Tag Archief: Asimov

Benadert wetenschap de waarheid?

Flammarion.Gisteren kwamen er ongeveer vijftig leerlingen naar het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte. Samen met collega Jan Heylen verzorgde ik voor hen een sessie voor de Vlaamse Wetenschapsweek. We behandelden een vraag uit de wetenschapsfilosofie: “Benadert wetenschap de waarheid?”

Dit is een korte beschrijving van de inhoud:

Vroeger dacht men dat de aarde plat was. Vervolgens dacht men de aarde bolvormig was. Telkens was men fout. Waarom zou men dan geloven dat de huidige wetenschappelijke hypotheses waar zijn?* Als antwoord op deze vraag schreef biochemicus en SF-auteur Isaac Asimov ‘The Relativity of Wrong’. Hierin stelt hij dat wetenschappelijke opvattingen in het verleden weliswaar vaak verkeerd waren, maar ze benaderden wel steeds beter de waarheid. Hij illustreert zijn stelling onder meer aan de hand van verschillende hypotheses over de vorm van de aarde. Zijn antwoord is bovendien representatief voor de mening van vele wetenschappers (evenals een deel van de wetenschapsfilosofen**).

In deze les gaan we nader in op de vraag of wetenschap de waarheid benadert. We bekijken verschillende historische voorbeelden en daarbij gaan we na of de stelling van Asimov daarop telkens van toepassing is. Ook zullen we de theorie van Karl Popper, één van de belangrijkste wetenschapsfilosofen, over waarheidsbenadering uitleggen en nagaan of de stelling van Asimov in overeenstemming is met die theorie.

De slides van mijn deel – over Asimov, natuurlijk ;) – en de oefeningen staan nu ook online.

*: De achterliggende redenering wordt pessimistische meta-inductie genoemd.

**: De wetenschappelijke realisten.

Dus ik pas in mijn koffer

Deze column is in licht gewijzigde vorm verschenen in het septembernummer van Eos.

Robot dreams: deze dromerige illustratie stond op de kaft van de eerste verhalenbundel van Isaac Asimov die ik ooit las.Waar komen grappen vandaan? Over die vraag gaat Jokester (Grappenmaker), een kort sciencefictionverhaal van Isaac Asimov uit 1956 over de oorsprong van humor. (Ik las het in de bundel “Een robot droomt”.) Asimov gaat uit van onze ervaring dat grappen hooguit variaties zijn op versies die we van anderen hoorden, alsof er nooit nieuwe grappen ontstaan. (Als je dit niet herkent, bedenk dan dat het geschreven is lang voor Twitter bestond.) In zijn verhaal blijkt humor een experiment te zijn van buitenaardse wezens – een experiment dat ophoudt zodra de mensen de oorsprong ervan ontdekken. Het is dus niet zonder risico dat ik in deze column de herkomst van een grap onderzoek.

Het grapje in kwestie steekt de draak met de klassieke logica. U hebt het vast al eens gehoord:

Ik pas in mijn kleren
en mijn kleren passen in mijn koffer,
dus ik pas in mijn koffer.

Uit twee ware aannames en een schijnbaar logische denkstap, wordt er hier een onware conclusie getrokken. Je kan het dus net zo goed een paradox noemen. Om een paradox op te lossen zijn er drie mogelijkheden: ofwel is één van de aannames onjuist, ofwel deugt de denkstap niet, ofwel is de verrassende conclusie toch waar.

(meer…)

Robot bij zonsondergang

Flaming June.Onlangs stond het schilderij “Flaming June” van Lord Leighton (uit 1895) op het blog Aestics for Birds. Het was niet de eerste keer dat ik (een afbeelding van) dit schilderij zag, maar wel de eerste keer dat mij de gelijkenis opviel met de afbeelding van een slapende robot op de omslag van “Robot Dreams” (vertaald als “Een robot droomt”) van Isaac Asimov.

Helaas had ik het boek in kwestie op dat moment niet bij de hand. Gelukkig is er dan het internet om meer te weten te komen over deze gelijkvormigheid.

Zo kwam ik te weten dat de coverafbeelding gemaakt werd door Ralph McQuarrie, die trouwens ook voor de overige illustraties in het boek zorgde. McQuarrie is inmiddels overleden, maar zijn werk voor sciencefictionfilms (“Star Wars” en “E.T.“) en -series (“Battlestar Galactica“) is nog lang niet vergeten. En ja, de illustratie op de kaft van “Robot Dreams” maakte hij als eerbetoon aan “Flaming June“.

Er is nog minstens één ander werk van McQuarrie dat een ode brengt aan een ouder schilderij: de illustratie die gebruikt werd voor de omslag van een andere bundel van Asimov, “Robot Visions“, is geïnspireerd op “Morning” van Maxfield Parrish (uit 1922) (vergelijking).

Intussen heb ik wel een foto kunnen maken van mijn exemplaar van “Een robot droomt” (Fig. 1).

Een robot droomt.

Figuur 1: “Een robot droomt” is het eerste boek van Isaac Asimov dat ik ooit las; na deze bundel met robotverhalen las ik zijn hele Foundations-reeks. Ik ontleende oorspronkelijk het exemplaar uit de bibliotheek, maar later kocht ik deze bundel alsnog, niet in het minst omwille van de illustraties.

Aanvankelijk had ik twee hypotheses over slapende robot van McQuarrie, die ik intussen zelf betwijfel (zoals ik zal uitleggen in de slotparagraaf).

Balk-hypothese

Op het schilderij “Flaming June” staat er bovenaan een balk (of is het een zonnescherm of een baldakijn?) die parallel is met de horizon. Op sommige uitgaven van “Een robot droomt” is een gelijkaardig effect bereikt door de titeltekst tot laag boven de horizon uit te vullen (zoals bij de vertaalde uitgave die ik heb en ook dit voorbeeld van de onvertaalde bundel). Er zijn ook andere uitgaven, waarbij de tekst kleiner en hoger geplaatst is, waardoor de analogie met “Flaming June” helaas verloren gaat (voorbeeld). Mijn balk-hypothese was dat de belettering tot net boven de robot hoort te komen en dat uitgaven waarbij dit niet zo is slordige herdrukken zijn.

Vierkant-hypothese

Het schilderij “Flaming June” is vierkant en in eerste instantie vermoedde ik dat McQuarries ontwerp ook vierkant was. Mijn vierkant-hypothese was gebaseerd op twee observaties:

  • De meeste boeken zijn natuurlijk hoger dan breed, maar uit de inleiding van Isaac Asimov (zie Fig. 2) leidde ik af dat het schilderij bestond voor (minstens één verhaal voor) het boek er was; er was dus geen dwingende reden voor McQuarrie om af te wijken van de verhoudingen van zijn inspiratiebron.
  • Op “Flaming June” blijft de zon verscholen achter de balk. Of er wel of geen zon zichtbaar is op de boekomslag (en hoe groot en hoe hoog die dan staat) hangt echter van de uitgave af. Doordat de bovenkant van de afbeelding blijkbaar vrij kan worden ingevuld door de uitgever, vermoedde ik dat dit niet op het schilderij stond.
Flaming June en Robot Dreams.

Figuur 2: In de laatste paragraaf uit de inleiding van “Een robot droomt” heeft Isaac Asimov het over de illustraties van Ralph McQuarrie.

Natuurlijk ben ik niet de eerste die het voorbeeld en de ode naast elkaar heeft gezet (zie bijvoorbeeld hier en hier), maar ik hield eraan om beide schilderijen als vierkant weer te geven. Ik hoopte dat het me zou lukken om zowel onder- en bovenkant van de sofa/het marmer als de horizon uit te lijnen, maar zo letterlijk is de “kopie” niet, dus dat is onhaalbaar gebleken (Fig. 3).

Flaming June naast Robot Dreams.

Figuur 3: “Flaming June” (bron afbeelding links) naast “Robot Dreams” (bron afbeelding rechts).

Inmiddels ben ik sterk gaan twijfelen aan mijn eigen hypotheses. Alex Jay was de typograaf die instond voor de originele uitgave van “Robot Dreams“. Uit zijn webpagina blijkt enerzijds dat de eerste schets alvast geen perfect vierkant was en anderzijds dat McQuarrie dit werk wél specifiek als boekcover maakte (en zelfs dat de verwijzing naar Leighton niet noodzakelijk zijn idee was). Verder blijkt uit dezelfde bron dat de belettering op de originele uitgave niet zo laag kwam als de balk in “Flaming June“.

Moraal van het verhaal: veel nadenken op basis van weinig informatie brengt ons niet noodzakelijk dichter bij de waarheid – maar leuk is het wel. ;-)

Over de technologische singulariteit

Onderstaand stukje heb ik op NewApps gezet naar aanleiding van het debat over de technologische singulariteit tijdens het Leuvense “Feest van de Filosofie” aanstaande zaterdag. Aangezien dit geen onderwerp is waar ik normaal onderzoek naar doe (hoewel het me zeker interesseert), is het deels een oproep naar (in korte tijd behapbare) leessuggesties. Die oproep geldt hier uiteraard ook. ;-)

Thinking about the technological singularity

Next Saturday, the University of Leuven is hosting an outreach event called Philosophy Festival (“Feest van de Filosofie“). This year’s theme is people & technology (“mens & techniek“). I was asked to join a panel discussion on the technological singularity (link). The introduction will be given by a computer engineer (Philip Dutré, Leuven). There will be a philosopher of technology (Peter-Paul Verbeek, Twente) and a philosopher of probability (me, Groningen); and the moderator is a philosopher, too (Filip Mattens, Leuven). So far, I have not worked on this topic, although it does combine a number of my interests: materials science, philosophy of science, and science fiction.

The idea of a technological singularity (often associated with Ray Kurzweil) originates from the observation that the rate of technological innovations seems to be speeding up. Extrapolating these past and current trends suggests that there may be a point in the future at which systems that have been built by humans (software, robots, …) will become more intelligent than humans. This is called the technological singularity. Moreover, once there are systems that are able to develop systems that are more intelligent than systems of the previous generation, there may be an intelligence explosion. The possibilities of later generations of such systems are inconceivable to humans. (This theme has been explored in many science fiction stories, including the robot stories by Isaac Asimov (1950’s and later), the television series “Battlestar Galactica” (2004-2009), and the movie “Her” (2013).)

Skynet.

Even this brief introduction gives us plenty of opportunity for reflection on concepts (What is intelligence?) and consequences (What will happen to humans in a post-singularity world?). I am planning to analyze a very basic assumption, by raising the following question: When are we justified to pick a particular trend that has been observed in the past (e.g., Moore’s law that describes the exponential increase in the number of transistors on a commercial chip) and extrapolate it into the future? Viewed in this way, the current topic is an example of the general problem of induction.

The hypothesis “The observed trend will continue to hold” is only one among many. Let me offer two alternative hypotheses:

(meer…)

Wolkenatlas en brieven aan Doornroosje

Boeken in het hoofd.Bij het begin van een nieuw jaar maken sommige mensen goede voornemens. Anderen kijken uit naar de boeken die ze in 2014 allemaal gaan lezen – Lilith van “Tussen droom en daad” is zo iemand. Zoals ik daar al vertelde in een reactie is het lezen bij mij de laatste jaren sterk afgenomen. (Of ja, ik lees natuurlijk veel voor mijn onderzoek, maar juist omdat ik overdag zo veel informatie moet verwerken, heb ik het moeilijk om ’s avonds rustig te lezen en helemaal op te gaan in een verhaal.)

Vroeger was het anders. Toen had ik een boekenwensboekje: een notitieschrift met daarin alle boeken die ik wou hebben. Ik plakte er recensies in uit tijdschriften of schreef titels op van boeken die ik juist wel al had. Dat was handig om bij me te hebben als ik aan het snuisteren ging in een winkel voor tweedehandsboeken (lees: in de zomer met de trein naar Antwerpen gaan en dan uren in De Slegte doorbrengen), want op den duur wist ik niet meer precies welke boeken van Asimov ik enkel uit de bibliotheek had geleend en welke ik al eens eerder voor een schijntje op de kop had kunnen tikken.

In mijn boekenwensboekje stond er een titel die ik nooit gevonden heb: “Skyscapes“, een salontafelboek met foto’s van de lucht, want wolken zijn inspirerend mooi. (Het is trouwens werk van de Duitse fotograaf Jean Odermatt en de Duitstalige versie van het boek heet “Himmelsland“.)

Cloud Atlas.Mede hierdoor sprak de titel “Cloud Atlas” me meteen aan en toen ik deze roman van David Mitchell (uit 2004) in de winkel opensloeg, leek het me een boek dat ik graag zou lezen. Ik kocht het en begon eraan, maar ik raakte slechts een paar pagina’s ver. Dat is niet erg: boeken zijn geduldig en staan probleemloos jaren op de plank.

Enkele jaren later zag ik “Wolkenatlas”, een vertaling van “Cloud Atlas“. Misschien zou het in het Nederlands beter vlotten, dacht ik. Het boek kopen deed ik wel, maar erin beginnen lezen niet.

Toen kwam de film uit (in 2012) en die hebben Danny en ik ergens midden 2013 bekeken. Daarna was ik er klaar voor: ik las “Wolkenatlas” (geen goede vertaling volgens mij, maar het lijkt me ook een moeilijk boek om goed te vertalen) en mijn lief las “Cloud Atlas“.

Ik wil de laatste twee zinnen met jullie delen (geen zorgen, het verpest niets als je het boek nog wil lezen of de film nog wil bekijken):

“‘[…] & only as you gasp your dying breath will you understand, your life amounted to no more than one drop in a limitless ocean!

Yet what is any ocean but a multitude of drops?

En in de Nederlandse vertaling wordt dit:

“[…] & pas bij het uitblazen van je laatste ademtocht zul je begrijpen dat je leven alles bijeen niet meer is geweest dan een druppel in een eindeloze oceaan!

Maar, wat is een oceaan anders dan een massa druppels?”

Eentje is nooit geentje, dat zei ik toch al! :-)

De eekhoorn schrijft een brief aan zijn vriend, de mier.Bij Lilith staat ook “Brieven aan Doornroosje” van Toon Tellegen op het literaire jaarmenu. Dat ik van het werk van Toon Tellegen hou, dat kon je al vermoeden. En dat ik Doornroosje een interessant personage vind, dat weet je ook. Het zal je dan wellicht niet verbazen dat “Brieven aan Doornroosje” mijn favoriete bundel van Tellegen is.

In 2007 had ik nog geen blog. Anders had ik dit zeker even gemeld: ik ben met mijn lief Danny naar een voordracht geweest van “Brieven aan Doornroosje”. De voorstelling vond plaats in Huis Vanstraelen in Hasselt. Doornroosje van dienst was Rebecca Stradiot: zij las enkele brieven voor (mijn dictie-hart jubelde) en wisselde af met accordeonintermezzo’s, die wonderwel bij de sfeer pasten van een prins die slechts tergend langzaam opschiet. Het zelfbeklag van de prins (uit de brief van “23 juli”) bleek een echte oorwurm: het “allerallerarmste ik” zit tot op heden – zeven jaar later dus, hè – nog vaak in mijn hoofd!

Daarna gaf Danny me “Brieven aan Doornroosje” cadeau en sindsdien verhuist deze bundel geregeld tussen de boekenkast en het nachtkastje. Ik vind het een heel origineel concept én perfect uitgevoerd, dus ik wil het eigenlijk nooit helemaal uitgelezen hebben en daarom lees ik er maar heel zuinig in.

Ook in 2008 had ik nog geen blog. Anders had ik dit toen wel verteld: op maandagavond 8 september 2008 gingen we naar een voorstelling op de universitaire campus in Enschede (waar Danny toen nog werkte). Op het programma stond “Het Wisselend Toonkwintet”, waarbij Toon Tellegen dierenverhalen en gedichten voorlas onder muzikale begeleiding. Hoewel de soundscape me soms eerder stoorde dan dat hij iets toevoegde, zaten er ook wel leuke vondsten in. Het was dus een heerlijke luisteravond in het Amphitheater van het Vrijhof.

Toon Tellegen en Het Wisselend Toonkwintet.

Toon Tellegen en Het Wisselend Toonkwintet in Enschede (september 2008).

Op het einde van mijn zwangerschap las ik ’s avonds soms een dierenverhaaltje voor uit “Misschien wisten zij alles”, in de hoop dat mijn zoontje mijn stem zo beter zou herkennen. Op dit moment heeft ons kleintje voorkeur voor prenten- en flapjesboeken, maar hopelijk kunnen de korte verhaaltjes van Tellegen snel weer in het repertoire opgenomen worden. ;-)

Het stokje

Liebster Blog Award.Vorige week kreeg ik een stokje toegeworpen van Michel. In het vorige bericht schreef ik al over de evolutie van dit stokje, dat een jonge uitloper van de Liebster Blog Award blijkt te zijn. Vandaag vul ik de vragen in en geef ik het stokje door, want enkel zo blijft het stokje leven. Ik neem trouwens de elf vragen over van Cecille Tuazon (in vertaling).

(1) Wat was je kinderdroom?

Astronaut worden. In mijn verbeelding zou ik een ruimteschool openen voor jazzballetdansende astronauten-in-opleiding. En het ruimtetuig voor die school eerst zelf ontwerpen en bouwen, in gewapend karton, uiteraard.

(2) Wat is het beste / slechtste cadeau dat je ooit hebt gegeven / ontvangen?

Een vriendin heeft eens een boekje voor me gemaakt met allemaal teksten en plaatjes erin, waarvan zij vond dat die bij me pasten (waaronder korte gedichten en enkele woorden Chinees met de vertaling erbij). Dat cadeau is moeilijk te evenaren en ik vrees dat ik zelf nog nooit zo’n mooi cadeau gegeven heb.

(3) Als je een fictief personage zou kunnen zijn, wie zou je kiezen?

Susan Calvin, de robotpsychologe uit de boeken van Asimov. Of Lyra uit “His Dark Materials” van Philip Pullman (waarvan het eerste deel bekend is van de film “The Golden Compass“).

(4) Wat was de laatste film die je deed huilen?

Ik heb nog nooit een film doen huilen…

Ik huil niet vaak bij films, maar bij het einde van Léon (van Luc Beson) heb ik moeten huilen. Omdat de afloop me verraste en natuurlijk ook door de muziek van Sting erbij (“The shape of my heart“).

(5) Wat zijn je favoriete citaten?

Als strijkreet: “Relentless optimism in the face of doom.” Ik hoorde het jaren geleden in de BBC-serie Monarch of the Glen en het komt nog geregeld van pas. :-)

Op praktisch vlak: “Voorlopige oplossingen duren het langst.” Ik hoorde het voor het eerst bij Frieda Van Wijck, al weet ik niet of ze dat zelf heeft bedacht.

Op filosofisch vlak: “Eigentlich weiss man nur wenn man wenig weiss; mit dem Wissen wachst der Zweifel.” (Eigenlijk weet men enkel wanneer men weinig weet; met het weten groeit de twijfel.) Opgeschreven door Goethe.

En verder: “Als we maar gelukkig zijn, gek worden we vanzelf.” ;-)

(6) Als je zou kunnen kiezen om voor altijd een bepaalde leeftijd blijven, welke leeftijd zou dat dan zijn?

Acht jaar zijn vond ik erg leuk en ik herinner me dat ik toen dacht dat het nooit meer zo leuk zou worden. (Een kleine pessimist in de dop, jawel.) Maar ik vind mijn leven nu ook heel mooi, dus drieëndertig is ook een prima antwoord!

(7) Als je zou kunnen leren om eender wat te kunnen doen, wat zou het zijn?

Leren vliegen (met zo weinig mogelijk technische hulpmiddelen).

(8) Van welke geur hou je het meest?

De geur van het kroontje van trostomaten. Niet dat ik het als parfum zou dragen, maar dat ruikt toch wel lekker.

(9) Als je de loterij zou winnen, wat is het eerste wat je zou doen?

De e-mail als spam markeren, want ik speel niet mee met loterijen.

(10) Wie is de persoon die je het meest inspireert? En waarom?

Mijn mama – onder andere daarom, maar ook om zoveel andere redenen.

(11) Als je eender wie zou kunnen ontmoeten, levend of dood, wie zou je ontmoeten?

Het is vermoedelijk een cliché-antwoord, maar ik zou wel graag eens babbelen met Albert Einstein. Dan zou ik hem een hele reeks citaten voorleggen die tegenwoordig aan hem worden toegeschreven en dan maar hopen dat hij dat grappig zou vinden. (En hem vragen waar hij zijn pantoffels kocht.)

Het plaatje bij de Liebster Blog Award evolueert.

Het plaatje bij de Liebster Blog Award evolueert.

Nu is het mijn beurt om het stokje door te geven. Dit zijn alvast de nieuwe vragen:

[important]

(1) Wat is je favoriete getal, formule, of theorie? En waarom?

(2) Van welke tip die je ooit van iemand kreeg heb je al dankbaar gebruik gemaakt?

(3) Als je je huidige beroep niet meer zou kunnen of mogen uitoefenen, wat zou je dan willen worden?

(4) Wat is het laatste boek dat je helemaal hebt uitgelezen? Hoe vond je het?

(5) Als je een teletijdmachine ter beschikking had, in welke tijd zou je dan eens een kijkje willen nemen?

[/important]

En deze wisselbeker van de Liebster Blog Award gaat naar:

[notice]

[/notice]

Hopelijk hebben zij even tijd om de vragen te beantwoorden en zelf N vragen te bedenken voor N andere bloggers, met N al dan niet gelijk aan het getal vijf (zoals hier) of elf (zoals in de meer traditionele spelregels van de Liebster Blog Award).

Verder ben ik razend benieuwd of de genomineerden nog een originele wiskundige, wetenschappelijke, of filosofische invalshoek weten te vinden om het op hun blog over een blogstokje te hebben. Succes!

Filosofische vragen over Data uit Star Trek

We herbekijken alle afleveringen van Star Trek: TNG.Aangezien ik op dit blog eerder heb bekend een Trekkie te zijn, kan deze biecht er ook nog wel bij: vorig jaar zijn we thuis begonnen met het volledig herbekijken van Star Trek: The Next Generation, dat wil zeggen alle afleveringen van alle zeven seizoenen. Hoe ik mij Star Trek herinner is als volgt: het is vrijdagavond en je komt terug van een vermoeiende naschoolse turnles. Al je spieren doen pijn, maar op een goede manier – precies de goede manier namelijk om zonder enig schuldgevoel in de lengterichting in de zetel weg te zinken en kritiekloos in een televisieserie op te gaan. En niets past beter bij die toestand van totale ontspanning dan de meeslepende sterrentocht van de USS Enterprise. Ik heb er op die leeftijd nooit een seconde aan getwijfeld dat de toekomst precies zo zou zijn: we zouden de ruimte in gaan met zo’n schip en kapitein Picard zou ons veilig tussen alle rotsplaneten, wormgaten en ethische dilemma’s door loodsen.

Ons plan om alles van Star Trek: TNG te (her-)bekijken was dus geboren uit het verlangen te zwelgen in nostalgie. Ik droomde vooraf van marathonsessies van vier afleveringen op een avond, of een half seizoen op een weekend. Behalve dat we daar de tijd niet voor hebben, dook er nog een onverwacht probleempje op: dat eerste seizoen viel me zwaar tegen! Die totaal gedateerde decors zijn wel grappig voor even (en die uit de originele serie evoceren stille wanhoop), maar verder zitten ze alleen maar lelijk in de weg van enige mogelijkheid tot suspension of disbelief. Er waren ook nog niet zoveel personages, dus er gaat naar mijn smaak gewoon te veel tijd naar die irritante commandant Riker.

Heb ik me dan zo vergist, destijds? Laat ik er tot mijn verdediging bij zeggen dat ik dat eerste seizoen nooit op televisie gezien heb en gaandeweg wordt de serie wel degelijk beter. Je ziet dat de makers in de volgende seizoenen meer budget hadden, wat het onder andere mogelijk maakte meer scènes te draaien die zich buiten het schip afspelen, met shuttles enzo. In het tweede seizoen zitten deze memorabele afleveringen:

  • In aflevering 9 (The measure of a man) wordt er een rechtzitting gehouden waarin de rechten van Data, de androïde luitenant van de Enterprise, worden vastgesteld: is hij het bezit van de Federatie of is hij een persoon met zelfbeschikkingsrecht? Kapitein Picard houdt een prachtig betoog vóór de rechten van Data als persoon, dat sterk aan Asimovs robotverhalen refereert. De rechter die uiteindelijk moet oordelen heeft het over “vragen die beter worden overgelaten aan heiligen en filosofen”.
  • Aflevering 12 (The Royale) is vooral memorabel omdat de situatie daarin zo bizar is: Riker, Data en Worf raken opgesloten in een soort intergalactisch casino. Data aan het dobbelspel of de pokertafel (zie ook het filmpje hieronder) is altijd leuk. Als Riker slim denkt op te merken “Maar de kans om een zes te gooien is niet groter dan een zeven” (met twee dobbelstenen uiteraard), merkt Data droogjes op: “Er is een zeker graad van willekeurig geluk mee gemoeid. Ik geloof dat het daarom is dat ze het ‘gokken’ noemen.”

Data pokert als een echte: met een pokerpet.Een ander pluspunt aan het tweede seizoen is dat daarin één van mijn favoriete personages, Guinan (gespeeld door Whoopi Goldberg), haar intrede doet. Met haar komt ook de ontmoetingsplek in beeld waar de bemanningsleden rondhangen als ze niet van dienst zijn. In het eerste seizoen waren er maar drie mogelijkheden om de bemanning te tonen tijdens hun vrije tijd: in hun privévertrekken, op het holodek, of aan de pokertafel.

De pokertafel blijft trouwens een populaire optie in alle seizoenen en gezien mijn fascinatie voor kansrekening biedt dat weer een mooi excuus om over Star Trek te schrijven. Voor de echte fans – van Data, kansrekening en/of Lady Gaga – heb ik nog dit filmpje gevonden op YouTube: fragmenten van aan de pokertafel uit Star Trek: TNG met daaronder het liedje Pokerface van Lady Gaga. De combinatie blijkt wonderwel te werken:

Thuis zijn we intussen voorbij de helft van het derde seizoen geraakt. In aflevering 16 (The offspring) ontwikkelt Data bij wijze van hobbyproject een verbeterde versie van zichzelf: een vrouwelijke androïde, Lal, die beter uitgerust is om menselijke emoties te leren ervaren. Dit roept opnieuw vragen op in de lijn van “The measure of a man“: is Lal een onderzoeksproject en moet Data haar dus overdragen aan de Federatie, of moeten we Lal als zijn dochter beschouwen? Over de filosofische vragen rond Data is er een heel boek geschreven: “Is Data Human? The Metaphysics Of Star Trek” van Rick Hanley uit 1998. Ik heb het boek niet gelezen en ga dat – gezien de lauwe recencies – waarschijnlijk ook niet doen, maar ik word al goedgezind gewoon van de gedachte dat er zo’n boek bestaat.

De laatste aflevering die we bekeken voor ik naar Oxford afreisde was aflevering 20 uit seizoen 3, getiteld “Tin Man“. De blikken man uit de titel refereert natuurlijk aan het personage zonder hart uit de Tovenaar van Oz. Hoewel dit ook naar Data zou kunnen verwijzen (iets dat in een andere aflevering ook gebeurt, als ik het me goed herinner), is ‘Tin man‘ in deze aflevering de naam voor een buitenaards wezen dat veel lijkt op een ruimteschip en dat zich eenzaam voelt na het overlijden van zijn bemanning. Toch draait het stukje van deze aflevering dat ik hier wil bespreken wel weer om Data: om telepatisch met het buitenaardse wezen te communiceren, wordt de Betazoïde Tam Elbrun aan boord gehaald. (Terwijl commandant Deanna Troi enkel van moederszijde Betazoïde is, is Tam Elbrun een volbloed Betazoïde en daarmee sterker telepatisch begaafd.) Wanneer Tam kennis maakt met Data, merkt Tam op dat hij Data’s gedachten niet kan lezen. “Misschien is er niets om te lezen,” suggereert Data dan.

Zou een telepaat de gedachten kunnen lezen van een androïde?Terwijl ik hier in de wekelijkse lezing van “philosophy of mind” (filosofie van de geest) zat, heb ik al meermaals aan die scène teruggedacht. Enerzijds kunnen we ons gemakkelijk voorstellen dat er geest (of bewustzijn, of hoe je het ook noemen wil) zou kunnen zijn in een wereld waar er geen materie is; anderzijds kunnen we ons moeilijk voorstellen dat we tegen de 24ste eeuw (de tijd waarin Star Trek zich afspeelt) een machine kunnen bouwen die zelfbewust zou kunnen zijn. Onze fantasie is dus wel zeer rekbaar, maar op een asymmetrische manier: meer aan de fantasie- dan aan de sciencefiction-kant van de zaak.

Ook bij ethiek blijkt sciencefiction een populair thema. Vorige week gaf Jacob Ross in Oxford een seminarie “Any way you slice it“, waarin hij vijf scenario’s besprak. Het woord ‘sciencefiction’ is daarbij geen enkele keer gevallen, maar de scenario’s gingen wel allemaal over het openknippen en weer aan elkaar plakken van een zekere Clive, waarvan de onderdelen vervolgens tien jaar gefolterd zouden worden… De presentatie was geheel academisch van aard, dus alles werd tot in detail geanalyseerd en dit gebeurde uiteraard met een uitgestreken gezicht. Zo specifieerde de spreker dat de foltering zou gebeuren op een manier waarbij het beter zou zijn dood te zijn dan zoiets te moeten ondergaan – en ja, die aanname was cruciaal voor de rest van zijn analyse. Hij schotelde ons dilemma’s voor tussen situaties waarbij er ofwel één weggeknipte helft wordt vernietigd, terwijl de andere helft met een moleculaire kopie van de ontbrekende helft wordt opgelapt, dan wel waarbij beide helften in leven gehouden worden en er aan beide een nieuwe, complementaire helft wordt gekoppeld.

Dit soort seminaries heeft hetzelfde effect op de verbeelding, als de turnles heeft op de spieren: onze fantasie wordt erdoor gerokken, net zoals goede sciencefiction dat doet. Geen wonder dus dat ik de volgende ochtend pijn had aan mijn verbeelding en niet eens meer kon verzinnen wat ik aan zou moeten trekken. ;-)

Natuurlijk zijn al deze scenario’s puur fictie en enkel bedoeld als slijpsteen voor onze morele intuïties of als een lakmoesproef voor onze ethische theorieën, maar toch dit advies: als je Clive heet, blijf dan uit de buurt van ethici, zeker als ze een zaag in de hand hebben! Het zal maar net de dag zijn dat de vakgroep ethiek heeft besloten dat ze hun theorieën ook experimenteel moeten testen… Rennen, Clive!

Ada Lovelace en sterke moeders

Ada Lovelace was wiskundige en ze ontwikkelde het eerste computerprogramma... in 1843.Gelukkige Ada-Lovelace-dag!

Vandaag, vrijdag 7 oktober, staat in het teken van Ada Lovelace (het moet niet altijd Marie Curie zijn) en met haar alle vrouwen die in STEM-vakgebieden werken. STEM staat voor ‘Science, Technology, Engineering and Mathematics’. In al deze vakgebieden – natuurwetenschappen, technologie, ingenieurswetenschappen en wiskunde – vormen vrouwen tot op heden een minderheid. De website van de Ada-Lovelace-dag roept op om vandaag over wetenschapsvrouwen te bloggen. (De vorige twee jaar werd er al eens zo’n blogdag georganiseerd, maar dan op 24 maart.) Er zijn ook speciale activiteiten in Londen; helaas passeer ik daar pas over twee dagen.

Mijn eigen keuze voor fysica werd sterk gestuurd door mijn voorliefde voor sciencefiction: als tiener was mijn favoriete auteur Isaac Asimov, bekend van de robotverhalen (I, Robot werd ook verfilmd) en de Foundation-reeks. Omdat Asimov ook populair-wetenschappelijk boeken over astrofysica schreef, dacht ik dat hij astrofysicus was. Ik ging fysica studeren omdat ik dan net als Asimov over leuke dingen zou kunnen schrijven. (En toch heb ik na mijn studie nog tien jaar gewacht om met een blog te beginnen – stom!) Vorig jaar pas las ik de biografie van Isaac Asimov. Toen kwam ik erachter dat hij helemaal geen astrofysicus was, maar biochemicus. Dat verzin je toch niet?! Het leven kan raar lopen…

Ik ben altijd graag fysica geweest, al hebben sommige vrouwen minder positieve ervaringen (zie ook deze post). Intussen werk ik aan de faculteit Filosofie, niet meer binnen STEM dus. In de Theoretische Filosofie blijken vrouwen net zo in de minderheid als in STEM – al hebben we in Groningen wel een vrouwelijk departementshoofd.

In juni schreef ik al over de zomerschool die door de European Women in Mathematics georganiseerd werd in Leiden (hier, hier en hier). Ada Lovelace was daar ook al de mascotte. Op één van de sessies over vrouwen in STEM-vakgebieden werd aan de deelnemers gevraagd om onder elkaar te bespreken waarom zij wiskunde (of fysica in mijn geval) waren gaan studeren. In ons groepje zat een Chinese wiskundige. Zij was wiskunde gaan studeren op advies van haar vader. Voor de Duitse wiskundige in ons groepje was wiskunde haar favoriete vak geweest op de middelbare school; ze had er eigenlijk nooit bij stilgestaan dat dit een ongebruikelijke keuze was voor een meisje. Ik deed mijn Asimov-verhaal. Daarna nam de gespreksleidster terug het woord. “Als ik deze vraag stel”, zei ze, “vertellen de meeste mensen iets over gebeurtenissen van tijdens de laatste jaren van de middelbare school. Maar vóór die tijd hebben er al heel wat meisjes beslist dat STEM niets voor hen is.” Ze was dan ook van mening dat onderzoek niet enkel moet focussen op waarom sommige vrouwen wel voor STEM kozen, maar minstens evenveel moet kijken naar waarom zo veel meisjes wiskunde of wetenschap uit hun vakkenpakket schrappen. Zo kwam er een gesprek op gang over stereotypen en vooroordelen.

Uiteindelijk gaat het om diversiteit.Ook mannen kunnen een goed rolmodel zijn voor jonge vrouwelijke wiskundigen, vond een deelneemster op de zomerschool. Dat is natuurlijk zo. Mijn stelling voor de Ada-Lovelace-dag is dat hetzelfde geldt voor sterke vrouwen die zelf niet in STEM werken. Omdat ik het zonder haar niet beseft zou hebben, moet ik beginnen bij het verhaal van Deense wiskunde A., die ook op de zomerschool was.

Op de suggestie om ook naar zeer vroege invloeden te kijken, reageerde A. als volgt. “Ik heb me helemaal nooit aan vrouwelijke wiskundigen of wetenschappers gespiegeld. Er waren zo geen rolmodellen in mijn leven. Maar door er nu over na te denken, viel opeens het kwartje: mijn moeder stond thuis aan het hoofd van een boerderij. Dat was heel ongebruikelijk; alle andere boerderijen in de omtrek werden door de man van het gezin gerund, maar mijn vader ging gewoon naar kantoor. Ik had dus wel een sterk vrouwelijk rolmodel in mijn leven: mijn moeder. En al was zij helemaal niet geïnteresseerd in wiskunde, zij heeft me getoond dat je als vrouw eender welk beroep kunt doen. Wat gek dat ik dat nu pas besef.”

Bij mij viel het kwartje nog iets later: pas toen A. dit vertelde, besefte ik dat ik een soortgelijke situatie zat. Heeft mijn moeder me niet altijd verteld dat ze als enige vrouw op de bus naar de Ford-fabriek zat? Dat ze er ook bandleidster was? Toch niet slecht voor een ongeschoolde arbeidster… Als ze me iets heeft getoond, is het dus wel dat je als vrouw eender in welke sector kunt gaan werken en er de broek kunt dragen (ook letterlijk trouwens). Mijn moeder heeft niet mogen studeren. Als ze dat wel had gemogen, was ze verpleegster of stewardess willen worden, zegt ze. Typisch zachte beroepen uit overwegend vrouwelijke sectoren dus. Maar je studiekeuze hangt ook af van je voorkennis. Toen ik dertien was – de leeftijd waarop mijn moeder uit moest gaan werken – wist ik nog niet eens wat fysica was, laat staan dat ik het had willen gaan studeren. Mijn moeder is ongeschoold, ze heeft dus zelfs geen snit-en-naad gehad, maar toch heeft ze zichzelf geleerd om patronen te tekenen. Ze kan van helemaal niets iets maken. Is dat niet wat ingenieurs ook doen? Ze kan een ingewikkeld haakwerk reverse engineeren en het dus zonder patroon namaken (en ondertussen zelfs een beetje verbeteren). Is het herkennen van patronen niet iets wat typisch met wiskunde en wetenschappen wordt geassocieerd? Waarom heet het techniek als het met kabeltjes of bouten is, maar huisvlijt als het met stof en draad is?

Ik weet het best: mijn moeder zal lachen als ze dit leest. “Het is toch maar een handwerkje, wat jij doet is toch iets helemaal anders?” zal ze zeggen. Vergelijken is sowieso niet fair, want ik ben wél naar school mogen gaan en daarna naar de universiteit. Ik ben mijn ouders hier heel dankbaar voor. Ook mijn vader wist wat het was om wel te willen maar niet te mogen verder studeren. Zijn vader stierf en in een gezin van zes kinderen betekent dat: gaan werken of verhongeren. Hij heeft nog wel een diploma als elektricien kunnen behalen bij het leger, maar aan de universiteit studeren zat er financieel niet meer in.

Hoe zat het met de moeder van Ada Lovelace? Ook zij was een sterke vrouw. Annabella Milbanke (en later barones Wentworth) heette ze en ze verliet haar man, de dichter Lord Byron, om alleen voor Ada te zorgen vanaf dat het meisje één maand oud was. Ada’s moeder wou te allen prijze verhinderen dat het meisje dezelfde weg op zou gaan als haar waanzinnige (volgens Annabella) vader. Geen poëzie dus voor Ada, maar een stevige opleiding in de wiskunde.

In die zin was ik beter af dan Ada: ik mocht studeren wat ik maar wou; er was thuis geen specifiek vooroordeel voor of tegen STEM-vakken. Poëzie of fysica? Dat mocht ik volledig zelf kiezen. Het geldt voor alle keuzes en voor alle minderheden: gewoon zelf mogen kiezen is het allerbeste. Maar om te kunnen kiezen moet je wel kansen krijgen. Omdat ik vind dat elk kind naar school moet kunnen gaan, stel ik voor om deze Ada-Lovelace-dag te vieren met een storting voor Unicef (ze hebben diverse projecten rond onderwijs en gender-evenwicht).

[De citaten in dit stukje zijn met een korrel zout te nemen: de zomerschool is al een tijdje geleden en de voertaal was er Engels. De kans dat de deelnemers dit letterlijk zo hebben gezegd is dus exact nul. Ook is autobiografische informatie notoir onbetrouwbaar; ik kan alleen maar schrijven wat ik denk te weten.]