De magie van de platenspeler
We hadden thuis een platenspeler waarop ik vaak luisterde naar sprookjes, de one-man-show van Toon Hermans en een musical ‘Wordt er in de ruimte ook gelezen?’. Natuurlijk kende ik al deze verhalen en liedjes – inclusief krassen, want zo ging dat toen – uit het hoofd en toch was het heerlijk om op een kussen voor de platenspeler te zitten met de zware hoofdtelefoon op. Door deze manier van luisteren – via de hoofdtelefoon of de boxen – zou je haast vergeten dat het principe van de platenspeler ook zonder elektriciteit werkt. De oorspronkelijke fonograaf van Edison, waarover ik eerder al schreef, werkte volledig mechanisch. Aangezien het cruciaal is voor de geluidskwaliteit om de draaisnelheid constant te houden, was het voor latere versies wel handig om hiervoor een elektrische motor te gebruiken. Ook om het geluid te versterken – met boxen of een koptelefoon – is er elektriciteit nodig en met de komst van stereo en high-fidelity is de kop, waar de naald in zit, steeds meer elektronica gaan bevatten. Maar elektriciteit is bij een platenspeler lang niet zo cruciaal als bij pakweg een gloeilamp.
Zelf ‘herontdekte’ ik het principe van de platenspeler twee keer. Een eerste keer kwam dit door een speciale vorm van reclame van een verzekeringsfirma: zij gaven een kartonnen folder uit, met daarop een plaatje. Door het karton op een bepaalde manier te vouwen, kwam één hoek van het karton, waar een naald aan was geplakt, net boven de plaat uit. Als je het plaatje dan met je vinger liet draaien, hoorde je de reclameboodschap. Wonderlijk! (Dankzij het internet kwam ik zojuist aan de weet dat dit systeem ook werd toegepast voor sprookjes.) Er kwam geen elektriciteit of versterking aan te pas. Het was puur mechanisch en hoewel ik het zelf in mijn handen hield, kon ik het toch niet echt begrijpen.
De tweede keer dat ik de magie van de plaat herontdekte was nadat mijn stereoketen met cassette- en platenspeler jarenlang stof had staan vergaren. Ik wilde nog eens naar een plaat luisteren, maar vergat de schakelaar van ‘cassettedeck’ naar ‘platendraaier’ te veranderen. De plaat begon wel te draaien, maar het geluid was heel zacht. Eerst dacht ik dat er een slecht contact was in de kabel naar de boxen, waardoor deze zeer weinig volume gaven. Pas dan realiseerde ik me dat het geluid van de plaat zelf kwam. Opnieuw stond ik verwonderd van dit eenvoudige en toch zo efficiënte mechanisme.
Edisons uitvinding van de fonograaf in 1877 kwam natuurlijk niet uit het niets. In 1857 bedacht een Franse drukker, Édouard-Léon Scott de Martinville, de fonautograaf, waarmee je geluiden visueel kon vastleggen, maar niet opnieuw beluisteren. Pas in 2008 werd een fonautogram uit 1860 met behulp van computer terug in geluid omgezet: je hoort een stem die het Franse liedje “Au clair de la lune” zingt. (Intussen zijn er nog meer fonautogrammen uit 1860 gerestaureerd en hier te beluisteren.) Het idee dat wij nu een stem kunnen terughoren uit die tijd, van iemand die dit zelf nooit heeft kunnen beluisteren… Ik krijg er kippenvel van!