, algebra en meetkunde hebben).

Jeanne Peiffer vertelde ons over situatie tijdens de de Verlichting. In de achtiende eeuw (jaren 1700) waren er twee manieren om als vrouw in de wiskunde te belanden. De eerste berustte op het humanistische ideaal van de ‘puella docta’ (geleerde maagd): meisjes uit rijke families werden onderwezen door hun vader of door privé-leraars. Als ze aanleg hadden voor wiskunde, werden ze extra gestimuleerd en als wonderkind opgevoerd: hier kwamen reizigers op af. Een voorbeeld is Maria Gaetana Agnesi. Er is een verslag van een bezoeker, Charles de Brosses, die het meisje een vraag mocht stellen. Hij stelde een vraag over wiskunde, waarop de negenjarige Maria dan een uitgesponnen antwoord gaf. Dit alles natuurlijk in het Latijn.

Ook de tweede manier om als vrouw aan wiskunde te doen was enkel weggelegd voor de hogere kringen. Veel van deze vrouwen deden aan handwerk, maar het stond hen vrij een ander tijdverdrijf te kiezen, ook wiskunde. Een voorbeeld hiervan is Émilie du Châtelet. Ze was een rijke aristocrate die zelf besliste dat ze wiskunde wilde leren en contact hield met heel wat bekende wiskundigen uit haar tijd: Maupertuis, König, één van de Bernouilli’s uit Basel en Voltaire (met wie ze een affaire had).

Wiskunde was een collectieve onderneming, waarin communicatie een belangrijke rol speelde. Hoewel dit nog steeds zo is, is dit niet altijd duidelijk van buitenaf. De manier waarop wiskunde en wetenschappen doorgaans worden onderwezen is erg gericht op de resultaten (stellingen en natuurwetten) en geeft nauwelijks inzicht in het proces waarmee die resultaten behaald zijn: het belang van samenwerking, of op zijn minst communicatie, wordt niet duidelijk. Het feit dat deze resultaten überhaupt door mensen werden ontwikkeld (die ook geregeld fouten maakten in hun zoektocht naar een wiskundig bewijs of een algemene natuurwet) blijft onderbelicht.

Vrouwen en astronomie is een prima combinatie.Dit collectieve aspect is ook bijzonder duidelijk in de achtiende eeuwse astronomie: vrouwen en dochters namen deel aan de waarnemingen en berekeningen, hetgeen duidelijk blijkt uit hun notities. Het gezin was (net als de maatschappij) een hiërarchische structuur, waarbij sociale klasse, leeftijd en geslacht iemands rang bepaalden. Rijke oudere mannen stonden helemaal bovenaan in die rangorde, maar hun vrouwen stonden slechts één stapje lager. Maria Margarethe Winckelmann had thuis een gedegen opleiding gekregen en leerde astronomie van een boer die ook astronomische waarnemingen deed. Ze werkte een tijdje bij hem en leerde vervolgens Gottfried Kirch kennen, wiskundige en astronoom, met wie ze later trouwde. Het gezin kwam aan de kost met de verkoop van kalenders. Het hele gezin was betrokken bij de waarnemingen en berekeningen die daarvoor nodig waren: Gottfried en Maria, maar ook hun zoon (Christfried) en beide dochters (Christine en Maria). Van een andere astronoom uit die tijd, Clairaut, is bekend dat hij zes maanden nodig had om de terugkeer van komeet Haley te berekenen en dat daarbij zelfs de kok en bezoekers gevraagd werd om een beetje mee te rekenen.

In 1700 werd de Academie der Wetenschappen opgericht in Berlijn, waartoe enkel mannen konden toetreden. De Academie werd niet gesponsord door de staatskas, maar kreeg van koning Frederick wel het monopolie op de verkoop van kalenders (een ideetje van Leibniz). Natuurlijk hadden ze daarvoor iemand nodig met de juiste expertise: Gottfried Kirch werd aangesteld als koninklijk astronoom, maar zijn vrouw mocht geen lid worden van de Academie. In de praktijk bleven ze natuurlijk samenwerken. In 1709 richtte de Academie een observatorium in, maar Gottfried bleef thuis werken. Na het overlijden van Gottfried vroeg Maria om zijn werk verder te mogen zetten. Dit werd geweigerd: er werd een andere man aangesteld als koninklijk astronoom, maar hij bleek helemaal niet over de nodige kennis te beschikken om kalenders te maken. Later werd de zoon, Christfried Kirch, op deze positie aangesteld. Ook hij weigerde gebruik te maken van het observatorium op de Academie en deed alle waarnemingen en berekeningen thuis, samen met zijn zussen. De Academie leerde uit haar fouten: toen Christfried overleed, mochten zijn twee jongere zussen wel het werk verderzetten. Zij mochten weliswaar geen lid worden van de Academie, maar ze werden wel betaald voor hun werk (in kleine schijven, vermoedelijk om te verdoezelen dat ze zelfs méér kregen dan hun broer). Aan het einde van hun leven werden ze ook gevraagd een (mannelijke) opvolger klaar te stomen als hun opvolger. Het ziet er dus naar uit dat de opkomst van de Academies nefast was voor de integratie van vrouwen in de wetenschappen.

Philippa Fawcett liet alle mannen ver achter zich op het wiskunde-examen in 1890.June Barrow-Green gaf een voordracht over de vrouwen in Cambridge in de late negentiende eeuw. Hoewel ze zich niet mochten inschrijven aan de universiteit, konden ze wel deelnemen aan het Tripos examen, een zeer belangrijk wiskunde-examen. Oorspronkelijk werden enkel de mannen in een lijst gezet volgens behaald aantal punten en werd de positie van de vrouwelijke kandidaten aangeduid als tussen de zoveelste en zoveelste op de lijst. In 1890 gebeurde het echter dat een vrouw, Philippa Fawcett, beter was dan alle mannelijke kandidaten: ze behaalde 400 punten (of 13%) méér dan de eerstvolgende mannelijke kandidaat. Toch zou het nog tot 1921 duren vooraleer vrouwen de lessen mochten bijwonen. Ze konden dan wel een diploma halen in titel, maar verworven daarbij geen van de bijbehorende rechten.

Annette Vogt sloot het rijtje af met een bespreking van wiskundevrouwen in de twintigste eeuw. Hierbij kwamen er grote verschillen tussen diverse landen aan het licht. Zo weigerde de Franse Academie der Wetenschappen in 1911 om Marie Curie lid te maken, net voor ze haar tweede Nobelprijs won… Marie Curie was echter wel lid van de Academie in Sint-Petersburg. Het zou nog tot 1962 duren tot er in Parijs een vrouw lid mocht worden van de Academie, terwijl deze horde in Sint-Petersburg al in 1889 genomen werd, met het lidmaatschap van Sofia V. Kovalevskaja, nog een bewonderenswaardige wiskundevrouw.

Gelijkaardige berichten:

Facebooktwitterredditpinteresttumblrmail

6 Reacties

  1. Pingback: Vrouwen tellen mee » Sylvia's blog

  2. Pingback: Aan de wieg van Marie Curie » Sylvia's blog

  3. Pingback: Fysica: van atoom- tot bikinimodel » Sylvia's blog

  4. Pingback: Wiskunde van planeet Aarde (Zomerschool in Triëste) » Sylvia's blog

  5. Pingback: Ada Lovelace en sterke moeders » Sylvia's blog

  6. Pingback: Herfst-symposium in zes beelden » Sylvia's blog

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

× 5 = 30