Tag Archief: informatica

Vergadertechnieken van de toekomst (anno 2007)

Als ik ooit nostalgisch zou durven worden, dan is er een simple remedie: laat me terugkijken naar dit tenenkrullende fragment “reality TV” (uiteraard volledig gescript). Hierin mocht ik kotgenote Eva rondleiden in een onderzoeksinstituut op het Wetenschapspark. Niet in het Instituut voor MateriaalOnderzoek, waar ik doctoreerde (want daar hadden ze al met een andere student gefilmd), maar wel bij de collega’s aan de overkant: in het Expertisecentrum Digitale Media, waar ik voordien zelf ook nog nooit binnen was geweest.

Filmopnames in een lift, het is niet gemakkelijk. En die “vergadertechnieken van de toekomst” waren zelfs in 2007 al niet om over naar huis te schrijven.

Vroeger was zelfs de toekomst niet beter.

Over nepartikels en nepconferenties

Prietpraat.Sinds de Sokal-affaire is het alom bekend dat niet alle academische tijdschriften even hoge standaarden hebben om iets te publiceren. In de meeste vaktijdschriften is er peer review, waarbij één of meerdere collega’s uit hetzelfde vakgebied een inzending beoordelen. Dit systeem is uiteraard niet waterdicht, want mensen kunnen zich vergissen. Aan de hand van ogenschijnlijk zorgvuldig gepresenteerde resultaten is het bijvoorbeeld niet altijd mogelijk om te zien of het experiment zelf even zorgvuldig is uitgevoerd.

Toch zou je verwachten dat regelrechte onzin direct door de mand valt bij een aandachtige lezing door minstens één buitenstaander. Wanneer ik zelf als referent optreedt, ben ik altijd uren bezig – zelfs als het een vrij kort artikel is; vaak laat ik het daarna nog even bezinken om er in de volgende dagen een rapport over te schrijven. Daarom blijft het me verbazen dat er geregeld nepartikels door de mazen van dit controlenet glippen.

Vorig jaar had iemand opzettelijk onzinartikels ingestuurd naar open access tijdschriften om te kijken wat er zou gebeuren en hij kreeg daarbij verrassend vaak groen licht. Zijn studie werd toen bekritiseerd omdat hij enkel open access tijdschriften viseerde, terwijl er weinig reden is om te geloven dat het controlesysteem bij betalende tijdschriften wel altijd goed zou werken.

Op de website van Nature wordt er nu inderdaad gewag gemaakt van computer-gegenereerde nepartikels die verschenen zijn in betalende tijdschriften (van twee grote wetenschappelijke uitgevers). Het gaat om meer dan honderdtwintig artikels over computerwetenschappen die in conferentie-bijdragen zijn verschenen tussen 2008 en 2013. (Dit bericht op de Eos-website vat het nieuws in het Nederlands samen.)

Het is nog onduidelijk wie er achter de inzending van de huidige nepartikels zit. (Er staan natuurlijk namen vermeld op de artikels, maar het is nog de vraag of deze aan bestaande onderzoekers toebehoren en zo ja, of de mensen in kwestie al dan niet op de hoogte zijn van ‘hun’ inzending.) Het is dus ook nog niet geweten wat de motieven waren van de inzender(s).

Zelf denk ik dat het om fictieve inzendingen van grotendeels fictieve conferenties zou kunnen gaan. Ik heb hier vandaag iets over geschreven op NewAPPS (een Engelstalige groepsblog die vooral gelezen wordt door filosofen).

In mijn Engelstalige blogstukje staan er meer details, dus kopieer ik dat hieronder (na de vouw).
(meer…)

Doe mij maar een busseltje nanoseconden

Het is beslist: als ik 79 mag worden, dan wil ik zijn zoals (wijlen) Grace Hopper! Dan haal ik ook een busseltje nanoseconden uit mijn handtas en na de reclame nog een zakje picoseconden erbij.

Het filmpje hieronder is een interview dat ze gaf in 1986 bij David Letterman, kort nadat ze door de marine op rust gesteld werd (via). Ze was toen 79 jaar, maar begon nog een nieuwe carrière bij een privé-bedrijf. Ze overleed in 1992.

(Ja, Grace Hopper had ook iets te maken met de eerste computer bug.)

Over alfa en bèta: zonder kloof geen brug

Dit uiltje staat niet enkel symbool voor de wijsheid, maar is ook heel schattig.Eind januari kreeg ik, net als een 300-tal andere geesteswetenschappers in Nederland, een e-mail met daarin drie vragen van De Groene Amsterdammer. De meeste geadresseerden zijn hoogleraar aan een Nederlandse universiteit, maar vanwege mijn Veni-beurs mocht ik als postdoc ook meedoen. Ik beantwoordde de vragen, net als 102 anderen, en al deze reacties staan nu online. Verder is het papieren nummer 44 van De Groene gewijd aan “de springlevende geesteswetenschap”. Uit alle antwoorden destilleerden de journalisten tien ‘revoluties’ – al lijken het mij eerder rustige ontwikkelingen dan turbulente omwentelingen.

Mijn bijdrage kreeg van een journalist de titel “Leren omgaan met interdisciplinariteit” mee. (Mijn drie antwoorden kun je dus daar gaan lezen, maar ze staan ook in dit bericht, na de vouw.)

Zoals trouwe bloglezers weten, heb ik een achtergrond in de exacte (of bèta-) wetenschappen, maar werk ik in de wijsbegeerte, een vakgebied dat tot de geestes- (of alfa-) wetenschappen behoort. Blijkbaar zit ik goed met deze combinatie, want “Alfa en bèta worden één” is één van de tien trends (gemeld door 29 op 103). Helemaal nieuw is dit idee trouwens niet: in 2008 berichtte de New York Times al over de “New humanities“, een project waarbij studenten menswetenschappen ook onderwezen worden in wiskunde, informatica en natuurwetenschappen. Vanwege mijn werk aan computermodellen voor kentheoretische vraagstukken ben ik ook helemaal mee met een andere tendens: “Digital humanities” (gemeld door 44 op 103).

De grootste ontwikkeling is overigens “Samenwerken binnen de geesteswetenschappen” (gemeld door 57 op 103), dus ik ben duidelijk niet de enige die van vakoverschrijdend onderzoek houdt. Mooi, want dat betekent dat er nog heel wat mensen zijn met wie ik zou kunnen samenwerken!

Onze vakgroepvoorzitter van Theoretische Filosofie in Groningen, Jan-Willem Romeijn, schreef over “De ideeënmotor van de wetenschap“. Jan-Willem geeft twee trends aan:

“het succesvolle gebruik van wiskundige en computationele modellen, en de steeds concretere toenadering tussen de geesteswetenschap en andere wetenschappen”.

Daarmee zitten we dus helemaal op dezelfde golflengte.

Alles is peis en vree. Of toch niet?

Er is wel degelijk weerwerk: René Boomkens is hoogleraar cultuurfilosofie in Groningen (althans, nu wel nog, want hij stapt in december over naar Universiteit van Amsterdam). René schrijft in zijn bijdrage, “De spagaat van de filosofie“:

“De geesteswetenschappen zullen niet worden weggevaagd. Ze zullen heel langzaam uitdoven. Dat proces is al jaren gaande. Wij geesteswetenschappers werken daar bewust of onbewust ook aan mee. We passen ons aan aan de nieuwe regels en voorschriften, die stuk voor stuk zeggen: wees geen geesteswetenschapper, maar gedraag je net zoals je natuurwetenschappelijke collega’s. Zo was het altijd al, maar nu is het officieel. Geesteswetenschappers mogen blijven bestaan, maar alleen als ze zich niet als geesteswetenschappers gedragen. Taalwetenschapper? Word neuroloog! Psycholoog? Word neuroloog! Ethicus? Word bioloog! Kunsthistoricus? Neem ontslag!”

Wetenschap zonder filosofie is een zombie zonder ziel.Deze grimmige visie bezorgt me kippenvel: ik heb heel mijn leven (of toch sinds ik kan lezen) van wetenschap én van filosofie gehouden. Filosofie zonder wetenschap heeft geen ogen en geen handen, maar wetenschap zonder filosofie heeft geen ziel. Een zombie – heel toepasselijk op Halloween.

Ik ben het met Boomkens eens dat alfawetenschappers een eigen functie te vervullen hebben en dat het een enorme verarming zou zijn als dit verloren zou gaan. Deze bezorgdheid staat niet in contrast met mijn enthousiasme voor interdisciplinair onderzoek, integendeel zelfs: gezamenlijk onderzoek met niet-vakgenoten is alleen maar interessant als alle partijen inderdaad een eigen vak beheersen. Als alle alfa’s halve (of hele) bèta’s worden, is er niemand meer om de bèta’s terug te fluiten als die weer eens vergeten dat wat ze door hun wiskundige bril zien niet noodzakelijk de wereld zelf is.

Mijn laatste paragraaf begint met de zin:

“Soms is er een kloof tussen wat we kunnen meten en wat we willen weten.”

Schrap ‘soms’ en lees: “Er is een kloof tussen wat we kunnen meten en wat we willen weten.” Dit is de fameuze kloof tussen alfa en bèta, maar liever een kloof tussen “The Two Cultures” dan een vlakke monocultuur. Want over een kloof kun je bruggen bouwen, of een spannende kabelbaan. Liever hoogtevrees dan als een zombie het monotone pad bewandelen over de kale vlakte, nergens heen.

Zonder de kloof was er ook geen behoefte aan deze brug.

Zonder de kloof was er ook geen behoefte aan deze brug. (Bron afbeelding: Navajo Bridge over de Colorado River.)

Hierbij een oproep:

Laten we de aanstaande eenmaking van alfa en bèta verijdelen. Snel, nu het nog kan!
(meer…)

Gelukkige Ada-Lovelace-Dag 2013!

Ada Lovelace was wiskundige en ze ontwikkelde het eerste computerprogramma... in 1843.Ik wens jullie allemaal een gelukkige Ada-Lovelace-Dag!

De twee voorbije jaren schreef ik ook een blogbericht voor deze gelegenheid:

Het stukje van vorig jaar kreeg na twee maanden plots veel bezoekers. Eerst wist ik niet wat er aan de hand was, maar toen bleek dat het 10 december was (de geboortedag van Ada Lovelace), dat Google daar een doodle aan had gewijd en dat mijn bericht voor de Nederlandstalige bezoekers op de eerste resultatenpagina verscheen. Toch even schrikken, zoveel volk hier ineens!

In een recent artikel in New York Times Magazine, met als titel “Why are there still so few women in science?” (“Waarom zijn er nog steeds zo weinig vrouwen in de wetenschap?”), schreef Eileen Pollack:

As so many studies have demonstrated, success in math and the hard sciences, far from being a matter of gender, is almost entirely dependent on culture — a culture that teaches girls math isn’t cool and no one will date them if they excel in physics; a culture in which professors rarely encourage their female students to continue on for advanced degrees; a culture in which success in graduate school is a matter of isolation, competition and ridiculously long hours in the lab; a culture in which female scientists are hired less frequently than men, earn less money and are allotted fewer resources.”

Vertaling: “Zoals zo vele studies hebben aangetoond, is succes in wiskunde en de harde wetenschappen, verre van een kwestie van gender, bijna volledig afhankelijk van de cultuur – een cultuur die meisjes leert dat wiskunde niet cool is en dat niemand met hen uit zal willen als ze uitblinken in fysica; een cultuur waarin professoren hun vrouwelijke studenten zelden aanmoedigen om door te gaan voor voortgezette diploma’s: een cultuur waarin het succes in de doctoraatsopleiding een kwestie is van isolatie, concurrentie en belachelijk lange uren in het labo; een cultuur waarin vrouwelijke wetenschappers minder vaak worden aangesteld dan mannen, minder geld verdienen en minder middelen toegewezen krijgen.”

15 oktober 2013 is Ada-Lovelace-dag.

15 oktober 2013 is Ada-Lovelace-dag

Als ik in de loop van de dag nog gerelateerde dingen zie, zal ik een aanvulling posten. Tips hiervoor zijn uiteraard welkom in de commentaren!

Aanvullingen (15 oktober 2013):

(1) De Petrie-multiplicator

Een eenvoudig wiskundig model toont aan dat de hoeveelheid seksisme die een vrouw te verwerken krijgt, in situaties waarin vrouwen in de minderheid zijn, schaalt als het kwadraat van de man-vrouw-verhouding. Dit heet de Petrie-multiplicator en is genoemd naar de computerwetenschapper Karen Petrie, die het model bedacht. (Ha, ze leerde programmeren met een Commodore 64, net als ik!)

Het model zelf is trouwens niet seksistisch, want het gaat ervan uit dat mannen en vrouwen even vaak seksistische opmerkingen maken. Desondanks krijgen de leden van de minderheidsgroep het vaakst vervelende opmerkingen te horen, omdat er enerzijds meer mensen zijn die de opmerkingen kunnen maken en anderzijds minder mensen aan wie ze gericht kunnen zijn. Dit effect is niet gewoon dubbel, maar kwadratisch. Het effect is van toepassing op vrouwen op wetenschappelijke congressen, maar net zo goed op mannen die verpleger zijn.

Het is niet omdat dit model voorspelt dat minderheden het extra moeilijk zullen hebben, dat er reden is tot pessimisme. Dit model heeft parameters en die kunnen we zelf beïnvloeden:

  • voor mensen in de meerderheid: extra lief zijn voor minderheden, want er zijn al genoeg anderen die het hen moeilijk maken;
  • voor mensen in de minderheid: olifantenhuid kweken en vrolijk doorwerken, want als jij weggaat raakt de verhouding nog meer uit balans.

(2) Top-10 van wetenschappers

Er zijn heel veel goede wetenschappers en daar zitten uiteraard ook vrouwen tussen. Doctoraatsstudente Suzi Gage geeft haar persoonlijke top-10 van vrouwelijke wetenschappers.

(3) Interview met Ada Lovelace

Het is al van vorig jaar, maar het is origineel gedaan: een “interview” met Ada Lovelace. Dit interview heeft uiteraard nooit plaatsgevonden, maar de antwoorden zijn wel zinnen van Lovelace zelf, bijeengeplukt uit haar brieven en andere teksten.

Aanvulling (17 oktober 2013):

Ik kreeg een bericht van Catherine Lenoble: voor het eerst wordt er ook in België een Wiki-edit-a-thon georganiseerd en dit op op 22 oktober 2013 . De bedoeling is om de Wikipedia-pagina’s van vrouwelijke wetenschappers aan te vullen. Je kunt mee gaan doen in Brussel of van thuis uit meewerken: zie de meetup pagina op Wikipedia. (De organisatoren spreken Frans, maar uiteraard mag je ook aan Nederlands- of Engelstalige pagina’s werken.)

Als je wil meedoen, dan graag een mailtje richting Catherine Lenoble (catherinelenoble [at] gmail [dot] org).

Gelukkige Ada-Lovelace-dag!

Ada Lovelace.Vandaag staat in het teken van Ada Lovelace en met haar alle vrouwen in de technologie. In de eerste plaats zijn dit informatici en ingenieurs, maar bij uitbreiding is dit ook de feestdag voor vrouwen in exacte vakken: wiskundigen en natuurwetenschappers.

Ada Lovelace werd geboren in 1815. Ze was de dochter van Lord Byron, die echter haar moeder verliet kort na Ada’s geboorte. Ada kreeg privéonderricht en haar moeder zorgde ervoor dat haar leraren haar vooral onderwezen in wiskunde en natuurwetenschappen. Op deze manier hoopte ze te voorkomen dat Ada, net als haar vader, dichter werd.

Eén van haar docenten was Mary Sommerville, met wie ze een sterke band opbouwde. Mary moedigde Ada aan om wiskunde te studeren en stelde haar in 1833 voor aan Charles Babbage, die in die tijd een analytische machine ontwikkelde, de voorloper van de moderne computer. Ada ging met hem samenwerken en in 1843 noemde hij haar “The Enchantress of Numbers (“de tovenares van getallen”). Vaak wordt gezegd dat zij het allereerste computerprogramma schreef, al is de machine waarop dit programma zou kunnen draaien niet gerealiseerd. Bekijk hier een TED-praatje over de machine van Babbage en de rol die Lovelace erbij speelde.

Rond 1980 werd de programmeertaal ADA naar haar vernoemd. Dit heeft er vermoedelijk sterk toe bijgedragen dat Ada Lovelace geleidelijk aan een bekend symbool is geworden voor vrouwelijke informatici en wiskundigen. De historische Ada vormde ook de inspiratie voor 2D Goggles, de webcomic van Sydney Padua waarin Ada Lovelace wordt voorgesteld als een steam-punk-heldin: lees zeker de biografische introductie. Intussen is ze bekend genoeg om te bestaan als Lego-versie en als kostuum voor Little Big Planet.

(Het portret toont Ada in 1838.)

16 oktober 2012 is Ada-Lovelace-dag.

16 oktober 2012 is Ada-Lovelace-dag

Meedoen aan de Ada-Lovelace-dag is eenvoudig: praat vandaag over vrouwen in exacte vakken! Als je een blog hebt, kun je bijdragen door een bericht te posten over zo’n rolmodel en je blogpost dan aan te melden bij “Finding Ada” (hier registreren). Tweeten mag ook; gebruik dan hashtag #ALD12. Verder kun je meedoen aan een Wikithon (via), waarbij het de bedoeling is om nieuwe pagina’s aan te maken over belangrijke vrouwen uit de wetenschapsgeschiedenis en bestaande pagina’s te verbeteren. Als iemand zich geroepen voelt, maar geen inspiratie heeft, dan hierbij een suggestie: Mary Somerville heeft nog geen Nederlandstalige Wikipedia-pagina.

De Ada-Lovelace-dag werd voor het eerst gevierd in 2009. We zijn dus al aan de vierde jaargang toe, maar de dag heeft (nog) geen vaste datum. Initiatiefneemster Suw Charman-Anderson haalde haar inspiratie voor deze dag uit een onderzoek van psychologe Penelope Lockwood uit 2006 (bron): zij toonde aan dat vrouwen meer nood hebben aan vrouwelijke rolmodellen dan mannen nood hebben aan mannelijke rolmodellen. Vorig jaar werd de dag gehouden op 7 oktober en toen schreef ik over hoe moeders, die zelf niet in de wetenschappen werken, een rolmodel kunnen zijn voor hun dochters die wel deze weg kiezen.

Wie heeft die lippenstift in mijn wetenschap gezet?Uiteraard is het nefast om vrouwelijke wetenschappers als een soort laboratoriumprinsessen te profileren (link). Het was in juni van dit jaar dan ook behoorlijk schrikken toen de Europese Commissie de lanceringsvideo voor haar campagne “Science: It’s a Girl Thing!” op de wereld losliet. De videoclip was bedoeld om meisjes warm te maken om wetenschappen te gaan studeren, maar sloeg de plank volledig mis en werd op unaniem boe-geroep onthaald bij vrouwelijke wetenschapsbloggers. Enkele reacties:

  • Martha Gill: “This kind of campaign insults women who are interested in science already and can more than hold their own with the boys.” (“Dit soort campagnes beledigt vrouwen die al geïnteresseerd zijn in wetenschappen en die zichzelf meer dan staande kunnen houden tussen de jongens.”)
  • Olivia Solon: “Who put this lipstick in my science?” (“Wie heeft die lippenstift in mijn wetenschap gezet?” Dit is een verwijzing naar het logo van de campagne, waarbij een lippenstift de letter i vervangt in het woord science, dat trouwens ook met lippenstift geschreven staat.)
  • Anna Leach: “Sigh. This is kind of like putting a croissant next to a circuit board in an attempt to get more French people into electrical engineering.” (“Zucht. Dit is als een croissant naast een printplaat leggen met als doel meer Fransen geïnteresseerd te krijgen in elektrotechniek.”)
  • Maryn McKenna verzamelde scherpe Twitter-reacties.
Marie Curie ontdekte radium in haar handtas toen ze naar lippenstift zocht.

Marie Curie ontdekte radium in haar handtas toen ze naar lippenstift zocht. (Bron afbeelding.)

De gewraakte clip werd snel offline gehaald (al is hij op YouTube nog te bekijken, als je écht zou willen) en vervangen door een veel betere reeks video’s. Door telkens een levensechte onderzoeker centraal te stellen, in plaats van een (slechte) muziekvideo te immiteren, krijg je automatisch meer nuance. Dit soort video’s geeft niet alleen een goed beeld van vrouwelijke wetenschappers, maar van de veelzijdigheid van een wetenschappelijke carrière tout court. In het voorbeeld uit de reeks dat ik hieronder heb ingevoegd, vertelt Joanna Zmurko over haar doctoraatsonderzoek in de virologie. We zien dat deze Poolse doctoraatsstudente tijdens de opnames aan de KU Leuven was voor haar onderzoek, wat ook meteen duidelijk maakt dat wetenschap een internationale onderneming is.

Vrouwen en technologie is op meer vlakken een moeilijke combinatie, niet enkel op het vlak van carrièrekeuze. Veel bedrijven volgen de “pink it, shrink it“-strategie, zegt Belinda Parmar: ze menen dat ze hun technologische snufjes enkel aan de vrouw kunnen brengen in de vorm van een speciale versie die roze is en iets kleiner.

Pink it, shrink it.

“Pink it, shrink it”: illustratie van Belinda Parmar. (Bron afbeelding.)

Ik heb weinig sympathie voor roze in het algemeen en evenmin voor roze speelgoed voor meisjes. We kunnen echter niet alles ineens veranderen. Daarom toch een bonuspunt voor deze zelfverklaarde “Zweedse geek” die een Ada-rugzak voorstelt. In het roze, dat wel, maar dat is voorlopig de enige manier om ongemerkt in de speelgoedwinkel tussen de concurrerende rolmodellen te staan.

Ada-rugzak.

Betere rolmodellen voor meisjes. (Bron afbeelding.)

Wetenschappen en technologie hebben een onvrouwelijk imago, hetgeen deze studiekeuzes minder aantrekkelijk maakt voor meisjes. Dit is dubbel jammer, want enerzijds lopen sommige vrouwen hierdoor hun droombaan mis (wat jammer is voor deze individuen) en anderzijds blijft er zo veel potentieel onderzoekstalent onbenut (wat jammer is voor de maatschappij als geheel). Het is dan ook begrijpelijk dat bijvoorbeeld de Europese Commissie hier iets aan wil doen, maar het is onmogelijk om het over “vrouwen in de wetenschappen” te hebben zonder in stereotypen te vervallen, want dit is precies een stereotype! De enige uitweg is om het niet over deze groep in het algemeen te hebben, maar juist individuele verhalen te brengen van vrouwen uit deze diverse groep. De Europese Commissie heeft dit intussen ingezien met haar video’s en ook de Ada-Lovelace-dag volgt dit formaat.

Toch blijft het een moeilijke evenwichtsoefening: volgens dit onderzoek van Diana Betz en Denise Sekaquaptewa kan het aanbieden van succesvolle vrouwelijke rolmodellen voor wetenschappelijke vakken juist demotiverend werken, vooral bij jonge meisjes! Maar wetenschap ‘opleuken’ met roze lippenstift werkt in elk geval niet en ziet er alleen maar potsierlijk uit.

Er zijn verhoudingsgewijs weinig vrouwen in de wiskunde.

Probleem: er zijn verhoudingsgewijs weinig vrouwen in de wiskunde. Verstandige oplossing: “Kunnen we het stigma van wiskunde als onvrouwelijk proberen opheffen?” Gebruikelijk idee: “Kunnen we wiskunde ROZE maken?” (Cartoon van Saturday Morning Breakfast Cereal.)

Aanvulling (16 oktober 2012):

Ook bij Wetenschap 101 verscheen er een filmpje naar aanleiding van deze Ada-Lovelace-dag.

Ontwerp digitaal je eigen kaartjes in 9 stappen

Hulplijnen bij het ontwerpen van kaartjes om digitaal te laten drukken.Deze week heb ik een paar druktermen bijgeleerd, zoals ‘afloop’ en ‘rillijn’. Dit kwam doordat ik zelf kaartjes wou ontwerpen. Er zijn vast webwinkels waar je dit online kunt doen, maar ik wou zelf een pdf maken waarmee ik naar de kopieerwinkel of drukkerij kon stappen. Ik heb namelijk graag een proefdruk om de kleuren te kunnen beoordelen vóór ik een hele oplage bestel. Verder is het natuurlijk ook sneller en goedkoper als je het zelf kunt gaan ophalen. Ik vond wel veel info op internet, maar het stond nergens mooi bij elkaar op een manier die duidelijk is voor grafische amateurs zoals ik. Daarom deze blogpost over mijn leerproces, met een heus 9-stappenplan voor het maken van een digitaal bestand voor kaartjes. :-)

Natuurlijk heb ik al wel vaker documenten laten afdrukken bij een digitale drukker. Je stuurt een pdf op per e-mail en gaat het drukwerk ophalen: makkelijk zat. Als onderzoeker liet ik posters voor conferenties drukken op diverse formaten en er rolden twee proefschriften van de band. Het binnenwerk van de doctoraatsboekjes maakte ik de eerste keer in Word en de tweede keer in LaTeX. (Mijn voorkeur voor grote bestanden gaat intussen weliswaar uit naar LaTeX, maar als je de moeite doet om een aantal kneepjes te leren – zoals het werken met gekoppelde bestanden – kun je aan Word ook een krachtige bondgenoot hebben.) Voor het maken van de posters en de kaft van de doctoraatsboekjes gebruikte ik een combinatie van een tekenprogramma (zoals Paint Shop Pro, Paint.NET, of Gimp) en Powerpoint, waarvan ik dan een pdf maakte om naar de drukker te sturen.

Bij het maken van de kaft moest ik voor het eerst een beetje rekenen: de afmetingen van voor- en achterzijde stond vast (gelijk aan de pagina’s van het binnenwerk), maar de rugdikte moest ik berekenen aan de hand van het aantal pagina’s en de opdikking van het gebruikte papier. Verder moest ik het document aanleveren met afloop of overvulling (in het Engels: ‘bleed allowance‘). Bij het snijden wordt er een heel pak in eens gesneden en dan kunnen de vellen een beetje verschuiven. Hierdoor is het aan te raden de achtergrondkleur van de kaft aan alle kanten een beetje te ver te laten doorlopen (minstens 2 mm aan elke kant): dit is de afloop. Je kunt in deze marge dan ook de snijlijnen aangeven. Verder is het ook het beste om een beetje speling te laten rond de tekst op de rug – anders kan het gebeuren dat die eerder op de vouw dan op de rug terecht komt.

Deze keer wou ik dus een kaartje ontwerpen op A5-formaat. Drukkers vertrekken het liefst van een afdruk op grotere vellen, die ze dan snijden. Er passen exact vier vellen A5 in één vel A3. Eerst dacht ik dat dit betekende dat ik de afloop binnen mijn A5-formaat moest verrekenen, met mogelijk een kleiner kaartje als gevolg. Toch vermoedde ik dat dit niet kon kloppen: er is zoveel drukwerk dat exact op A4-, A5-, of A6-formaat (d.w.z. volgens de ISO 216 norm) wordt afgeleverd en dit wordt vermoedelijk ook allemaal met meerdere exemplaren per vel gedrukt en dan gesneden. Het antwoord op dit raadsel? Wel, het papier waarop gedrukt wordt blijkt iets groter te zijn dan A3 (29,7 cm bij 42,0 cm): drukkerijen beschikken namelijk over SRA3, dat 32,0 cm bij 45,0 cm groot is (volgens de ISO 217 norm). Dit betekent dus dat de vellen méér dan groot genoeg zijn om vier kaartjes op A5-formaat over te houden en toch afloop te hebben rondom elk kaartje.

[important]Als je ook een ontwerp wil maken voor visitekaartjes, uitnodigingen, menu’s, of dergelijke en al enige handigheid hebt met Powerpoint (of Word, of hun tegenhangers in OpenOffice), dan kun je te werk gaan volgens mijn 9-stappenplan. :-) Meer uitleg bij de stappen staat telkens onder de bijhorende figuur.[/important]

Ontwerp van A5-kaartjes op SRA3-formaat.

Het ontwerp van A5-kaartjes op SRA3-formaat. Stap 1 tot 3: van blanco blad tot stramien met afloop. (Dit is een fictief voorbeeld waarbij ik de breedte van de marges wat overdreven heb om ze duidelijker zichtbaar te maken.)

  1. Maak een nieuw document aan in het gekozen programma voor desktoppublishing. Begin met het aanpassen van de paginagrootte naar 32,0 cm bij 45,0 cm. (In Powerpoint kan dit onder het menu Design en dan Page Setup.)
    Voor een mooi resultaat is het belangrijk dat je aan het einde (in stap 8) een pdf met voldoende resolutie hebt. Sommige programma’s geven je echter geen controle over het aantal dpi waarmee de pdf wordt aangemaakt. Om dit probleem te omzeilen, kun je met opzet van een te grote pagina vertrekken en dan duidelijk aan de drukker zeggen dat je het op kleiner formaat wil laten afdrukken. Je moet er in elk geval voor zorgen dat de je de gewenste verhouding tussen lengte en breedte van de pagina respecteert (bijvoorbeeld SRA0 als je SRA3 nodig hebt, dit heeft dezelfde verhouding).
  2. Maak je stramien: dit zijn hulplijnen (hierboven in het blauw) waarmee je de afzonderlijke kaartjes aanduidt binnen het grote vel. Om deze exact te kunnen positioneren, reken je eerst uit waar ze moeten komen; hou daarbij rekening met de gewenste afmetingen van de kaartjes en de ruimte voor de afloop rond en tussen de kaartjes. Het is verstandig om op voorhand bij de drukker te informeren hoeveel afloop ze graag willen, maar 2 à 3 mm rondom lijkt standaard. (In Powerpoint geef je deze positie in door eerst voorlopig een lijn te tekenen, deze te selecteren en in het Format menu op het uitklapmenu naast Size te klikken. Bij Size kun je dan de lengte en bij Position de positie van de lijn ten opzichte van de linkerbovenhoek tot op de tiende millimeter nauwkeurig ingeven.)
  3. Je kunt nog extra hulplijnen trekken om de minimale breedte van de afloop aan te duiden (hierboven in het grijs). Dit is niet echt nodig als je ontwerp een egale achtergrondkleur heeft: dan vul je gewoon heel de pagina met deze kleur en is er dus zeker voldoende afloop.
Ontwerp van A5-kaartjes op SRA3-formaat.

Stap 4 tot 6: het ontwerp van één kaartje binnen het stramien. (Hierin zit ook het leuke, creatieve deel van het eigenlijke ontwerpen zelf, maar daar gaat dit stappenplan niet over. Sorry!)

  1. Nu zoomen we in op het ontwerp van één kaartje, dus binnen één vakje van het stramien. Eventueel maak je hiervoor een apart bestand aan dat maar zo groot is als één kaartje met afloop.
    Je kunt het beste nog een paar hulplijnen tekenen om aan te geven tot waar de tekst mag komen (hierboven in het rood). De reden voor deze veiligheidsmarge is dezelfde als voor de afloop: er kan altijd een kleine afwijking optreden bij het snijden en dan wil je natuurlijk niet dat de eerste of laatste letters worden afgekapt…
  2. Zorg dat de kleuren van de achtergrond doorlopen in de marges (d.w.z. minstens tot aan de grijze aflooplijn).
  3. Zorg dat de tekst (of andere belangrijke visuele informatie) nergens te dicht op de rand komt (d.w.z. binnen de rode lijnen blijft).
Ontwerp van A5-kaartjes op SRA3-formaat.

Stap 7 tot 9: van digitaal bestand tot gedrukt eindresultaat.

  1. Als je ontwerp van één kaartje klaar is, kopieer dan alle onderdelen hiervan in één vakje van het stramien. Groepeer alle onderdelen van het ontwerp in het eerste vakje (en de rode rand errond), kopieer deze en plak in alle vakjes van het stramien.
  2. Gebruik de positie van de (blauwe) hulplijnen van het stramien om, enkel in de marges, de veel kortere snijtekens aan te duiden (in het Engels: ‘crop marks‘). Zorg ervoor dat de snijtekens niet tot tegen (of voorbij) je eigenlijke kaartje komen. (Dus niet tot aan de blauwe lijn; tot aan de (grijze) aflooplijn is genoeg.)
    Je kunt eventueel ook stippellijnen gebruiken om vouwlijnen aan te duiden (hierboven niet van toepassing). Drukkers spreken van een rillijn: bij dikker papier moeten ze de positie van een vouw eerst rillen (eigenlijk kneuzen), zodat het papier daar beter plooibaar wordt.
    Wis dan de hulplijnen van het stramien, of verander hun kleur in de kleur van de achtergrond, of verplaats ze naar de achtergrond. Zorg er in elk geval voor dat je ontwerp niet meer omrand is door zichtbare stramienlijnen, want dit komt zelden mooi uit bij het snijden!
    Exporteer het bestand als een pdf (met voldoende resolutie, als je deze optie kunt aanpassen). Dit ontwerp kun je dan naar de drukker sturen met de nodige informatie erbij over de lijntjes in de marges.
  3. Dit is het beoogde eindresultaat na drukken en snijden: enkel de stukken binnen de zwarte randen blijven over.

Professionals gebruiken hiervoor natuurlijk geen Powerpoint, maar bijvoorbeeld Adobe InDesign of QuarkXPress. Ik denk echter dat je als amateur ook al een heel eind komt als je het een beetje systematisch aanpakt, zoals hierboven beschreven. :-)

Gelukkige Alan Turing-dag!

2012 is het jaar van Alan Turing en vandaag is het precies honderd jaar geleden dat deze wiskundige en vader van de computerwetenschappen geboren werd. Tijdens het interview eerder deze week vermeldde ik een Lego-versie van de Turing-machine, die gebouwd werd door onderzoekers uit Amsterdam als onderdeel van een tentoonstelling over Turing. Hoewel de Turing-machine oorspronkelijk een gedachte-experiment was, gebaseerd op een oneindig lange band die fungeert als een oneindig groot geheugen, vind ik dit model met een bescheiden geheugenband van 32 bits toch een mooi eerbetoon. Daar is mijn fascinatie voor mechaniekjes (zie ook: hier en hier) natuurlijk niet vreemd aan.

Hier is dan de video van de Turing-machine in Lego (link):

Ik zag dit filmpje eerst via deze link, maar het doet volop de ronde op het internet.