Deze blogpost gaat over Zwarte Piet, de knecht van Sinterklaas. Met name over de invulling die deze figuur kreeg in Vlaanderen rond 1950. En over hoe bevreemdend die versie is om in 2013 te zien.
Ik was niet van plan om een blogstukje te schrijven over Zwarte Piet. Sterker zelfs: ik was van plan om beslist niet over Zwarte Piet te bloggen. Nochtans ben ik wel geïnteresseerd in de oorsprong van legendes. Het is ook niet zo dat ik geen mening had over de kwestie.(*) Alleen vond ik die mening niet bijzonder genoeg – mijn perspectief was dat van vele anderen die hun mening elders al hebben gegeven (luister bijvoorbeeld naar Paul Baeten Gronda). Dus ik voelde er weinig voor om me te mengen in zo’n gepolariseerd debat. (Hier een vrij neutraal overzicht van het Nederlandse Meertens Instituut.)
Intussen stond er in de garage een doos oude boeken op me te wachten: kinderboeken, gekregen van buren van mijn ouders, waarvan ik mocht houden wat ik wilde voor ons kindje. En de rest weggooien. (Boeken weggooien? Ik?! Uiteraard heb ik ze allemaal gehouden, zij het niet allemaal voor het kindje.) De boeken zijn uit twee periodes: de kindertijd van de buren (jaren 1950) en die van hun kinderen (jaren 1980). Er zitten ook enkele boekjes in over Sinterklaas uit beide periodes. De verschillen zijn treffend!
Even vergelijken levert dit op:
Jaren 1950 | Jaren 1980 | Jaren 2010 | |
Sinterklaas woont in: | de hemel | Spanje | Spanje |
Sinterklaas rijdt op: | een ezel | een paard | een paard |
Zwarte Piet is: | één Afrikaans kind | één volwassen helper | een hele groep |
Tussen de boeken uit de jaren 1950 zit er eentje van Ernest Claes (bekend van “De Witte“). Zijn versie van het Sinterklaas-verhaal is duidelijk beïnvloed door zijn context (koloniaal België) en gaf me een nieuw perspectief. Het vormt de aanleiding voor dit stukje.
Het boek telt negen hoofdstukken en daarvan gaan er twee over Zwarte Piet: hoofdstuk 5 “Hoe Zwart Pietje knecht is geworden bij Sinter-Klaas” en hoofdstuk 6 “Wat Zwart Pietje bij Sinter-Klaas moet doen”. In totaal gaat het om tien pagina’s en die heb ik ingescand, dus lees het vooral zelf: pdf met mijn scans.
Voor mensen die zijn opgegroeid met een bepaalde traditie rond het Sinterklaasfeest is het moelijk om deze traditie kritisch te bekijken. Ook begrijpen we de soms hevige reacties uit andere landen niet (hier het perspectief van een Canadese in Nederland). Door een oude (en gedateerde) versie van het Sinterklaasverhaal te lezen, kunnen we wél zelf in de rol kruipen van zo’n externe waarnemer. De geschiedenis bestuderen is immers een beetje zoals een exotisch land verkennen.
Het is precies zoals L. P. Hartley schreef:
“The past is a foreign country: they do things differently there.”
(Het verleden is een vreemd land: ze doen de dingen daar anders.)
“Sinter-Klaas in den Hemel en op de Aarde”
Het verhaal “Sinter-Klaas in den Hemel en op de Aarde” van Ernest Claes verscheen in boekvorm in 1947. Het Ernest-Claes-genootschap heeft de originele omslag online staan. Het boekje dat ik heb teruggevonden is een latere druk, uit 1957; het kostte destijds 20 frank. Ik weet niet of er aan de tekst veel is aangepast; de titel is alleszins een beetje veranderd: “in den Hemel” is “in de Hemel” geworden en “aarde” is nu met een kleine letter. Ook de tekeningen zijn anders; de versie die ik heb is geïllustreerd door Renaat Demoen, terwijl de eerste uitgave illustraties van M. Folders-Stoops bevatte. Het Ernest-Claes-genootschap toont de kaft (een mooier exemplaar dan dat van mij, waarvan je het kleine plaatje iets hoger ziet). Hieronder toon ik één van de prentjes waar Zwarte Piet op staat.

Zwarte Piet (met engelenvleugeltjes) bij Sinterklaas zoals afgebeeld door Renaat Demoen in een boek uit 1957 met tekst van Ernest Claes [p. 28].
Sinter-Klaas wordt door Ernest Claes geportreteerd als een katholieke heilige en beschermer van de kinderen, vermoedelijk geïnspireerd op de heilige Sint-Nicolaas van Myra. Ernest Claes laat het horrorverhaal met de drie kinderen achterwege: Sinter-Klaas woont bij het begin van zijn verhaal al in de hemel. Daar is hij goed bevriend met Sint-Pieter, de poortwachter van de hemel, en als er kinderen aan de hemelpoort aankloppen zorgt Sinter-Klaas ervoor dat Sint-Pieter niet te streng oordeelt [p. 4-5]. Hij vervult er dus heel het jaar door zijn rol van kindervriend. Hij kan ook goed opschieten met de kind-heilige Sint-Agnes. [Toen we vorig jaar in Rome waren, zagen we haar vermeende schedel in de basiliek Sant’Agnese in Agone, op de plaats waar het dertienjarige meisje de marteldood gestorven zou zijn.] Dit blonde, blauwogige engeltje blijkt tevens een bengeltje – Ernest Claes is niet voor niets bekend van zijn schelmenverhalen.
Bij een feestelijke optocht in de hemel is er discussie over welk vervoermiddel Sinter-Klaas moet gebruiken [p. 16]. Opnieuw laat Ernest Claes zich van zijn schertsende kant zien: de Vlaamse heilige Sint-Jan-Berchmans [begraven in de Sant’Ignazio te Rome, die we ook bezochten] stelt een bierwagen uit Diest voor, maar dat idee wordt afgewimpeld [p. 17]. Sint-Franciscus [dierenvriend en patroonheilige van de huidige paus] stelt uiteindelijk een ezel voor, in navolging van Maria destijds [p. 17-18]. Na de optocht wil het ezeltje bij Sinter-Klaas blijven en daarom – aldus Claes – bezoekt de Sint de kinderen op aarde ook op die ezel [p. 18].
Sinter-Klaas is al wat ouder en kan niet zo goed voor het ezeltje zorgen. De kind-engelen zorgen voor de ezel, maar enkel als ze eraan denken en dan nog geven ze hem soms snoep; er is dus sprake van een lichte vorm van dierenverwaarlozing en/of mishandeling [p. 19-20; mijn interpretatie].
Als Sint-Pieter een donker jongetje ziet aankomen, is hij verbaasd. Hij vraagt zich af: “Zou die misschien de schouwen komen vegen in de hemel?” en spreekt hem aan met: “WeI, schouwvegertje, vanwaar komt gij?” [p22].

Zwarte Piet (nog zonder vleugeltjes) komt aan bij Sint-Pieter zoals afgebeeld door Renaat Demoen in een boek uit 1957 met tekst van Ernest Claes [p. 23].
Het klikt meteen tussen Zwart Pietje en het ezeltje, dat hij Balkje noemt, en zo is Pietje de knecht van Sinter-Klaas geworden [p. 25]. Overigens wordt de lezer niet geacht medelijden te hebben met Zwart Pietje, maar juist jaloers te zijn op hem: “Want alle kinderen die naar de hemel gaan, zouden wel graag in de plaats van Zwart Pietje willen zijn, nietwaar?” [p. 19] en “Zwart Pietje heeft bij Sinter-Klaas wel een heerlijk leventje.” [p. 26]. Hij moet er voor de dieren zorgen (de vogels, één vis en het ezeltje), Sinter-Klaas wekken en portier spelen [p. p. 26]. De engelenkinderen komen graag spelen met Zwart Pietje. Hij laat hen rijden op de ezel, leert hen Kongolees (zodat de volwassen heiligen er niets van begrijpen) en vertelt verhalen over zijn geboorteland [p 26-28].
Nabeschouwing
Er is veel veranderd sinds deze versie van het Sinterklaas-verhaal opgetekend is. “België heeft al lang geen kolonies meer”, denken we, maar eigenlijk is dit helemaal niet zó lang geleden. Op het titelblad van het boekje staat in potlood ‘8 – 10 j.’, dus mijn ouders behoorden destijds tot het doelpubliek van deze Sinterklaas-vertelling. Welke versie zij te horen kregen, weet ik niet, maar als kind hebben ze in elk geval nog zilverpapiertjes gespaard voor de missies. (Wat deden ze daar toch mee? Volgens Wikipedia werd de tinfolie uit het zilverpapier gerecupereerd. Eén van mijn leraressen vermoedde echter dat de missionarissen dit met onwetende Afrikanen ruilden als ‘spiegeltjes’ in ruil voor echt waardevolle materialen.)
Het was voor mij, anno 2013, onmogelijk om dit boekje, dat dus nog uit die koloniale tijd stamt, onbevangen te lezen. In plaats van me te verbazen over het gouden hemelpaleis van de Sint, vroeg ik me voortdurend af of ik een racistisch verhaal zat te lezen. Deze problematiek doet ook denken aan “Kuifje in Kongo“, dat ik weliswaar nooit heb gelezen. [Door alle schandalen rond kindermisbruik door katholieke geestelijken is het überhaupt onmogelijk om nog onbevangen over deze gemijterde kindervriend te lezen, zeker in een versie waarbij Zwarte Piet zelf een kind is, maar dat is weer een heel ander paar mouwen!]
Er lijkt in deze tekst geen sprake te zijn van opzettelijk racisme, maar wel van stereotypering. Ik vermeldde al de beschrijving van het jongetje. Een ander voorbeeld is dat het geciteerde ‘Kongolees’ eerder koeterwaals lijkt [p. 27-28]. Hoewel blijkt dat Zwart Pietje niets met schouwen te maken heeft, blijft Sint-Pieter hem ‘schouwvegertje’ noemen [p. 29]. In onze oren klinkt dat beledigend, maar in 1947 waren spottende bijnamen nog heel gebruikelijk. Hij wordt ook voortdurend “negertje” genoemd, wat in onze ogen evenmin politiek correct is. Sinter-Klaas zit in de rol van kindervriend en maakt – voor kinderen althans – geen onderscheid op basis van huidskleur [p. 28]. Sint-Pieter zit aanvankelijk in de rol van ‘bange blanke man’, maar hij draait uiteindelijk bij: “Sedertdien komen de negertjes veel gemakkelijker in de hemel […] Dat hebben ze aIIemaal te danken aan Zwart Pietje.” [p.29].
Verband met de Zwarte-Pieten-controverse anno 2013?
Vermoedelijk zijn er in de loop van de geschiedenis vele invullingen geweest voor de figuur van “Zwarte Piet”. In het koloniale België nam hij de gedaante aan van een Kongolees jongetje. Ik weet niet of dit een origineel idee was van Ernest Claes, of dat hij slechts een toen al gangbare versie vertolkte. Feit blijft dat elke generatie zijn eigen variant maakt van deze vertelling. Het zou leuk zijn om de evolutie daarvan in meer detail te kennen! (De filogenie van Roodkapje is recent onderzocht, dus de technische mogelijkheden zijn er al!) Alleszins zou meer informatie daarover (net als over de internationale verschillen op hetzelfde tijdstip) veel interessanter zijn dan de recente welles-nietes-discussie over de vraag of Zwarte Piet racistisch is of niet. Historisch gezien lijkt die kwestie mij alles behalve zwart-wit!
Stelling / voorspelling
[important]”In de jaren 2010 ging de jaarlijks terugkerende controverse rond de rol van Zwarte Piet bij het Sinterklaasfeest zelf tot de traditie behoren”.[/important]
(*) Vooruit, aangezien ik er nu toch over begonnen ben, zal ik mijn mening ook maar geven, zeker? Mijn mening is dat we ernaar moeten streven om: (i) geen feesten te houden die bestaande (deels onbewuste) vooroordelen tegen minderheden versterken en (ii) tradities levend te houden, dus deze niet te verstenen maar ze aan te passen aan de huidige tijdsgeest. Een gemakkelijke oplossing voor zowel (i) als (ii) lijkt me om de rol van de Zwarte Pieten (M / V) te herinterpreteren als die van schouwvegers, of eventueel uit te breiden met die van slotenmakers (voor huizen zonder open-haard). Dit past ook in de trend van de diversificatie van het pietenkorps.
Bijgevolg mogen de hulpjes van Sinterklaas zich gerust iets minder schminken: enkele roet- (of smeer-) vegen op de wang volstaan, terwijl de huidskleur daaronder nog zichtbaar is. Grote oorringen waren toch al niet handig in de schoorsteen en ook pruiken met kroeshaar lijken me gevaarlijk (synthetisch en dus brandgevaar) en niet essentieel om de traditie verder te zetten.
Het voordeel van zo’n minimaal-invasieve herinterpretatie is dat we de traditionele naam en bijna alle liedjes kunnen behouden. En het scheelt achteraf ook weer bij het afschminken! :-)
Erg mooi. De vraag is nu of Claes zich ergens op baseerde of alles van a tot z uit zijn grote duim heeft gezogen (ik hou het op het laatste, ik kende het boekje niet en had nog nooit van deze lezing gehoord). Klaas en Piet blijven de gemoederen bezig houden.
Dat vroeg ik me ook af. Daarom heb ik naar het Ernest-Claes-genootschap gemaild met de vraag of ze meer wisten over de inspiratie van Claes voor dit boek. Helaas wisten zij ook niet hoeveel in deze versie van Claes zelf afkomstig is, maar Jan Van Hemelryck (voorzitter van het genootschap) stuurde me wel andere informatie:
Claes begon te werken aan dit sprookjesachtig kinderverhaal begin januari 1945, twee dagen na zijn thuiskomst uit de gevangenis.
– Het werd eerst gepubliceerd in het vrij spoedig gestrande tijdschrift “Edelweis” (p.145-149).
– Daarna verscheen het in boekvorm bij de uitgeverij De Fontein te Utrecht in 1947, met illustratie van Mariette Folders-Stoops.
– De tweede druk verscheen bij Altiora Averbode in 1957, met illustraties van Renaat Demoen (2 drukken).
– De laatste druk verscheen in 1978, uitgave van het Ernest-Claes-genootschap, met illustraties van mevrouw Nelly Degouy, internationaal vermaard graficus.
– In 1980 verscheen het werk in het Pools “Święty Mikołaj w Niebie i na ziemi” (ook met de illustraties van Nelly Degouy) en nogmaals dezelfde nu gekartonneerde uitgave in 2011 (op 20.000 exemplaren).
Ik heb die Poolse versie opgezocht en uit de vertaling van de beschrijving blijkt dat Claes het boek schreef voor zijn kleindochter Polly.
Dit laatste heb ik nog even nagevraagd bij Jan Van Hemelryck en hij bevestigt dat Claes zijn sinterklaasverhaal (net als het latere boek “Peter en Polly”) schreef voor zijn enige kleindochter, Polly (Paula), die geboren werd in 1944 en overleed (te jong!) in 2002.
Volgens de vertaling was het motto van Claes: “Ik geloof in het goede van de mens”. Een dergelijke uitspraak van hem heb ik inderdaad kunnen vinden in een interview met Fred Germonprez: “Ik heb ook altijd het goede in de mens gezocht.” Als er iets blijkt uit zijn sinterklaasvertelling is het wel dat: dat hij alle mensen een warm hart toedraagt.
[Met dank aan Jan Van Hemelryck voor zijn toelichting!]