Tag Archief: media

Interview in dS

Sinds het voorjaar ben ik lid van de Jonge Academie. Eind november werkten de Jonge Academie en De Standaard samen aan de tweede Week van het Weten: gedurende vijf dagen verschenen er interviews met telkens drie andere jonge onderzoekers van verschillende disciplines over een centraal thema. De bedoeling was duidelijk te maken dat geen enkele wetenschappelijke discipline de waarheid in pacht heeft, maar dat we samen wel een heel eind komen. Daarom was er ook telkens een (beknopte) conclusie.

In die context verscheen in de Standaard op 24 november 2017 onderstaand interview met mij over de vraag “Hoeveel slimmer kunnen wij nog worden?” Dit artikel werd dus niet door mij geschreven: het werd opgetekend door Pieter Van Dooren (bron).

Sommige dingen zullen onbereikbaar blijven, omdat wij mensen slechts over een beperkte tijd en middelen beschikken. Maar we kunnen nog veel meer dan vandaag, zegt wetenschapsfilosoof Sylvia Wenmackers.

‘Slimheid is eigenlijk geen echt bruikbaar concept. Er zijn tientallen definities van intelligentie, en al komen die meestal wel ergens neer op het vermogen om met beperkte middelen binnen een redelijke tijd tot een oplossing te komen, ze zijn te breed en te divers om toetsbaar te zijn. En vaak zijn ze opgezet om te “bewijzen” dat we “slimmer” zijn dan dieren, of machines. Ooit bestudeerden psychologen het schaken, iets “typisch menselijks” dat computers nooit zouden benaderen.’

‘Wat dan wel een zinnige vraag is? Waar we als mens onze intellectuele vermogens aan willen besteden. Wat is waardevol, wat is wijsheid? Niet dat ik de antwoorden daarop heb. Die verschuiven trouwens voortdurend.’

‘De evolutie leert ons dat organismen blijven “vooruitgaan”. Maar dat speelt op zo’n grote tijdschaal dat het niet te voorspellen is waar we zullen uitkomen. Het vertelt me wel dat we nog heel wat marge hebben. Misschien hebben de transhumanisten gelijk en zullen we voortleven als mens/machine. Maar hoeveel procent chips er ook inzitten, het blijven onze afstammelingen. Een “mens” moet je nu eenmaal zien als het biologisch wezen plus zijn technologie. Een bril maakt je niet minder mens. Een computerchip vol artificiële intelligentie ook niet. Dat is evengoed een werktuig. Ze helpen je om ten volle mens te zijn.’

‘Mijn vakgebied is heel lang van het individuele denken uitgegaan, al sedert het “ik denk, dus ik ben” van Descartes. Maar eigenlijk moet je niet naar een mens kijken, maar naar de mensheid. Eén individu kan al heel lang niet meer functioneren. We maken van zoveel kennis, ervaring en kunde gebruik, dat die wel verdeeld moet zitten, over metselaars, artsen, kernfysici, boswachters, juristen, noem maar op. Allemaal hebben ze elkaar nodig om voluit mens te kunnen zijn.

‘Historici hebben lang alleen naar koningen gekeken, ten onrechte. Ook de geschiedenis van de wetenschap – het betere denken – wordt vertekend door je te focussen op de topfiguren. Kamerlingh Onnes kreeg er de Nobelprijs voor, maar zijn labtechnicus was de enige die vloeibaar helium kon maken. Pascal komt uit zijn publicaties als een groot wiskundige, maar in zijn privécorrespondentie met Fermat zie je hem worstelen en knoeien. Publicaties zijn nu eenmaal hervertellingen, die weinig zeggen over hoe wetenschappers echt denken.’

‘We hebben in het onderzoek naar het denken een tijd lang te veel aandacht gehad voor het genie. Er zijn weinig indicaties dat genieën nodig zijn voor de vaart der volkeren.’

‘Maar goed, onze kennis groeit voortdurend, en het lijkt alleen maar sneller te gaan. Hoe lang gaat het individu nog meekunnen met de horde? Onlangs zag ik een radeloze oude man aan een parkeerautomaat. Hij had al drie keer betaald, en bleef maar verwachten dat er iets uit een van de vele spleten van het toestel naar buiten zou komen, terwijl zijn ticketjes in een bakje binnenin het toestel vielen. Het maakte me bang. Hoe “slim” een technologie ook is, als we ze te snel invoeren, hebben we iets heel doms gedaan. Daar is geen kennis nodig, maar wijsheid.’

‘Van de andere kant: op een iets langere tijdschaal is er minder aan de hand. De volgende generatie is wel mee. We zijn nu eenmaal geëvolueerd tot hersendieren, bij gebrek aan een pantser of gifklieren. Wie niet sterk is, moet slim zijn. Maar moet het nog slimmer? Altijd rijker willen worden is ook nutteloos, tenzij je het geld gebruikt. Maar we zijn met genoeg om tegelijk vooruit te gaan en de rotzooi van de vooruitgang, zoals klimaatopwarming, op te ruimen.’

‘Zelf heb ik niet de indruk dat ik “slimmer” word, hoeveel ik ook studeer. Maar ik heb wel het gevoel dat ik met mijn constante hersenvermogen steeds ingewikkelder vragen aankan. Eens je iets heel goed beheerst, komen je hersenen met bochtafsnijdende vuistregels, zodat er weer denkruimte vrijkomt. Of ik ook wijzer geworden ben, daar durf ik niets over te zeggen. Wijsheid ligt voorbij kennis, intelligentie en wetenschap. Dan gaan waarden meespelen, en die zijn niet objectief te vangen. Wat ik wel geleerd heb: wetenschap kan de wijsheid wel voeden, maar niet vervangen.’

Vergadertechnieken van de toekomst (anno 2007)

Als ik ooit nostalgisch zou durven worden, dan is er een simple remedie: laat me terugkijken naar dit tenenkrullende fragment “reality TV” (uiteraard volledig gescript). Hierin mocht ik kotgenote Eva rondleiden in een onderzoeksinstituut op het Wetenschapspark. Niet in het Instituut voor MateriaalOnderzoek, waar ik doctoreerde (want daar hadden ze al met een andere student gefilmd), maar wel bij de collega’s aan de overkant: in het Expertisecentrum Digitale Media, waar ik voordien zelf ook nog nooit binnen was geweest.

Filmopnames in een lift, het is niet gemakkelijk. En die “vergadertechnieken van de toekomst” waren zelfs in 2007 al niet om over naar huis te schrijven.

Vroeger was zelfs de toekomst niet beter.

Onzekerheidsprincipe

Het onzekerheidsprincipe binnen en buiten de kwantummechanica

Vandaag was acteur Aron Wade te gast bij “De bende van Annemie”, een programma op Radio 1. De studiogast mag aan het einde een vraag stellen en dan bellen ze iemand op. Aron Wade is gefascineerd door wetenschap, van planeten tot de microkosmos. Deze “kennisjunky” wilde graag meer weten over het onzekerheidsprincipe van Heisenberg en de redactie belde mij met deze fijne vraag. Ik plaatste het fragment op YouTube, zodat je het hier kan herbeluisteren. (De hele uitzending is – vandaag althans – hier te herbeluisteren; het item begint om 1u43min.)

Note to self: minder vaak ‘eigenlijk’ zeggen bij interviews. ;-)

Dit leek me een goede gelegenheid om ook een blogstukje te schrijven over dit onderwerp. Hier gaan we.

Wat is het onzekerheidsprincipe van Heisenberg?

Het onzekerheidsprincipe van Heisenberg is een onderdeel van de kwantummechanica, dat is de fysica die we nodig hebben om de wereld op kleine schaal te beschrijven. Het onzekerheidsprincipe zegt dat in een kwantumtoestand sommige combinaties van eigenschappen niet tegelijk volledig bepaald kunnen  zijn. Het is in 1927 gepubliceerd door Werner Heisenberg, één van de natuurkundigen die de kwantummechanica mee ontwikkeld hebben. Hij kreeg trouwens ook de Nobelprijs voor Natuurkunde voor zijn bijdragen in 1932.

Natuurkundigen spreken over de onzekerheidsrelaties, meervoud dus, omdat er verschillende koppels van grootheden zijn waarvoor er zo’n fundamentele limiet bestaat op hoe nauwkeurig beide tegelijk bepaald kunnen zijn. De bekendste is die voor positie en snelheid (eigenlijk impuls), maar er is bijvoorbeeld ook een onzekerheidsrelatie over energie en tijd.

Hoe kunnen we ons dit voorstellen?

Om dit goed te begrijpen hebben we gelukkig niet eens kwantummechanica nodig.

  • Stel je een vijver voor en je neemt een stok, die je aan de kant in het water op en neer beweegt. Als je dat regelmatig doet, gaat het hele oppervlak golven, met toppen en dalen op regelmatige afstand. Je kan hier dan een golflengte aan toekennen. Dat is de afstand tussen twee toppen. Maar als je vraagt “waar is de golf precies?” dan stel je een rare vraag: een golf is per definitie uitgespreid. Het is niet op één zeer specifieke plaats.
  • Omgekeerd kan je één harde slag in het water geven. Dan ontstaat er een soort golfpakket, met een duidelijk aanwijsbare positie. Maar nu wordt de vraag wat de golflengte is moeilijker te beantwoorden. Want een golfpakket kan je beschrijven als een som van heel veel golflengten.

Deze wisselwerking is óók een onzekerheidsrelatie – niet die van Heisenberg, maar eentje voor macroscopische golven. (Zie ook: onzekerheidsrelatie in de Fourier-analyse.)

Deze insteek wordt ook goed uitgelegd in onderstaand filmpje van “One Minute Physics” (1 minuut).

Wat heeft dat nu met de fysica van de microschaal te maken?

Om te beginnen kunnen we aan licht denken. Daar spreken we in het dagelijks leven soms al over als lichtgolven, dus het zal je niet verbazen dat ook in de kwantummechanica de onzekerheidsrelaties gelden voor licht. Net zoals voor die golven in het water.

Het onzekerheidsprincipe voor licht wordt geIllustreerd in onderstaand filmpje van “Veritasium” (4 minuten).

Maar er is meer. Ook deeltjes met een massa hebben golfeigenschappen. Dit werd voor het eerst gepostuleerd door Louis de Broglie en later experimenteel aangetoond. (Eerst voor elektronen, later voor atomen en tegenwoordig voor steeds grotere moleculen.) En het is hierop dat Werner Heisenberg zijn onzekerheidsrelaties baseerde.

Kwantummechanica beschrijft een toestand als een waarschijnlijkheidsverdeling: het kent waarschijnlijkheden toe aan verschillende combinaties van positie en snelheid. Maar doordat we met golfachtige systemen werken, kunnen niet zowel positie als impulstegelijk 100% waarschijnlijkheid krijgen. Naarmate de waarschijnlijkheidsverdeling voor de positie meer gepiekt is, is die voor impuls meer uitgespreid en vice versa.

Hebben de onzekerheidsrelaties toepassingen?

In de eerste plaats zijn de onzekerheidsrelaties belangrijk in de kwantummechanica zelf. Ze helpen ons om de wereld beter te begrijpen.

De onzekerheidsrelaties hangen samen met ons begrip van het tunneleffect en dat is een effect dat wel gebruikt wordt in zeer veel toepassingen. Kwantumtunneling is het proces waarbij deeltjes, bijvoorbeeld elektronen, een barrière kunnen passeren waarvoor ze – als je het puur met klassieke fysica bekijkt – niet genoeg energie lijken te hebben.

Kwantumtunneling helpt om natuurlijke processen te begrijpen zoals radioactief verval, bijvoorbeeld alfa-verval waarbij een kern een twee protonen en twee neutronen uitstoot. Maar het wordt ook gebruikt in technologische toepassingen: bijvoorbeeld in transistoren, die in computers en andere elektronische toepassingen gebruikt worden.

Kwantumtunneling wordt ook gebruikt in een raster-tunnelmicroscoop. Dat is een toestel dat in labo’s wordt gebruikt om materialen op atomaire schaal te bestuderen. Indirect leidt dat ook weer tot nieuwe toepassingen, want het is in die labo’s dat nieuwe materialen worden ontwikkeld.

Heeft het onzekerheidsprincipe ook een impact buiten de fysica?

Het onzekerheidsprincipe is één van de bekendste aspecten van kwantummechanica en hangt ook samen met het wereldbeeld dat sindsdien veranderd is. Vóór de ontwikkeling van de kwantummechanica dachten veel mensen dat de wereld in principe perfect voorspelbaar is. Laplace schreef hier een gedachte-experiment over: de demon van Laplace. Een intelligentie die de huidige posities en snelheden van alle deeltjes in het heelal perfect zou kennen, zou met de wetten van Newton perfect de toekomst kunnen voorspellen en ook het verleden reconstrueren. In de praktijk is dit natuurlijk niet mogelijk, maar de onzekerheidsrelaties zeggen bovendien dat het zelfs in principe niet mogelijk is om tegelijk de positie en de snelheid van één enkel deeltje exact te kennen.

Zelf denk ik dat vooral het golfkarakter veel van deze aspecten duidelijker kan maken, omdat een golf iets is dat uitgespreid is. Ook in de latere ontwikkeling van kwantumveldentheorie werken natuurkundigen met uitgespreide velden als fundamentele beschrijving in plaats van gelokaliseerde deeltjes.

Betekent het onzekerheidsprincipe dat we niets zeker kunnen weten?

Nee. Eigenlijk zou onbepaaldheid een beter woord zijn dan onzekerheid. Het gaat niet slechts om wat we kunnen meten of zeker weten, maar om eigenschappen van de kwantumtoestand zelf. Als de positie van een kwantumsysteem zeer nauwkeurig bepaald is, dan leidt dit er automatisch toe dat de snelheid niet één bepaalde waarde heeft, maar verschillende mogelijke waarden elk met een zekere waarschijnlijkheid. En omgekeerd is een kwantumtoestand met een welbepaalde snelheid niet geconcentreerd op één punt in de ruimte, maar kent het aan allerlei verschillende mogelijke posities enige waarschijnlijkheid toe. De onzekerheidsrelatie zegt hoe die trade-off tussen de bepaaldheid van twee zulke eigenschappen precies werkt.

Tot slot nog deze animatie van TedED die het ook goed weergeeft (bijna 5 minuten).

Als er iemand nog goede manieren weet om de onzekerheidsprincipes uit te leggen: tips altijd welkom in de reacties.

Nieuwsflits: Weet ik veel?! Over toeval

Op donderdag 13 augustus kom ik tussen 12u en 13u op Radio 1 bij het programma Weet Ik Veel gepresenteerd door Koen Fillet. We gaan het hebben over toeval en kansrekening. Luister je mee?

Stel jouw vragen over toeval en (on-)waarschijnlijkheid op donderdag via Twitter/Facebook/Instagram (#weetikveel) of via mail (weetikveel@radio1.be).

Aanvulling (donderdag 13 augustus 17u)

Het was een leuke ervaring daar in de studio! :-) De uitzending herbeluisteren kan op de pagina van Radio 1. Alternatief: door deze mp3 (54,8 MB) te downloaden (rechtsklikken, “opslaan als” en daarna het bestand afspelen): klik hier.

Op de website van Radio 1 staat er trouwens nog een pagina over de uitzending: over Monty Hall.

Citaat.

Citaat uit de uitzending. (Bron: deze tweet.)

Schone slaapsters in de wetenschap

Einstein doet een dutje in de tuin (1933).

Vorige week maandag mocht ik voor Nieuwe Feiten op Radio 1 iets vertellen over “schone slaapsters” in de wetenschap: wetenschappelijke artikels die pas na vele jaren een piek kennen in citatie-aantallen. De aanleiding hiervoor? Een recente studie in PNAS door Ke en collega’s die een top-100 opstelden van dit soort schone slaapsters. Er verscheen een persbericht en de studie werd besproken door Nature News en heel wat andere media.

Omdat de radiobijdrage te kort was om in te gaan op een aantal fascinerende vragen die dit onderzoek oproept (o.a. rond het gebruik van korte-termijn-citatiemetrieken in het huidige onderzoeksbeleid), bereid ik nu een artikel voor over dit onderwerp (voor het septembernummer van Eos).

Herbeluisteren kan hier.

Opiniestuk in De Standaard

Een openbare omroep kan niet zonder wetenschapsjournalisten

– Sylvia Wenmackers
Verschenen in De Standaard (19 mei 2015) (Blendle)

Kent u een regio waar de openbare omroep professioneler bericht over het Eurovisiesongfestival dan over wetenschap? Welkom in Vlaanderen.

Artikel.

Foto van het artikel; klik hier voor groter.

Een openbare omroep moet onder meer berichten over politiek, sport, cultuur en wetenschap. Wetenschap belangt iedereen aan, dus wetenschapsnieuws is niet optioneel, zou u denken. Nochtans heeft de VRT anno 2015 geen uitgebouwde wetenschapsredactie. Er zijn wel enkele journalisten die zich gespecialiseerd hebben in wetenschapsnieuws, maar te weinig nieuwsmensen hebben zelf een wetenschappelijke achtergrond. Aangezien de nieuwe beheersovereenkomst voor de periode 2016–2020 nu ter sprake komt en het vernieuwde Canvas meer wetenschap belooft, lijkt dit me een uitstekend moment om daar iets aan te doen.

We vinden het normaal dat er geld is om een voetbalmatch of een wielerwedstrijd door gespecialiseerde journalisten te laten verslaan. Als we nog maar half zo veel vakmensen inzetten om even kritisch en enthousiast over wetenschap te vertellen, dan zouden we in Vlaanderen behoren tot de wereldtop. Om de berichtgeving over wetenschap op radio en televisie te kunnen verheffen boven het niveau van weetjes zijn er journalisten met een wetenschappelijke vorming nodig.

In Nederland hebben heel wat wetenschapsjournalisten zelfs een doctoraat behaald. Daarvan kunnen wij alleen dromen op een moment dat er bespaard moet worden bij de VRT. Tenzij we kijken naar het geheel van Vlaamse middelen voor wetenschap en communicatie: dan is er een efficiënte oplossing, die tot nu toe over het hoofd werd gezien.

Eenvoudig gezegd komt het hierop neer: steek een VRT-microfoon onder de neus van onderzoekers die betaald worden door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO).

De Vlaamse overheid reikt via het FWO individuele beurzen en projectmiddelen uit aan vele wetenschappers die werken aan Vlaamse universiteiten en onderzoeksinstellingen. Het FWO vraagt van haar bursalen dat zij aan wetenschapscommunicatie zouden doen. Heel wat onderzoekers zijn – zelfs zonder deze lichte dwang van hun mecenas – bereid om uitleg te geven over hun werk en er gaan dagelijks persberichten de deur uit bij de Vlaamse kennisinstellingen. Waar het hart van vol is, daar loopt de mond van over: dat geldt ook voor wetenschappers, al is het risico bij hen groot dat er al eens een woordje jargon tussen glipt.

Bij gebrek aan wetenschapsjournalisten moeten wetenschappers zelf op zoek naar klare taal en heldere beelden. In plaats van al deze onderzoekers op communicatiecursus te sturen, op kosten van de overheid, zou het toch veel efficiënter zijn om enkele wetenschapsjournalisten in dienst te nemen? Dat zou diezelfde overheid inderdaad kunnen doen: niet via het FWO, maar via de VRT.

Mijn voorstel is om in de nieuwe beheersovereenkomst van de VRT niet alleen quota op te leggen voor Vlaamse liedjes, maar ook voor de stemmen van onderzoekers – lang niet allemaal Vlamingen overigens – die door het FWO te werk worden gesteld. Terwijl journalisten nu onder tijdsdruk vaak dezelfde mensen opbellen, zou dit voorstel als gunstig neveneffect hebben dat het beeld van ‘de wetenschapper’ veel diverser en realistischer wordt. Wetenschappers kunnen zich dan weer toeleggen op hun kerntaak, terwijl hun resultaten toch op een toegankelijke manier worden uitgelegd.

Bovendien sponsort de Vlaamse overheid initiatieven om wetenschap en technologie populairder te maken, met name bij wie een studiekeuze moet maken in de middelbare school en in het hoger onderwijs. Daarbij gaat er bijzondere aandacht naar ondervertegenwoordigde groepen (zoals meisjes in de ICT). Zou minstens een deel van dit geld niet veel beter besteed zijn als de VRT het hele jaar rond op een goede manier over wetenschap zou berichten? In een mediaklimaat dat positiever staat tegenover wetenschappen zouden de resterende initiatieven ook meer weerklank krijgen en dus een groter effect sorteren.

Boek onder de kerstboom: “Het exacte verhaal”

Deze week zat er een pakje in de bus met daarin het nieuwe boek van ionica Smeets. “Het exacte verhaal” is een spoedcursus wetenschapscommunicatie voor (hoofdzakelijk) exacte wetenschappers. Ik heb het gewonnen met een Twitteractie van uitgeverij Nieuwezijds – en wel met deze inzending. Daar was ik er erg blij mee, zoals je op de eerste foto ziet.

Blij met het nieuwe boek van Ionica Smeets.

Blij met het nieuwe boek van Ionica Smeets…

Ik begon meteen in het boek te kijken: eerst de index, dan het eerste hoofdstuk, dan de inhoudsopgave. Het ging dus van achter naar voor en zo had ik niet eens meteen gezien dat er boodschap van Ionica op het schutblad stond. Daar werd ik nog blijer van, zoals je op de tweede foto ziet. (Met dank aan Danny voor het maken van de foto’s. En voor wie het zich zou afvragen, de kerstkrans op de foto’s is gebreid door mijn moeder.)

Blij met het nieuwe boek van Ionica Smeets.

…en met de inscriptie op het schutblad: “Best Sylvia, Veel succes met (schrijven over) fysica! Alle goeds, Ionica”.

Het boek leest als een trein doordat er veel concrete voorbeelden en citaten in staan. Voor het boek interviewde Ionica Smeets namelijk een aantal bekende Nederlandse wetenschapscommunicatoren en er passeert zelfs één Vlaming de revue: Lieven Scheire. Hoewel “Het exacte verhaal” dus zeer vlot geschreven is, neem ik me voor om de hoofdstukken juist niet te snel achter elkaar te lezen, zodat ik de tijd heb om ook echt iets te doen met de vele tips en ideeën die er voorbijkomen. Het kan vast geen kwaad om één tip uit het boek hier te vermelden:

“Kies bij popularisatie voor onderwerpen waarover je op feestjes graag praat.”

Met de feestdagen in het vooruitzicht is dat alvast een idee dat ik in de praktijk ga proberen brengen bij mijn volgende Eos-column.

Kortom, tot nu toe bevalt het boek me alleszins veel beter dan de vorige communicatiecursus die ik heb bijgewoond. ;-)

Debat over farma en media

Debat.Vorige week nestelde ik me op woensdagavond (28 november) in één van de rode zeteltjes in de Handelsbeurs in Gent. Op het podium stonden er vijf stoelen klaar voor een debat in de reeks “Grijze Cellen” (georganiseerd door Eos, het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) en deBuren), deze keer in samenwerking met “MediaCafé” (georganiseerd door deBuren, de Vereniging voor onderzoeksjournalisten (VVOJ), het Fonds Pascal Decroos (FPD) voor bijzondere journalistiek en het bijbehorende project Mediakritiek).

Het gesprek ging deze avond over farma en media: hoe betrouwbaar zijn berichten over (nieuwe) medicijnen? Dieter De Cleene (van Eos) was moderator. De overige stoelen waren bestemd voor (van links naar rechts):

  • Marleen Teugels: lector onderzoeksjournalistiek aan de Arteveldehogeschool en freelance journalist voor Knack,
  • Joop Bouma: onderzoeksjournalist voor de Nederlandse krant Trouw,
  • Hendrik Cammu: professor gynaecologie aan de VUB en wetenschapspopularisator,
  • Christine Vanormelingen: directeur communicatie van de Algemene Vereniging van de Geneesmiddelenindustrie (pharma.be).
Debat in de Handelsbeurs.

Start van het debat over farma en media in de Handelsbeurs.

Het is gratis om deze debatten bij te wonen, maar bij de aankondiging stond het advies om wel te reserveren. Geen loze woorden, zo bleek, want de zaal liep volledig vol, hoofdzakelijk met studenten. Toen het zaallicht werd gedoofd, lichtten er overal laptopschermen op. En zodra het debat van start ging, begonnen de studenten ijverig te tokkelen. De mensen die notities wilden nemen op papier (zoals ikzelf!) moesten dit helaas in het donker doen, tenzij ze dicht genoeg bij een laptopscherm zaten om daar nog wat licht van op te vangen.

Het was prettig om te zien dat de laptop-studenten al tijdens het debat op zoek gaan naar aanvullende informatie over de sprekers. Ik dagdroomde over een wereld waarin geen televisie bestaat, maar waar mensen samenkomen in dit soort zalen om naar geïnformeerde mensen te luisteren, intussen extra bronnen raadplegen en zich zo zelf een mening vormen.

Marleen Teugels vermeldde het Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie (BCFI) als een betrouwbare bron waar (onder andere) journalisten terecht kunnen voor informatie over medicijnen. Het Centrum verstrekt gratis een groen boekje met een beknopte toelichting over diverse groepen medicijnen. Dit “Gecommentarieerd geneesmiddelenrepertorium” wordt geregeld aangevuld en is ook als pdf te downloaden (kies hier de recentste versie uit de lijst).

Bel de onderzoeker.Joop Bouma gaf enkele adviezen mee aan wetenschapsjournalisten. De samenvatting van een wetenschappelijke studie – het zogenaamde abstract – en zeker het daarop gebaseerde persbericht zijn vaak te positief, dus zorg ervoor dat je het hele artikel leest. Als je dit niet begrijpt, bel dan de auteur. Je eerste vraag moet altijd zijn: “Kunt u iemand noemen die diametraal tegenover de claims in dit artikel staat?” Als de onderzoeker in kwestie “ja” zegt, vang je twee vliegen in één klap: je weet dat het een goede wetenschapper is, die houdt van een open discussie, en je hebt een onafhankelijke expert, wat zorgt voor een diversiteit aan bronnen voor je stuk.

Dit advies klinkt goed, maar ik vraag me af hoe het in de praktijk uitpakt. Als je echt iets nieuws doet, zijn er niet per se tegenstanders: andere groepen weten er dan gewoon nog niet van. Ook zullen in veel gevallen alle wetenschappers het erover eens zijn dat een nieuw idee(-tje) kan kloppen, dat een nieuwe aanpak kan werken en zo verder. Niet alle nieuwe wetenschappelijke vindingen zijn voer voor grote twisten: wetenschappelijke vooruitgang gaat meestal geleidelijk, in kleine en oncontroversiële stappen. Het is dan slechts een kwestie van tijd, geld en soms inspiratie om telkens een volgende stap te kunnen zetten. Er spelen natuurlijk ook grotere, fundamentele kwesties, die wel voor hevige discussies kunnen zorgen, maar slechts een minderheid van de wetenschappers werkt daaraan – al zijn dit juist wel de interessante onderwerpen om over te berichten, natuurlijk.

Wil je het hele debat of stukjes ervan terugkijken, dan kan dit op de pagina van Eos. Verder kun je hier een zeer uitgebreid verslag lezen van Thomas Keirse, één van de andere aanwezigen.