Tag Archief: interview

Interview in dS

Sinds het voorjaar ben ik lid van de Jonge Academie. Eind november werkten de Jonge Academie en De Standaard samen aan de tweede Week van het Weten: gedurende vijf dagen verschenen er interviews met telkens drie andere jonge onderzoekers van verschillende disciplines over een centraal thema. De bedoeling was duidelijk te maken dat geen enkele wetenschappelijke discipline de waarheid in pacht heeft, maar dat we samen wel een heel eind komen. Daarom was er ook telkens een (beknopte) conclusie.

In die context verscheen in de Standaard op 24 november 2017 onderstaand interview met mij over de vraag “Hoeveel slimmer kunnen wij nog worden?” Dit artikel werd dus niet door mij geschreven: het werd opgetekend door Pieter Van Dooren (bron).

Sommige dingen zullen onbereikbaar blijven, omdat wij mensen slechts over een beperkte tijd en middelen beschikken. Maar we kunnen nog veel meer dan vandaag, zegt wetenschapsfilosoof Sylvia Wenmackers.

‘Slimheid is eigenlijk geen echt bruikbaar concept. Er zijn tientallen definities van intelligentie, en al komen die meestal wel ergens neer op het vermogen om met beperkte middelen binnen een redelijke tijd tot een oplossing te komen, ze zijn te breed en te divers om toetsbaar te zijn. En vaak zijn ze opgezet om te “bewijzen” dat we “slimmer” zijn dan dieren, of machines. Ooit bestudeerden psychologen het schaken, iets “typisch menselijks” dat computers nooit zouden benaderen.’

‘Wat dan wel een zinnige vraag is? Waar we als mens onze intellectuele vermogens aan willen besteden. Wat is waardevol, wat is wijsheid? Niet dat ik de antwoorden daarop heb. Die verschuiven trouwens voortdurend.’

‘De evolutie leert ons dat organismen blijven “vooruitgaan”. Maar dat speelt op zo’n grote tijdschaal dat het niet te voorspellen is waar we zullen uitkomen. Het vertelt me wel dat we nog heel wat marge hebben. Misschien hebben de transhumanisten gelijk en zullen we voortleven als mens/machine. Maar hoeveel procent chips er ook inzitten, het blijven onze afstammelingen. Een “mens” moet je nu eenmaal zien als het biologisch wezen plus zijn technologie. Een bril maakt je niet minder mens. Een computerchip vol artificiële intelligentie ook niet. Dat is evengoed een werktuig. Ze helpen je om ten volle mens te zijn.’

‘Mijn vakgebied is heel lang van het individuele denken uitgegaan, al sedert het “ik denk, dus ik ben” van Descartes. Maar eigenlijk moet je niet naar een mens kijken, maar naar de mensheid. Eén individu kan al heel lang niet meer functioneren. We maken van zoveel kennis, ervaring en kunde gebruik, dat die wel verdeeld moet zitten, over metselaars, artsen, kernfysici, boswachters, juristen, noem maar op. Allemaal hebben ze elkaar nodig om voluit mens te kunnen zijn.

‘Historici hebben lang alleen naar koningen gekeken, ten onrechte. Ook de geschiedenis van de wetenschap – het betere denken – wordt vertekend door je te focussen op de topfiguren. Kamerlingh Onnes kreeg er de Nobelprijs voor, maar zijn labtechnicus was de enige die vloeibaar helium kon maken. Pascal komt uit zijn publicaties als een groot wiskundige, maar in zijn privécorrespondentie met Fermat zie je hem worstelen en knoeien. Publicaties zijn nu eenmaal hervertellingen, die weinig zeggen over hoe wetenschappers echt denken.’

‘We hebben in het onderzoek naar het denken een tijd lang te veel aandacht gehad voor het genie. Er zijn weinig indicaties dat genieën nodig zijn voor de vaart der volkeren.’

‘Maar goed, onze kennis groeit voortdurend, en het lijkt alleen maar sneller te gaan. Hoe lang gaat het individu nog meekunnen met de horde? Onlangs zag ik een radeloze oude man aan een parkeerautomaat. Hij had al drie keer betaald, en bleef maar verwachten dat er iets uit een van de vele spleten van het toestel naar buiten zou komen, terwijl zijn ticketjes in een bakje binnenin het toestel vielen. Het maakte me bang. Hoe “slim” een technologie ook is, als we ze te snel invoeren, hebben we iets heel doms gedaan. Daar is geen kennis nodig, maar wijsheid.’

‘Van de andere kant: op een iets langere tijdschaal is er minder aan de hand. De volgende generatie is wel mee. We zijn nu eenmaal geëvolueerd tot hersendieren, bij gebrek aan een pantser of gifklieren. Wie niet sterk is, moet slim zijn. Maar moet het nog slimmer? Altijd rijker willen worden is ook nutteloos, tenzij je het geld gebruikt. Maar we zijn met genoeg om tegelijk vooruit te gaan en de rotzooi van de vooruitgang, zoals klimaatopwarming, op te ruimen.’

‘Zelf heb ik niet de indruk dat ik “slimmer” word, hoeveel ik ook studeer. Maar ik heb wel het gevoel dat ik met mijn constante hersenvermogen steeds ingewikkelder vragen aankan. Eens je iets heel goed beheerst, komen je hersenen met bochtafsnijdende vuistregels, zodat er weer denkruimte vrijkomt. Of ik ook wijzer geworden ben, daar durf ik niets over te zeggen. Wijsheid ligt voorbij kennis, intelligentie en wetenschap. Dan gaan waarden meespelen, en die zijn niet objectief te vangen. Wat ik wel geleerd heb: wetenschap kan de wijsheid wel voeden, maar niet vervangen.’

Interview – deel 3/3

Dit is het derde en laatste deel van mijn aanstellingsinterview, afgenomen door Pieter Thyssen. Zie ook: deel 1; deel 2.

~

Wat zijn jouw dromen of doelstellingen als jonge professor? Zou je graag een onderzoeksgroep uitbouwen? Zijn er bepaalde vakken die je graag zou doceren?

Ik heb meer onderzoeksprojecten in mijn hoofd dan ik zelf kan uitvoeren, dus ik wil inderdaad graag een onderzoeksgroep uitbouwen. Via een Starting Grant van de KU Leuven ben ik meteen op zoek kunnen gaan naar een eerste doctorandus en zo heb ik jou kunnen aanstellen. Het is heel inspirerend om met anderen samen te werken en gelukkig biedt het CLAW op dit moment daar een goede context voor. Ik geef al wetenschapsfilosofie aan de Master-studenten filosofie. Daarnaast is er onze leesgroep over filosofie van de kwantummechanica. Dit zijn dingen die ik de komende jaren zeker wil blijven doen. Verder hoop ik in de nabije toekomst filosofie te mogen doceren aan de wetenschapsstudenten. Deze studenten in de war brengen met vragen als ‘Wat is een getal?’ of ‘Bestaat een elektron echt?’ daar zou ik me echt in kunnen uitleven.

Vele wetenschappers staan sceptisch tegenover wetenschapsfilosofisch onderzoek. Hoe komt dit denk je? En hoop je hier zelf als jonge professor iets aan te doen?

Ik begrijp die houding wel en enerzijds is het prima dat niet alle wetenschappers zich in filosofie willen verdiepen: ze zouden anders niet meer aan hun eigen werk toekomen. Maar anderzijds toont het aan dat wetenschap, niet alleen door wetenschappers, te gemakkelijk als onbetwijfelbaar wordt gezien. Het ironische is natuurlijk dat die houding zelf een filosofie is.

Je blogt regelmatig op je eigen website en schrijft ook voor EOS magazine. Je bent tegenwoordig ook actief op Twitter. Waarom vind je het belangrijk te communiceren met een breder publiek? (meer…)

Interview – deel 2/3

Dit is het tweede deel van mijn ‘aanstellingsinterview’. Het eerste deel staat hier; het derde en laatste deel volgt binnenkort!

Dit deel van het interview gaat over mijn huidige aanstelling en gepland onderzoek.

~

Welke thema’s houden je tegenwoordig bezig? Waar hoop je later nog onderzoek naar te voeren?

Op dit moment ben ik bezig met onderwerpen uit de filosofie van de fysica waarbij vragen over kleine kansen en determinisme een grote rol spelen. De Newtoniaanse mechanica wordt vaak als het schoolvoorbeeld van een deterministische theorie gepresenteerd. Toch hebben Poisson en, recenter, Norton indeterministische systemen binnen de Newtoniaanse mechanica onder de aandacht gebracht. Daarbij is het bovendien niet duidelijk wat de waarschijnlijkheden zijn die bij deze oplossingen horen. Ik modelleer deze situaties met behulp van verschilvergelijkingen en infinitesimale tijdstappen. Zo slaag ik erin om wel kansen toe te kennen aan de diverse oplossingen. Daarbij komen de infinitesimale kansen waar ik in mijn tweede doctoraat aan heb gewerkt goed van pas. Aangezien het mogelijk blijkt om voor hetzelfde systeem zowel een deterministische als een indeterministische beschrijving te geven, rijst de vraag of het mogelijk is om van de werkelijkheid zelf te zeggen of ze al dan niet deterministisch is – of dat dit onderscheid niet van toepassing is op de werkelijkheid en hoe we dat dan moeten begrijpen.

(meer…)

Interview – deel 1/3

Bij het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte aan de KU Leuven is het gebruikelijk dat professoren in het jaar van hun aanstelling worden geïnterviewd. Dit interview wordt meestal afgenomen door een doctoraatsstudent uit de groep, in mijn geval door Pieter Thyssen. De tekst verschijnt in een intern tijdschrift (“Mededelingen”), maar ik laat jullie hier ook meelezen.

Omdat het een lange tekst is geworden, publiceer ik het interview in drie delen. Het eerste deel gaat over de herkomst van mijn interesse voor fysica en filosofie en over mijn onderzoek in de voorgaande jaren.

~

Dag Sylvia. Terwijl het grote merendeel van de studenten tegenwoordig rechten, industriële of handelswetenschappen gaat studeren, koos jij voor fysica. Wat trok je in deze richting aan?

Dag Pieter. Wel, mijn plan was eigenlijk om astrofysicus te worden en daarna sciencefiction te gaan schrijven. Dat bedacht ik rond mijn vijftiende – een naïef plan dus, maar op basis ervan koos ik op de middelbare school wel consequent voor de richting met het meeste uren wiskunde per week, terwijl ik voor taalvakken nochtans minder inspanning moest doen. Het hele plan was geïnspireerd door Isaac Asimov, mijn favoriete sciencefictionauteur in die tijd. Ik wist dat hij wetenschapper was, die naast fictie ook populariserende boeken schreef, onder meer over astrofysica. Het ironische is dat ik er pas veel later achterkwam dat Asimov zelf helemaal geen fysicus was, maar een chemicus. (Lacht)

Was je toen al geïnteresseerd in de filosofie?

O ja, zeker! Naast sciencefiction en populariserende boeken over wetenschap las ik ook filosofie. Concreet herinner ik me uit die periode “Les jeux sont faits” van Sartre (voor de Franse les) en de Kritiek van Kant (een vertaling waarvan ik delen las terwijl ik hevige tandpijn had en voortdurend rondjes rond de tafel stapte). Ik begreep niet alles, maar het fascinerende me. De grote vragen van de filosofie spraken me aan, maar ik had de indruk dat de wetenschap in een betere positie stond om minstens een deel van die vragen ook te beantwoorden. Waarschijnlijk geloofde ik zelfs dat in de fysica een theorie van alles – waar de Griekse natuurfilosofen al naar op zoek waren – nu binnen handbereik lag. (Zucht) Toch besefte ik ook dat er nog veel spannende vragen waren, in de kosmologie bijvoorbeeld. Dat is bij uitstek een terrein waar fysica en filosofie even relevant zijn.

(meer…)