Aan het einde van de zomer beantwoordde ik onderstaande vraag van de elfjarige Eva op ikhebeenvraag.be:
Is nu ook straks nog nu? Als je straks zegt dat je nu iets doet, dan is dat toch ook nu? Of als je nu zegt ik ga NU iets doen dan kan je toch zeggen als ik straks zeg nu dan is het ook nu dus bedoel ik eigenlijk dat ik het straks doe. Begrijpt u mijn vraag een beetje?
Ik had mijn antwoord hier nog niet gedeeld, dus bij dezen!
Dag Eva,
Leuk, een filosofische vraag! Ja, ik begrijp je verwondering hierover.
~
Er zijn een aantal bijzondere woorden in onze taal:
- Ik ben altijd ik.
- Ik ben altijd hier.
- Voor mij is het altijd nu.
Met deze woorden kunnen we de zin maken: “Ik ben nu hier.” Dit is telkens waar als iemand de zin uitspreekt! Toch blijft het niet altijd nu. Dat zal ik hieronder verder proberen uitleggen.
~
Al deze woorden worden gebruikt om ergens naar te verwijzen, maar waar ze precies naar verwijzen hangt af van de situatie.
Laten we het verwijzende woorden noemen.
- Naar wie ‘ik’ verwijst hangt af van wie het zegt.
- Naar welke plaats ‘hier’ verwijst hangt af van waar degene die het zegt is.
- En welk tijdstip met ‘nu’ bedoeld wordt, hangt af van wanneer het wordt uitgesproken.
Lees eens de eerste voorbeeldzin:
- (1) Professor Wenmackers schrijft een reactie aan Inge op zaterdagavond 1 oktober 2016.
Maar wacht eens even, de inhoud van die zin kan ik veel korter opschrijven:
- (2) Ik schrijf dit nu aan jou.
De tweede zin betekent volgens mij hetzelfde, maar om de tweede zin goed te begrijpen moet de lezer zelf veel meer invullen! Wie dit leest kan in de balk rechts kijken om te zien welke wetenschapper deze reactie heeft geplaatst. Dan weet je welke naam je mag invullen waar de schrijver ‘ik’ schrijft. Ook voor ‘dit’, ‘nu’ en ‘jou’ moet de lezer op zoek naar extra informatie om de zin juist te interpreteren.
In de dagelijkse omgang is het meestal perfect duidelijk wat we met deze verwijzende worden bedoelen. Soms wijzen we naar iets of iemand terwijl we ‘dit’ of ‘dat’, ‘ik’ of ‘jij’ of ‘zij’, ‘hier’ of ‘daar’ zeggen. Met ‘nu’ of ‘straks’ kunnen we naar een bepaalde positie op de wijzerplaat wijzen (al doen we dat niet zo vaak) en met ‘vandaag’ of ‘morgen’ kunnen we bijvoorbeeld naar een datum op de kalender wijzen (al doen we dat enkel als we toevallig een agenda voor ons hebben liggen).
Als ik de tekst opschrijf kan ik niet letterlijk ergens naar wijzen, maar dan moet ik ervoor zorgen dat ik genoeg informatie geef zodat het duidelijk is. Soms is het nodig dat ik er een plaatje bij plak om duidelijk te maken wat ik bedoel.
~
Laten we de drie bijzondere woorden nog eens overlopen:
- Iedereen kan naar zichzelf verwijzen met het woord ik, maar ik ben niet iedereen.
- Ik kan altijd zeggen dat ik hier ben (en dat is dan correct), ook als ik wegga.
- Ik kan altijd zeggen dat het nu is (en dat is dan correct), maar het blijft niet altijd nu.
Deze verwijzende woorden hebben een functie (naar iemand, ergens of ooit verwijzen), maar geen vaste betekenis.
Dit lijkt anders dan een gewoon woord zoals ‘kast’, maar als je er iets langer over nadenkt merk je dat ook gewone woorden telkens naar iets anders kunnen verwijzen. Als ik naar ‘de kast’ verwijs terwijl ik thuis ben, dan bedoel ik een andere kast dan wanneer ik in de bibliotheek sta en zeg dat ik een boek uit ‘de kast’ neem.
Door de omschrijving langer te maken, kan ik ervoor zorgen dat er minder verwarring mogelijk is: in plaats van kast kan ik ook keukenkast of bibliotheekkast zeggen. Maar als ik in de keuken sta en aan iemand vraag om een bord te nemen lijkt het overbodig om keukenkast te zeggen.
Zoals je aan de twee voorbeeldzinnen kan zien zijn verwijzende woorden heel handig om dezelfde boofschap in minder woorden te vertellen. Ondertussen lopen we wel het risico dat onze woorden verkeerd begrepen worden als we te weinig uitleggen. En als we over de betekenis van verwijzende woorden gaan nadenken raken we ook in de war, want deze woorden hebben geen vaste betekenis. Dit soort vragen, die we stellen doordat we in verwarring zijn geraakt over onze eigen taal, zijn filosofische vragen.
~
Hopelijk begrijp je het antwoord een beetje. Als het nu niet duidelijk is, kan je het straks misschien nog eens opnieuw lezen. ;-)
Maak je geen zorgen als het daarna nog steeds verwarrend is. Filosofen zijn hier ook al heel lang over aan het nadenken!
Vriendelijke groeten,
Sylvia Wenmackers
~
PS: Voor de volwassenen die meelezen, in het Engels worden dit soort woorden indexicals genoemd. Over de zin “Ik ben nu hier” werd er in 1985 nog een filosofisch artikel geschreven: “I am here now“. Hedendaagse taalfilosofen die hierover werken, gebruiken vaak het werk van David Kaplan als uitgangspunt – wat natuurlijk niet betekent dat ze het overal over eens zijn.