Tag Archief: leven

Face to face met het onbekende

Hoe kun je jezelf van gedachten doen veranderen?

Verschenen als artikel in Eos december 2020

Wat is het allerbelangrijkste waarover jij ooit van gedachten bent veranderd? We hebben al­lemaal overtuigingen, die een invloed hebben op de patronen die we in onze levens weven. Om deze opvattingen te analyseren moeten we voorbij de patronen kijken. De draden onderzoeken kan een eer­ste stap zijn om de patronen te veranderen, maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan.

Ondanks mijn ervaring als natuurwetenschapper en filosoof blijkt het moeilijk om rationele principes toe te passen in doordeweekse contexten. Om die moeilijkheid te illustreren, vertel ik hier over de meest persoonlijke kwestie waarover ik van gedachten ben veranderd. Maar laat ik bij het begin beginnen, dus bij de oorsprong van mijn initiële overtuiging.

De eerste foto in mijn babyalbum lijkt op een foto van de maanlanding. Ze is het resultaat van een echo die mijn moeder liet nemen aan het begin van 1980, toen ze in verwachting was van mij. Echografie als niet-invasieve methode om een ongeboren kind te onderzoeken is te­genwoordig heel populair. Tijdens een gewone zwanger­schap wordt dit onderzoek in België nu minstens drie keer uitgevoerd. Maar destijds was het nog relatief onge­bruikelijk. Mijn ouders hadden bewust voor dat onder­zoek gekozen, omdat mijn vader zowel een familielid had met het syndroom van Down als een naaste die geboren was met een open rug (spina bifida).

Om die reden liet mijn moeder ook een vruchtwater­punctie uitvoeren. Hierbij wordt een staal genomen van het vruchtwater, dat cellen van de foetus bevat: daarin kunnen eventuele chromosomale afwijkingen worden opgespoord. Omdat hiervoor dus de vliezen doorgeprikt moeten worden, houdt de staalname zelf een zeker risico in. Deze invasieve procedure wordt daarom ook nu nog enkel aanbevolen als er specifieke bezorgdheden zijn.

Mijn ouders waren opgelucht toen ze de uitslag van beide onderzoeken kregen. Veel later heeft mijn moeder weleens gespeculeerd dat haar gynaecoloog misschien toch iets gezien had op de echo, zonder het haar te zeg­gen. Maar de beeldvorming was gewoon nog niet zo ver­fijnd als nu.

Sprookjes en vragen

‘Wat heef ik daar? Dat heef jij niet!’ zou ik als peuter te­gen haar gezegd hebben, toen we thuis samen in de spie­gel keken. Dat was de eerste keer dat ik de littekens op mijn bovenlip opmerkte. Zelf herinner ik me dat moment natuurlijk niet, maar ik weet dat ze me heeft uitgelegd dat ik geboren was met een gespleten lip en gehemelte.

Ze zal me ook verteld hebben dat een dokter dat had dichtgenaaid toen ik nog een baby was, waarna ik nor­maal had kunnen eten en leren praten. Ze gebruikte niet het woord ‘hazenlip’ – dat woord heb ik later op de speel­plaats geleerd. Nog later hoorde ik de kaakchirurg spre­ken van een schisis. Schisis kan verwijzen naar een lip-, kaak- of gehemeltespleet, of een combinatie daarvan.

Naarmate ik groter werd, kwamen er nog veel meer vragen in me op. Iets dat ik bijvoorbeeld niet begreep was waarom andere kinderen me plaagden omwille van mijn lip, terwijl ik daar toch niets aan kon doen. Het was ook niet de fout van mijn ouders: zij hadden geen enkele reden gehad om een baby te verwachten met een lip- en gehemeltespleet. Het was hen gewoon overkomen, totaal onverwacht. De maanlandingsfoto in mijn babyalbum toonde juist aan dat ze er alles aan hadden gedaan om goed voorbereid te zijn. Ik herinner me de opluchting die ik voelde toen ik begreep dat zij geen schuld droegen.

De reactie van mijn moeder was fantastisch. ‘Het is goed dat dit kindje bij mij gekomen is,’ dacht zij, ‘want ik zal er met heel mijn hart van houden en het alle extra zorgen geven die het nodig heeft.’ En dat voornemen maakte ze waar. Ze praatte veel tegen me en las me al sprookjes voor toen ik nog in de wieg lag, in de hoop dat het me zou helpen om goed te leren praten.

Ik ben inderdaad vroeg beginnen praten en de pas­sieve kennis van de woordenschat uit boeken gaf me een voorsprong op school – evenals een levenslange liefde voor boeken. Geleidelijk realiseerde ik me hoe uitzonder­lijk haar onmiddellijke vastbesloten liefde voor mij was, want soms werd ze door het ziekenhuis gevraagd om met ouders te gaan praten die het moeilijker hadden om te aanvaarden dat hun baby geboren was met een schisis. En het duurde nog langer om te begrijpen hoe menselijk ook die reactie was.

Hayv Kahraman, Threading My Moustache (2010) link

Gekneed door een mythe

Als ik vragen had waarop ook mijn ouders het antwoord niet wisten, stelden ze voor dat ik ze stelde aan een specia­list. Zo vroeg ik aan de kaakchirurg bij wie ik in behandeling was of mijn kinderen ook een hazenlip zouden hebben. Zo blij als ik was dat mijn ouders niets te verwijten viel voor mijn geboorteafwijking, zo bang was ik om het defect door te geven, want dan meende ik wel schuldig te zijn.

Wel, antwoordde hij, jouw kinderen lopen evenveel risico als die van eender wie, maar je kleinkinderen zou­den het kunnen hebben. Ik was erg jong op dat moment, dus ik herinner me niet woordelijk wat de dokter heeft gezegd. Ik herinner me wel dat ik er achteraf met mijn ouders over heb gepraat. Ze hebben toen zeker vermeld dat lipspleten ‘een generatie overslaan’. Intussen weet ik dat er geen kenmerken zijn die consistent een generatie overslaan, maar deze mythe heeft het verloop van mijn leven grondig veranderd.

Deze gesprekken waren namelijk de reden waarom ik toen heb besloten nooit kinderen te krijgen. Het was het risico niet waard! Ik wilde mijn kinderen niet belasten door mijn defect door te geven aan hun toekomstige kin­deren. En omdat ik geen kinderen wilde, hoefde ik niet te trouwen. Dat was maar beter ook, want andere kinderen leken mijn gezicht toch niet leuk te vinden. Ondertussen zeiden volwassenen tegen me dat het jammer was dat ik niet als jongen geboren was, want ‘uiterlijk is minder be­langrijk voor mannen’ en ze kunnen altijd een snor laten groeien als ze opgroeien. Wat ik met die informatie aan moest, dat weet ik nog steeds niet.

“Zo blij als ik was dat mijn ouders niets te verwijten viel voor mijn geboorteafwijking, zo bang was ik om het defect door te geven”

Alleen en kinderloos blijven zou me een hoop verdriet besparen, besloot ik. Je kunt op voorhand afwijzen wat onbereikbaar lijkt.

In de biologieles op de middelbare school leerden we de basis van de mendeliaanse genetica. Die laat zien hoe een recessief gen in de ene generatie onuitgedrukt kan worden doorgegeven en in de volgende kan verschij­nen. Het volksgeloof dat er eigenschappen zouden zijn die dat systematisch doen is dus een mythe. Hoewel de overerving van een gespleten lip ingewikkelder is en niet op school werd behandeld, leidde ik eruit af dat mijn kin­deren (in plaats van mijn kleinkinderen) gevaar zouden lopen. Het bevestigde mijn eerdere beslissing om nooit een gezin te stichten.

Stigmatisering gaat verder dan sociale uitsluiting: je gaat al snel anticiperen op afwijzing, je maakt je kleiner dan je bent, onzichtbaar haast, wat de negatieve impact versterkt. Opgroeien met littekens beperkte mijn moge­lijkheden tot spontane zelfontplooiing.

‘Alleen omdat we van nature met elkaar verbonden zijn, kunnen we ons eenzaam of geïsoleerd voelen’, zei Jürgen Habermas in een herdenkingsrede op 11 november 2004 in Kyoto (link naar pdf). Hij groeide op met een gehemeltespleet, waardoor hij moeilijk kon praten en zwaar gepest werd. Die vroege ervaringen inspireerden zijn latere werk in de sociale en politieke filosofie, zo vertelde hij tijdens de lezing. Die lezing had hij trouwens helemaal uitgeschreven, omdat hij nog steeds niet graag onvoorbereid spreekt.

Onwetendheid als zegen

Toen een jongen in mij geïnteresseerd leek, had ik mede­lijden met hem: hij moet wel blind zijn, of heel wanhopig, dacht ik. Ondanks de voor de hand liggende nadelen van dit pessimisme hielp deze mentaliteit me om me te concentreren op mijn schoolwerk en om daarna een uit­dagende studie in de natuurkunde en filosofie te kiezen. Toch werd ik op een gegeven moment verliefd op de man die de vader van mijn kind en mijn echtgenoot zou wor­den. Dus ergens is er toch iets fundamenteel veranderd: precies daarover gaat dit stuk.

Toen we als twintigers begonnen te daten, werkten we beiden aan een doctoraat in de fysica. Hij vroeg me of mijn littekens het gevolg waren van een hondenbeet. Nee, van een gespleten lip, antwoordde ik. Hij kende iemand anders die dat had. En dat was dat. Ik stond er versteld van hoe gemakkelijk hij het ter sprake bracht en hoe gemakkelijk hij mijn antwoord accepteerde, zonder het af te wimpelen. Hij leek niet blind of wanhopig.

Het onderwerp kinderen kwam snel genoeg ter spra­ke. Ik zei hem dat als hij echt kinderen wilde, hij niet bij mij moest blijven. Hij bleef toch. Ik vertelde vrienden dat als ik ooit aankondigde zwanger te zijn, ze gerust moch­ten aannemen dat het een ongelukje was. Toch had ik zo’n scenario niet verwacht, want ik was de koningin van de dubbele bescherming.

Als ik ’s morgens vroeg les moest geven, gebruikte ik bijvoorbeeld zowel een wekkerradio als een ouderwetse wekker. Omdat de manieren waarop deze methodes kun­nen falen onafhankelijk zijn (stroomonderbreking versus mechanisch defect), is de kans dat ze tegelijkertijd falen het product van de kansen op falen voor elk van hen. Het vermenigvuldigen van twee kleine kansen resulteert in een zeer klein risico. Hetzelfde geldt voor anticonceptie. De pil en condooms zijn op zich al betrouwbare vormen van anticonceptie als ze zorgvuldig worden gebruikt. De combinatie bood een vangnet voor het vangnet: iets waar ik echt op kon rekenen.

Wat ik in geen van mijn berekeningen had voorzien, was dat ik degene zou zijn die beide vormen van bescher­ming zou loslaten en het idee om zwanger te worden volledig zou omarmen. Toen we erover spraken, zei mijn vriend: ‘Je hebt jezelf gehersenspoeld om te geloven dat je geen kinderen mag krijgen.’ Daar zat een kern van waarheid in. En toen het onderwerp ter sprake kwam in een gesprek met een vriendin en collega die een kind had, was haar spontane reactie: ‘Maar een hazenlip is niet het ergste dat kan gebeuren!’ Opnieuw zeer waar.

Spina bifida, hartaandoeningen en wie weet welke andere aangeboren aandoeningen er bestaan: ze kunnen allemaal ernstigere gevolgen hebben voor het leven van een kind en zijn ouders. Maar voor geen van die moge­lijke complicaties zou ik me zo verantwoordelijk voelen als voor het doorgeven van een hazenlip.

Ik zou me kunnen voorstellen dat ik sterk zou zijn en vastberaden in mijn liefde voor een kind met eender welk onvoorzien syndroom of ziekte, zoals mijn moeder dat voor mij was geweest. Als ik niet op voorhand zou weten wat ik kon verwachten, wat betreft de behandeling en de reacties van anderen, zou niets mijn vastberadenheid kunnen verzwakken. Onwetendheid kan een zegen zijn. Het was de voorkennis alles nog eens als bijstander te moeten meemaken, door een bewuste keuze van mijzelf, die me van mijn moed beroofde. Het legt een bom onder de gedachte ‘had ik maar zelf’.

Ironie

Als ik me mezelf voorstelde met een baby, beeldde ik me altijd een kindje in met een lipspleet en mezelf in tranen. Dat scenario was het meest levendig voor mij. Maar het is niet rationeel om de meest levendige mogelijkheid ook als de meest waarschijnlijke uitkomst te beschouwen.

Van dat feit was ik me bewust, want sinds ik samen was met mijn lief had ik mijn doctoraat in de fysica be­haald en mijn onderzoeksgebied verlegd van natuurwe­tenschap naar wetenschapsfilosofie. Mijn nieuwe project ging precies over waarschijnlijkheid. Ik gaf een cursus over het onderwerp, waarin ook psychologische aspec­ten van waarschijnlijkheid en risicobeoordeling aan bod kwamen.

Intussen had mijn vriend mijn belangrijkste reden begrepen om geen kinderen te willen: ik wilde mijn ge­boortedefect niet doorgeven. Op een gegeven moment stelde hij me een eenvoudige vraag: ‘Maar hoe groot is dat risico dan?’ Ik realiseerde me dat ik het antwoord niet wist. De ironie van specialiseren in kanstheorie en het vervolgens niet adequaat toe te passen in mijn eigen leven, is me niet ontgaan.

“Mijn mening veranderen over zo’n kernonderdeel van mijn leven is een van de engste dingen die ik ooit heb gedaan”

In plaats van de conclusie die ik lang geleden had getrokken en publiekelijk had verkondigd te proberen verdedigen, moest ik op zoek naar gefundeerde infor­matie. Daarbij moest ik openstaan voor de mogelijkheid dat mijn eerdere opvattingen verkeerd waren. Als weten­schapper en filosoof ben ik hiervoor opgeleid, maar het bleef moeilijk om het in mijn persoonlijke leven toe te passen.

Een gezonde dosis twijfel zorgt ervoor dat demonen uit de weg geruimd worden. ‘Geloof niet alles wat je denkt’ bleek een nuttig mantra te zijn. Ik ging op zoek naar meer informatie, wat me ertoe bracht om lang ge­koesterde overtuigingen te heroverwegen. Tot op heden is het veranderen van mijn mening over zo’n kernonder­deel van mijn leven een van de engste dingen die ik ooit heb gedaan. Het herzien van mijn overtuigingen vereiste namelijk dat ik inconsistent werd met mijn vroegere ik. En voor inconsistentie is menig filosoof het bangst van al.

Schisis heeft geen schuldigen

Wat ik op dat moment had moeten doen – en wat ik jou adviseer te doen als je je in een vergelijkbare situatie bevindt – was een arts om een genetisch consult vragen. Als academicus, en een eigenwijs exemplaar op de koop toe, verdiepte ik me echter liever zelf in de medische literatuur. Ik had het geluk om online zeer betrouwbare informatie te vinden. Een belangrijke bron was een rap­port van Koenraad Devriendt van het Departement Men­selijke Erfelijkheid aan de KU Leuven (link naar pdf).

Uit dat rapport, van 2007 of ouder, heb ik geleerd dat alle embryo’s al vroeg in hun ontwikkeling een gespleten gezicht hebben. Er zijn honderden genen betrokken bij het sluiten van de structuren in het midden van het men­selijke gelaat, wat normaal gesproken vroeg in het eerste semester van de zwangerschap gebeurt.

Als er in dit stadium iets onherstelbaar fout gaat, wordt de baby geboren met een gespleten gehemelte en/of lip – de ultieme babyface als het ware. De oorzaken van afwijkingen zijn multifactorieel: er is een genetische component, waarbij een veelheid aan genen betrokken is, en er is een omgevingscomponent, waarvan de belang­rijkste factoren meestal onbekend zijn.

Aan de genetische kant zijn enkele genen geïdentifi­ceerd waarvan sequentievarianten geassocieerd zijn met schisis. Maar ze zijn niet altijd betrokken. Daarom moeten er andere genetische defecten zijn die spleten kunnen veroorzaken. En zelfs in gezinnen van wie bekend is dat een van de genetische defecten voorkomt, hebben niet alle personen een schisis. Omgevingsfactoren zijn dus altijd betrokken. Schisis kan deel uitmaken van een syndroom dat samengaat met andere problemen. In dat geval is de genetische component sterker en beter bekend.

Aangezien de schisis in mijn geval geen onderdeel is van een syndroom en ik de enige ben in mijn familie, had het weinig zin om te vragen naar een DNA-analyse. Er is gewoonweg geen genetische test beschikbaar om te con­troleren of ik het defect zou doorgeven. Zelfs als er een volledig genetisch risicoprofiel beschikbaar zou zijn, zou dat weinig praktische waarde hebben, omdat omgevings­factoren zo’n belangrijke rol spelen.

Afgezien van enkele risicofactoren die betrokken zijn bij meerdere aangeboren misvormingen, zoals de leeftijd van de moeder, roken en bepaalde stoffen, moeten er ex­tra factoren in het spel zijn bij het ontstaan van schisis. Maar de manier waarop deze samenspannen met geneti­sche aanleg blijft grotendeels onbekend.

Het is geen kwestie van ‘wat moeder ‘verkeerd’ gedaan zou hebben’, zoals het rapport nadrukkelijk stelde. Van volksverhalen over de vermeende invloed van psychische indrukken van de moeder tot mijn eigen pogingen uit mijn kindertijd om de oorsprong van mijn littekens te achterhalen: causaal denken is vaak verweven met het zoeken naar een schuldige. Het is ontroerend om een arts te vinden die hiervan op de hoogte is en zijn lezers laat zien dat het helemaal niet nodig is om een schuldige aan te wijzen.

De enige op school

Bij gebrek aan kennis over precieze causale paden kun­nen we alleen maar kijken naar frequenties in de algeme­ne bevolking en herhalingsfrequenties in tweelingen of andere specifieke subgroepen. Het basispercentage – dat is de prevalentie van orofaciale spleten in de algemene bevolking – is minder dan één op de vijfhonderd. Dit be­tekent dat er meestal één kind met een schisis per school is, of geen. Mijn eigen schoolervaring was typisch op dit vlak: ik was de enige op mijn school, hoewel sommige klasgenoten nog een kind van een andere school kenden.

Toen las ik het sleutelgetal in het rapport: als een van beide ouders een schisis heeft, is het risico dat hun baby het ook heeft 3 tot 5 procent. Dat is tot veertig keer meer dan bij ouders zonder schisis!

Toen ik dat las, voelde ik me gesterkt in mijn overtui­ging dat ik het risico om kinderen te krijgen gewoon niet moest nemen. Niet!

Mijn hypothetische kinderen zouden ook een risico hebben om het door te geven boven het bevolkingsrisico: ongeveer een op de honderdzeventig. Daarna neemt het snel af. Het is minder dan een op de driehonderd voor de vierde generatie en na de vierde generatie is het weer het algemene bevolkingsrisico (het al genoemde cijfer van minder dan een op de vijfhonderd).

Terwijl mijn kinderangst voor het overslaan van een generatie nu minder relevant leek, was het risico inder­daad het hoogste voor mijn eigen kinderen, net zoals de biologieles uit de middelbare school suggereerde.

Toen ik dat aan mijn vriend vertelde, verwachtte ik dat hij het er volledig mee eens zou zijn dat dit be­tekende dat het niet goed was om kinderen te krijgen. Hij reageerde heel anders. ‘Dus het risico is maximaal 5 procent,’ zei hij, ‘dat is minstens 95 procent kans om een kind zonder schisis te krijgen.”

Paradox

We wisten eindelijk wat ons risico was om een kindje met een hazenlip te krijgen. Toch wisten we niet hoe we dat cijfer moesten gebruiken om tot een beslissing te ko­men. Een van ons moest nog steeds de ander van gedach­ten laten veranderen – of zichzelf.

Toen ik mijn vriend probeerde te overtuigen, ontdek­te ik zwakheden in mijn eigen argumenten. Het gebeurde niet van de ene op de andere dag, maar mijn ideeën begonnen te veranderen. Als ik dacht aan de mogelijk­heid moeder te worden, zag ik mezelf niet meer per se in tranen. In plaats daarvan stelde ik me twintig potentiële baby’s voor, negentien zonder hazenlip, en eentje met. Het was net als die scenario’s uit de elementaire kans­rekening met gekleurde ballen in een vaas. Behalve dat de ballen baby’s waren. Bovendien was ik niet helemaal zeker van de inhoud van de vaas. Misschien waren er honderd baby’s en slechts drie met een schisis? Het was verwarrend.

Mijn situatie leek op die van de deelnemers aan het Ellsbergprobleem. Dat scenario gaat over een vaas met honderd ballen, waarvan er veertig rood zijn. De overige zestig zijn gele en zwarte ballen, maar er wordt niet verteld hoeveel er van elke kleur zijn. Je krijgt dan twee weddenschappen aangeboden, waarbij je in beide geval­len moet kiezen tussen twee mogelijke acties.

Met besliskunde kun je aantonen welke combinaties van weddenschappen rationeel zijn, omdat ze de verwach­te winst maximaliseren. Toch kiezen in experimenten deel­nemers systematisch voor een suboptimale combinatie van weddenschappen. Ze hebben de neiging om de voorkeur te geven aan de keuzes die alleen betrekking hebben op bekende getallen, waardoor ze weddenschappen met on­bekende getallen vermijden. Vanwege de discrepantie tus­sen het theoretische optimum en de waargenomen keuze wordt dit ook de Ellsbergparadox genoemd.

In mijn onwil om een kinderwens serieus te overwegen was niet zozeer de omvang van het risico zelf een factor, maar eerder het gebrek aan een precieze inschatting ervan. Omdat ik me bewust was van hoe irrationeel dat was, voel­de het inderdaad paradoxaal. Door verschillende manieren van denken over de kansen en de mogelijke resultaten van mijn levenskeuzes uit te proberen, slaagde ik er langzaam in mijn denkgewoontes te veranderen.

Sprong in het diepe

Aangezien het frequentie-interval van 3 tot 5 procent slechts een ruwe schatting was, heb ik geprobeerd een nauwkeurigere schatting te maken, rekening houdend met bijkomende informatie. Als je een broer of zus hebt met schisis is het risico dat je baby het ook heeft groter. Omdat ik geen broers of zussen heb, had ik die extra in­formatie niet. Hoewel niet meer weten het risico op zich niet vergroot, vergroot het wel de onzekerheid over het risico. De meeste mensen hebben daar een hekel aan, en ik was niet anders.

Maar anders dan deelnemers aan het kunstmatige Ellsbergexperiment kon ik toch wat meer inzicht krij­gen in de mogelijke inhoud van de vaas. Niet-syndro­male schisis komt vaker voor bij jongens dan bij meis­jes. Maar wanneer een meisje wordt getroffen, neemt het herhalingsrisico toe. Dat was geen goed nieuws voor mij.

De ernst van het defect – alleen lip of lip en gehe­melte? Slechts één kant of beide? – verhoogt het risico op herhaling verder. Als enige in het gezin wordt dit vermin­derd. Hoewel ik geen broers of zussen heb, heb ik veel neefjes en nichtjes, en geen van hen heeft een schisis.

Ik begon te geloven dat mijn risico om een kind met een kloof te krijgen waarschijnlijk bijna 5 procent was, of ongeveer een op de twintig. Hoewel dat het onderste deel van het interval uitsluit, wat een volkomen rationeel wezen terughoudender zou moeten maken om ervoor te gaan, had de toegenomen duidelijkheid het tegenoverge­stelde effect op mij.

Door meer te praten met mijn vriend (‘Wat er ook gebeurt, je staat er niet alleen voor’) en anderen (‘Ik ben zo gewoon om je te zien, ik zie de littekens nauwelijks’), werd me iets duidelijk. Door keuzes te vermijden die veel onzekerheid met zich meebrachten nam ik het grootste risico: het risico om mijn leven niet ten volle te leven.

Ik las dat 3 procent de gemiddelde frequentie is om een baby te krijgen met enige geboorteafwijking. Voor iedereen betekent de keuze voor een kind dus een sprong in het diepe: hopen op het beste en moed hebben terwijl je face to face staat met het onbekende – vertrouwen dat je een manier zult vinden om ermee om te gaan.

We gingen van dubbele naar enkelvoudige bescher­ming, wat voor mij al een enorme stap was. Hoewel zwanger worden op dat moment nog steeds erg onwaar­schijnlijk was, liet ik toe dat het waarschijnlijker werd dan ooit tevoren.

Iets later kon ik me voorstellen dat ik gelukkig zou zijn als ik erachter zou komen dat ik zwanger was. Ik was eindelijk bereid om de laatste verdedigingslinie tus­sen mijn vruchtbaarheid en die ooit zo angstaanjagende mogelijkheid op te geven. En aangezien leeftijd een risi­cofactor is voor het krijgen van een baby met een schisis, net als vele andere complicaties, hebben we niet langer gewacht.

Irrationeel optimisme

Zwanger zijn is een unieke ervaring, en ik ben voor altijd dankbaar dat ik weet hoe het voelt. Het is in vele opzich­ten ook erg vreemd.

Een raar besef tijdens een zwangerschap is dat al­les wat je eet of doet de ontwikkeling van je baby kan beïnvloeden, maar in welke zin? Er is een hele industrie van supplementen, crèmes en boeken die gedijt op deze onzekerheid.

Ook buiten de commerciële context worden zwan­gere vrouwen vaak gebombardeerd met advies over wat (niet) te eten en (niet) te doen. Een van de weinige adviezen aan zwangere vrouwen die goed worden onder­steund door bewijs, is foliumzuursupplementen nemen. Die verminderen het risico op spina bifida duidelijk, en mogelijk geldt dat ook voor schisis.

Het voelde goed om tenminste een bron van risico op geboorteafwijkingen actief te kunnen verminderen. Toch is mijn toegenomen optimisme in dat stadium waar­schijnlijk ook deels irrationeel geweest: psychologisch onderzoek toont aan dat de indruk dat je een uitkomst kunt beïnvloeden het waargenomen risico verlaagt.

Een ander vreemd besef is dat de sluiting van het gehemelte en de lip zo vroeg in de zwangerschap plaats­vindt, lang voordat kan worden gecontroleerd of dit inge­wikkelde proces succesvol is verlopen. We hebben even overwogen om ons eigen echoapparaat te bouwen – hoe moeilijk kan het zijn voor twee natuurkundigen? Hoewel deze dagdroom nooit is uitgekomen, zijn er bedrijven die echografie aanbieden aan zwangere vrouwen, naast de echo’s die gepland zijn in de praktijk van de gynaecoloog. Opnieuw is de onzekerheid van toekomstige ouders een zekere investering voor slimme ondernemers.

Vanwege de hogere risico’s voor geboorteafwijkingen aan mijn kant van de familie kregen we wel een extra afspraak voor een structurele echo bij een tweede gynae­coloog. Dit onderzoek betrof een systematische controle van de vitale organen en in ons geval natuurlijk ook het gezicht van de foetus. Deze arts vertelde ons toen ook het geslacht van ons kind. Ik hoopte dat we een meisje zouden krijgen, omdat het risico op een schisis bij jon­gens groter is.

Toen ik hoorde dat het een jongen was, hoopte ik dat hij op zijn vader zou lijken. Wensen is irrationeel, maar het meeste in het leven is dat ook. Ik wenste het uit alle macht.

Een nieuw gezicht

De eerste foto in het babyalbum van mijn zoon is een driedimensionale echografie. Je kunt er een puntig neusje en een gesloten bovenlip op ontwaren. Hoewel de tweede gynaecoloog ons had verteld dat onze zoon geen gespleten lip had, was ik pas volledig gerustgesteld toen ik hem in mijn armen hield en zijn gezicht met mijn eigen ogen kon zien.

Onze zoon is nu acht. Ik begon hem verhalen te vertellen toen hij nog een baby was en hij is zelf een fer­vente lezer geworden. Hij was er trots op de ringen te mogen dragen tijdens onze huwelijksceremonie enkele jaren geleden. Wat ooit onbereikbaar leek, is inmiddels ‘het gewone leven’. Mijn zoon lijkt veel op zijn vader en moet me nog vragen waarom mijn bovenlip er zo anders uitziet dan die van hem. Zo kon door het veranderen van mijn gedachten een nieuw leven beginnen.

Dankwoord Met dank aan prof. dr. Koen Devriendt om een eerdere versie van dit artikel na te lezen en enkele feitelijke fouten te corrigeren.

2017: Achter de schermen (deel 2/2)

Bij het jaaroverzicht 2017 toonde ik gisteren al 17 foto’s van hoe het was achter de schermen. Vandaag nog eens 2 filmpjes, 0 tekeningen en 17 foto’s.

Op weg naar lezingen in binnen- en buitenland

Muur.

Op weg naar mijn lezing in Gent zag ik deze muurschildering met een draak aan de tramhalte.

Glitch-art.

Voor de lezing in Antwerpen zocht ik de wandelroute op in Google Maps. Zo produceerde ik per ongeluk dit staaltje glitch-art.

Grote Zaal.

De aankondiging voor mijn lezing in Antwerpen. Glamoureus, hè?

Amsterdam.

Op weg naar een doctoraatsverdediging aan de VU Amsterdam zag ik wonderlijke architectuur.

English Breakfast.

Voor mijn lezing in Londen nam ik een stevig ontbijt.

Podcast.

Achter de schermen bij de podcast-opname van Thinkative in Londen. We hadden een lokaal geboekt, maar dat was op slot. Daarom palmden we de senior common room in.

Huiselijk geluk: van tuinsafari tot koekjes bakken

WitvlakvlinderRups.

Onze tuin kreeg bezoek van de kleurrijke rups van de witvlakvlinder.

Kolibrievlinder.

En van de kolibrievlinder.

Van de kolibrievlinder maakte ik ook een filmpje:

Onze tuin was ook het toneel voor een episch gevecht tussen twee grote rupsendoders:

Tafeltje.

Voor het kunstproject Hokjesdenken hadden we een bijpassend tafeltje nodig. Ik had de planken buiten geverfd. Daarna hielp Danny me om de panelen aan elkaar te schroeven, terwijl ons zoontje tuinman speelde.

Schilderen.

Intussen doen mijn oude tekenplank, penselen en verf ook weer dienst. <3

Mood.

Mood.

Koekjes.

We bakten thuis koekjes. De kleuter vond het gevoel van deeg kneden al even vies als ik. En met deze foto is het ook duidelijk waarom een Instagram-account niet aan ons is besteed. :)

Lego.

Tijdens ons uitstapje naar de Lego-tentoonstelling werden we alsnog herinnerd aan ons werk.

Luchtbeelden

Lucht.

De lucht had mooie kleuren.

Lucht.

Echt heel mooie kleuren.

Lucht.

En soms ook zonnestralen (eigenlijk: wolkenstralen).

Maan.

Vaarwel 2017!

Beste wensen voor 2018!

2017: Achter de schermen (deel 1/2)

Bij het jaaroverzicht 2017 toon ik 17 foto’s van hoe het was achter de schermen. Morgen volgen er nog 17.

Mijn werk in Leuven

Portret.

Aan het begin van dit jaar had ik een Officieel Portret nodig om toe te voegen aan de fotogallerij naast het kantoor van de decaan. Ik vroeg Danny om een foto te maken. Onze kleuter wou er ook graag bij staan.

To Do.

Bijna alles wat mijn jaaroverzicht haalt is ooit gestart als een puntje op een dergelijke to-do-lijst. Hier zet ik enkel grotere doelen op (vakken, artikels, lezingen). Per week maak ik vaak nog een kleiner briefje met prioriteiten – op piekmomenten doe ik dat zelfs per dag. Drie à vier keer per jaar maak ik een nieuwe meesterlijst. Hoewel het altijd een hele waslijst is, geeft het mij vooral een opgelucht gevoel, omdat het risico klein is dat ik belangrijke dingen zal vergeten.

Bord.

2017 was andermaal niet het jaar dat ik leerde overzichtelijke schema’s te maken aan bord.

Enkele observaties vanop planeet Academia.

Enkele observaties vanop planeet Academia.

Pendelen

Kapel.

Op weg naar het werk zie ik het gerestaureerde dak van de kapel weerspiegeld in de ramen aan de overkant.

Sneeuw.

Met de trein naar het werk gaan is soms: blij zijn dat je niet met de auto heel de weg door de sneeuw moet.

Pendelen.

Met de trein naar het werk gaan is soms ook: schrikken van stickers op de auto van een medependelaar.

De Jonge Academie in Brussel

Dino.

Man, zoon en ouders kwamen naar mijn inauguratie bij de Jonge Academie, maar eerst gingen ze naar de dinoskeletten kijken in het Koninklijk Belgisch Museum voor Natuurwetenschappen.

MaJA.

Op weg naar een van de bijeenkomsten van de Jonge Academie.

March for Science in Brussel

Interview.

Terwijl ik een interview gaf vanop de March for Science in Brussel, maakte César Urbina Blanco deze foto.

Verloving, huwelijksreis naar Enschede en ceremonie

Verlovingsring.

Aan het begin van dit jaar droeg ik deze verlovingsring. Op de achtergrond onze amaryllis die toen bloeide.

Analemma.

Aan de kerk van Enschede deed ik wat research voor een column over zonnewijzers en het analemma.

Aliens.

Big Brother zag dat we aliens waren.

Ketting.

Deze ketting ben ik de dag nadien verloren. Gelukkig hebben we de foto nog.

Street Art.

Op zoek naar een jurk voor de ceremonie maakte ik deze foto van grafittikunstenaars in actie.

Huwelijkstaart en regenboogtaart.

Links: als twee natuurkundigen trouwen staan er vergelijkingen op hun huwelijkstaart; gebaseerd op een cartoon van xkcd. Rechts: het was niet eens mijn verjaardag, maar deze regenboogtaart was ook behoorlijk fantastisch!

Schilderij.

Dit schilderij maakte Shuktara Momtaz voor ons huwelijk. Het heet “Reflection” en hangt sindsdien in onze keuken. De foto is onderbelicht; in het echt zijn de kleuren nog veel mooier!

Morgen deel 2.

Sprookjeshuwelijk

– Nog één verhaaltje, mama.

– Oké dan.

Er was eens, lang geleden, een meisje. Op haar twaalfde had ze haar sprookjesboeken aan de plaatselijke bibliotheek gedoneerd. Ze had beslist dat ze geen kinderen wou, want die liepen toch maar rattenvangers achterna, en die boeken had ze dus ook nooit meer nodig. Trouwen wilde ze evenmin. Wat onhaalbaar lijkt, kan je zelf bij voorbaat afwijzen. Op school had ze van gebruikte nietjes een halsketting gemaakt. Doordat het slechts losjes aansloot, viel het prikken best mee. Een ander meisje vroeg haar: maar wat als iemand jou lief vindt en je wil omhelzen? Dat vond het meisje een prima reden om de ketting des te vaker te dragen. Sindsdien noemde iedereen haar Doornroosje.

Er was ook een jongen, in een land hier ver vandaan, waar hij vocht tegen Ganondorf. Zijn naam was Link en aan hem was een prinses beloofd. Hij had geruchten opgevangen dat haar naam Zelda zou zijn, maar dat bleek achteraf een legende te zijn.

Doornroosje kreeg brieven van Link. Ze schreef hem dat, áls ze met iemand zou trouwen, dat dan met hem zou zijn. Als de aanname onwaar is, dan maakt het niet uit wat er in de conclusie staat. Het feit dat ze dat aan niemand anders schreef, suggereert echter dat Doornroosje de waarschijnlijkheid van de aanname toch niet helemaal nul achtte.

Toen Link Doornroosje ontmoette zag hij de doornenhaag wel, maar daar was hij niet van onder de indruk. Hij had ervaring opgedaan met moeilijkere queestes en de gevechten met Ganondorf.

Na een poosje gingen ze samenwonen en het leven samen bleek veel aangenamer dan alleen. Link overtuigde haar na enkele jaren dat haar redenen om geen kinderen te willen toch niet zo sterk waren. Rattenvangers bleken helemaal niet zo onaardig te zijn. Het was beangstigend om een zo’n diep gewortelde overtuiging op te geven. Er was een zin van hem die in haar hoofd bleef hangen en die uiteindelijk de laatste weerstand brak: de betovering van het spinnenwiel was verbroken en het bracht geen nieuwe hersenspinsels meer voort. Achteraf bleek Link zich deze heldendaad niet eens te herinneren.

Het onderwerp trouwen kwam af en toe ter sprake, maar Doornroosje hield de boot af. “Niet in dit leven” had ze gezegd, maar dat was vóór ze zich bedacht had over kinderen en intussen was die bonuslevel wel al vrijgespeeld. Sindsdien waren ze al een ander leven begonnen: het leven waar sprookjesboeken niet over schrijven, niet omdat het niet de moeite van het vertellen waard zou zijn, maar omdat niemand tijd heeft gehad om het in detail op te schrijven. “Ze leefden nog lang en gelukkig” staat er dan.

Toen ze bijna tien jaar samen waren vroeg hij haar om op die dag te trouwen en antwoordde ze: “ja, heel graag”. Ze gooide haar oude nietjesketting eindelijk weg en zij ja tegen een ring in de vorm van een tak en een blaadje, zonder dorens. Link moest spoorslags op een queeste vertrekken om een voornaam perkament op te halen in zijn eigen koninkrijk. Nog nipt op tijd lukte het hem. Ze trouwden zoals het begonnen was, gewoon onder hun twee, en ze planden een feest later die zomer.

De namen ‘Doornroosje’ en ‘Link’ waren vergeten geraakt en zo werden de jongen en het meisje van weleer nu eenvoudig ‘man’ en ‘vrouw’.

Honderd jaar heeft het gelukkig allemaal niet moeten duren, maar dapper volgehouden heeft de held wel.

En ze leefden nog, gelukkig.

– Maar, mama, zo gaat het verhaal niet. Je vertelt het helemaal fout!

– Welnee, dit sprookje is misschien al vaak verteld, maar nog nooit door mij. En mijn versie gaat precies zo. Echt waar.

~

Moraal: Laat je niet beperken door wat je ooit hebt gedacht. Soms moet je oude idées-fixes opgeven om gelukkiger te worden, of het geluk dat je hebt te bevestigen en te delen.

Alternatieve moraal: Hou je boeken bij je, want op een dag krijg je ze vast nog nodig.

Ademtocht

Deze column is in licht gewijzigde vorm verschenen in het decembernummer van Eos.

Op een koude ochtend stap ik van de trein naar mijn kantoor. Gouden zonlicht belicht twee studenten die buiten staan te praten. Ik zie hoe hun adem als een tekstballon boven hun hoofden blijft hangen. Het is de waterdamp uit hun longen die condenseert aan de vroege buitenlucht. Terwijl zij elk huns weegs gaan verdunt hun adem zich in de atmosfeer. Ik stel me voor hoe die uitgeademde waterdamp de wereld zal omsluiten, zich mengend in wolken, zeeën.

Foto van een luipaard door Greg Dutoit.Als we onze adem altijd konden zien zoals op deze frisse ochtend, dan zouden we vast anders met elkaar omgaan. Als we alleen nog maar de kringloop van het water zouden kunnen volgen, zouden we zien dat die niet alleen om ons heen maar ook door onszelf loopt. Die kringloop maakt geen onderscheid tussen ‘wij’ en ‘zij’. Anderzijds zou het ons snel duizelen als we al die trajecten zouden moeten opvolgen.

In haar recentste boek, Pneuma, schrijft kunsthistorica Barbara Baert over de visuele voorstelling van wind en adem in de middeleeuwse kunst. Ze illustreert hoe de onzichtbare levensadem toch getoond kan worden in schilderijen en onderzoekt het verband tussen adem en de geheel ontastbare geest in de Christelijke iconografie. Terwijl het begrip geest in de hedendaagse wetenschappen grotendeels in onbruik is geraakt, blijft adem wel een rol spelen in diverse domeinen: om de longinhoud te meten tijdens een medisch onderzoek, om ziektes of druggebruik op te sporen met een biomedische sensor, of in ecologische studies over de luchtkwaliteit in steden.

(meer…)

Vergadertechnieken van de toekomst (anno 2007)

Als ik ooit nostalgisch zou durven worden, dan is er een simple remedie: laat me terugkijken naar dit tenenkrullende fragment “reality TV” (uiteraard volledig gescript). Hierin mocht ik kotgenote Eva rondleiden in een onderzoeksinstituut op het Wetenschapspark. Niet in het Instituut voor MateriaalOnderzoek, waar ik doctoreerde (want daar hadden ze al met een andere student gefilmd), maar wel bij de collega’s aan de overkant: in het Expertisecentrum Digitale Media, waar ik voordien zelf ook nog nooit binnen was geweest.

Filmopnames in een lift, het is niet gemakkelijk. En die “vergadertechnieken van de toekomst” waren zelfs in 2007 al niet om over naar huis te schrijven.

Vroeger was zelfs de toekomst niet beter.

Reisverslag: vakantie en werk in Stockholm

Stockholm.

Zicht op Gamla Stan (eiland van de oude stad) en het Rådhus (stadhuis, net onder de motors) tijdens de aankomst van onze heenvlucht naar Bromma, Stockholm.

Stockholm.Eind augustus reisden we – lief, zoon & ik – naar Stockholm. Eerder (in voorhistorische tijden voor wat dit blog betreft) bezocht ik al Denemarken en Noorwegen, waardoor ik er erg naar uitkeek om ook eens naar Zweden te gaan. Het was onze eerste vliegreis samen, maar de kleuter was er nauwelijks van onder de indruk. Het weer in Stockholm was zonnig en zacht tijdens ons verblijf (terwijl er ons vanuit België berichten over een hittegolf bereikten) en we hadden een fijne tijd in de hoofdstad van Scandinavië.

Stockholm.

Te oordelen naar het aantal foto’s dat ik ervan maakte, was ik een beetje verliefd op deze fontein. ;-)

(meer…)

1 000 000 000 000 km op de teller

Deze column is in licht gewijzigde vorm verschenen in het juninummer van Eos.

Voor de uitnodiging voor zijn zesendertigste verjaardag rekende mijn vriend uit dat hij 315 576 uren geleden geboren was. Dat zijn 13 149 dagen. Nee, dat is niet deelbaar door 365, aangezien hij ook rekening hield met de extra schrikkeldagen (inclusief 2000, wat een schrikkeleeuw was).

Toen ik in mei dezelfde leeftijd bereikte, leek het me leuk om eens te schatten hoeveel afstand ik tijdens mijn leven al heb afgelegd. Laten we beginnen met de gewandelde kilometers. De aangeraden 10 000 stappen zouden gemiddeld overeenkomen met zo’n 12 tot 15 duizend km – het hangt er natuurlijk vanaf hoe groot je stappen zijn. Maar zelf heb ik nooit meegedaan met deze actie, dus laat me eens uitgaan van een gemiddelde van 2 km stappen per dag, dan komen we op mijn leeftijd aan meer dan 26 000 km. Door te leren fietsen wordt onze actieradius groter, maar ik heb zelf nooit fanatiek gefietst. Sportievelingen die willen meerekenen hebben vast een fietscomputer of -gps waar ze hun afgelegde kilometers op kunnen nakijken.

Ik ben opgegroeid in Limburg en we woonden te ver om te voet naar school of naar de winkel te gaan en ook het openbaar vervoer was (en is) er niet in de buurt. Op de teller van mijn eigen auto (nog steeds de eerste) blijkt dat het bakje ongeveer een afstand van 80 000 km heeft afgelegd: dat is twee keer de omtrek van de aarde. Maar voor verre verplaatsingen neem ik meestal de trein en ik heb tijdens mijn twintigerjaren geregeld gevlogen om op congres te gaan, waarvan twee keer naar de VS en één keer naar China. Ik schat mijn totale afstand afgelegd over de aarde in de orde van zo’n 300 duizend kilometer.

Afstand afgelegd met mijn autootje: 88888 km.

Gisteren was de afstand afgelegd met mijn autootje precies 88888 km. De acht is mijn lievelingscijfer, dus ging ik even aan de kant staan om deze foto te maken. ;-)

De aarde zelf staat natuurlijk niet stil: om te beginnen draait de aarde elk etmaal om haar as, wat correspondeert met zo’n 40 000 km per 24 uur. Althans op de evenaar. Elders moeten we rekening houden met de breedtegraad: dat is ongeveer 51° in Vlaanderen. Hierdoor leggen we in Vlaanderen meer dan 25 000 km af per etmaal (40 000 km × cos(51°) ), wat mij 330 miljoen afgelegde kilometers oplevert.

Zelfs voor echte globetrotters valt hun actieve reisafstand dus in het niets bij deze afstand, die we al slapend kunnen afleggen. Enkel mensen die nabij één van de aardpolen zouden wonen kunnen hun ruimtemijlen sterk beperken. Althans wat deze rotatie betreft, want aan de volgende term in de berekening kunnen ook zij niet ontsnappen. De aarde beschrijft namelijk jaarlijks een baan om de zon. De gemiddelde afstand tussen aarde en zon is ongeveer 150 miljoen km. De afstand die we daarbij afleggen is 940 miljoen km per jaar. In totaal zit ik met deze term alleen al aan bijna 34 miljard km. Opnieuw vallen alle vorige afstanden hierbij in het niets.

Maar ook het zonnestelsel als geheel beweegt ten opzichte van het centrum van het Melkwegstelsel en dit met een duizelingwekkende snelheid van 230 km/s. Dat betekent dat het zonnestelsel tijdens mijn leven al meer dan 260 miljard km heeft afgelegd. (Daarmee is het nog lang niet rond: een galactisch jaar duurt ongeveer 250 miljoen aardjaren.)

We zien andere sterrenstelsels van het onze wegbewegen, gemiddeld aan hogere snelheid naarmate ze verder van ons staan. Dit komt door de uitdijing van het heelal en wordt uitgedrukt met de Hubbleconstante, maar dit tel ik niet mee als afgelegde weg: het is immers afstand die erbij komt tussen sterrenstelsels. (Deze factor is wél van groot belang als we willen uitrekenen hoe lang we over een intergalactische reis zouden doen.)

Daarnaast beweegt de Melkweg met 630 km/s rond de Grote Attractor: een gebied in de ruimte met een extreem hoge zwaartekracht. Hierdoor zou ik tijdens mijn leven naar schatting nog eens meer dan 700 miljard km extra hebben afgelegd. In totaal dus ongeveer een biljoen kilometer! (Dat is een één met twaalf nullen erachter, zoals in de titel.) Hoe honkvast u ook dacht te zijn, ook u hebt niet stilgezeten.

Het is heel aannemelijk dat we deze schattingen de komende jaren nog zullen moeten bijstellen: hoe groter de afstanden, hoe groter de onzekerheid erop. Bovendien weten we niet of de Grote Attractor beweegt ten opzichte van een nog grotere structuur, die we (nog) niet kunnen waarnemen. Zo blijft mogelijk de grootste term in deze berekening een volstrekt onbekende.

[important]Las je deze blogpost in 5 minuten?
Dan ben je intussen een kwart miljoen km verder (ten opzichte van de Grote Attractor).[/important]

De Weg van de Veger

In minder dan twee weken tijd legde mijn schoonvader een hele oprit aan rond ons huis. (Waarvoor onze grote dank!) Daarna moest er enkel nog zand in de voegen worden geveegd. Ik vond het prettig om elke avond een uurtje te vegen: een vorm van actieve ontspanning. Een meditatief moment om rustig na te denken is altijd welkom voor een filosoof.

Als ik achteraf mijn ogen sloot zag ik nog steeds zand in groeven verdwijnen. Dit soort dagdromen van bodemloze putten past wonderwel bij de paradoxen waarover ik graag nadenk en waarbij soms ook alle zekere grond onder onze voeten lijkt weg te zakken. Natuurlijk is wegstromend zand ook een bekende metafoor voor het verstrijken van de tijd (in een zandloper) en op die manier is er een evident verband met onze cursus over filosofie van de tijd. Ook iets om rustig te laten bezinken tijdens het vegen.

Toen ik tegen Danny zei dat ik mijn zandveegtaak eigenlijk wel prettig vond, moest hij lachen: dan wist hij wel een boek dat ik eens moest lezen. Hij had het over Thief of Time (vertaald als De dief van tijd) van Terry Pratchett. Daarin komt er namelijk een filosoof voor die als straatveger werkt omdat hij zo meer tijd heeft om na te denken. Eindelijk mijn alter ego gevonden! :-)

Lu-Tze heet de man (of Lou-Tzi in de Nederlandse vertaling, een verwijzing alleszins naar Loazi), maar hij wordt the Sweeper of de Veger genoemd. Hij is een meester in de gevechtskunst Déjà-Fu: het gevoel dat je al eens eerder precies zo op je hoofd bent getimmerd. Hierbij bewegen de ledematen van de aanvaller niet enkel in de ruimte, maar ook (achterwaards) in de tijd, waardoor de ander het effect voelt van eerdere klappen. Geen slechte mascotte dus voor onze cursus waarin we het ook over tijdreizen gaan hebben. Een studie naar de verpersoonlijking van Tijd bij Pratchett zou trouwens een cursus op zich kunnen zijn! ;-)

De Veger spreekt in raadsels die aan zen-boeddhistische koans doen denken. Niemand let op hem, want hij is maar een straatveger. En ondertussen is hij meester dan de tijd (één van de Monniken der Tijd, om precies te zijn). Ik mag hem wel, zo veel is duidelijk.

De Veger.

De Veger. (Bron afbeelding: Karla Cervantes.)

Astropoetica

Another perspective on “Children of the Cosmos“: the poem “Orbit” by Jen D. Clark, from Astropoetica (2010).

I think about joining the Seven Sisters
when I make
peanut butter and jelly
again.

Tying shoes I wonder
how this
planet doesn’t stop spinning.

Dust bunnies are molecular chambers and
laundry is a colorful list of historical moments.

Standing around with other Moms
At preschool
they seem content,
to stare at each other as they
discuss what was on television or
survival of children’s phases
or avoiding cellulite and crow’s feet.

I never saw any of them look up
so I hardly ever
spoke up.

The children rotate around these stars,
manicured and yoga calm.
I once said something about
having only one child, suddenly
this black hole developed
and the conversation formed
a vacuum.

As if I was to be avoided or
studied from afar.
Maybe that’s all I can give—
one supernova explosion
noted and charted in a
hospital on the outer nexus,
giving birth to a son.
Soon after I was noted
to collapse in on myself,
and the study of me
stopped with a note
of “high risk.”

The question is, was I capable
all along to give new bodies
to the cosmos,
but I waited too long?
I will test my theories and
write grant letters until
I die.