Tag Archief: parodie

Fysikaatje en Logikaatje

Fysica heeft dezelfde klinkers in dezelfde volgorde als Sylvia.Opeens besefte ik dat alle morosofen die ik ken (bijvoorbeeld omdat ze mij vreemde e-mails sturen) mannen zijn. Daar moet iets aan gebeuren! Omdat ik geen tijd heb om audities te organiseren voor een waandenkster (maar spontane sollicitaties lees ik met een glimlach), ga ik vandaag zelf de morosofische toer op.

Hou je klaar voor een vleugje woordmagie (het moeten niet altijd getallen zijn) en voorname onzinverklaringen voor het feit dat ik ooit fysica ben gaan studeren. (Waarom Shixie fysica ging studeren, zag je hier.)

  • Fysica is één van de weinige beroepen waarin je – als vrouw althans – je vakgebied bent: “Hallo, ik ben fysica, want ik doe aan fysica”. Intussen ben ik trouwens logica in bijberoep, want sinds vorige maand heb ik een publicatie in een logica-tijdschrift.
  • Fysica was het enige vakgebied met dezelfde klinkers in dezelfde volgorde als mijn voornaam. “Hallo, ik ben Sylvia en fysica,” zei ze, niet geheel onzeugmatisch. Nomen est omen.
    Aangezien Sylvia van oorsprong een Latijnse naam is, is het eigenlijk wat vreemd dat die met een ‘Griekse y’ wordt gespeld. (Rhea Silvia kon het zonder, maar er zou een Griekse variant zijn: Xylia.) (Fysica is natuurlijk ook via het Latijn tot bij ons gekomen, maar daarbij is het duidelijk dat de oorsprong Grieks is – denk maar aan het gelijknamige werk van Aristoteles.) Wat zou er van mij geworden zijn zonder die letter y? (In het zesde leerjaar zat ik bij twee Silvia’s in de klas en zij zijn alvast geen fysica geworden.)
    Overigens hadden mijn ouders als jongensnaam Vital in gedachten, dus die zou – louter om klinkertechnische redenen – in een skihal aan de slag zijn moeten gaan.
  • Het voorgaande is uiteraard klinkklare onzin. (En voor natuurkunde geldt het helemaal niet, dus dat unieke woord bannen we voor vandaag.) Als ik Kaatje had geheten, had ik ook wel een excuus gevonden om fysica te gaan studeren. Dan was ik fysicaatje geworden. Of misschien toch een logicaatje. In elk geval had ik dan halsstarrig vastgehouden aan de intussen achterhaalde progressieve spelling, zoals in de titel van dit bericht.

Inmiddels werk ik toch al even in de filosofie, maar dan wel in de vakgroep theoretische filosofie, dus het blijft qua klinkers behoorlijk harmoniëren mijn voornaam, want bij ons is alles… analytisch. :-)

Zo, dat zijn wel genoeg waangedachten voor één dag. Of doet nog iemand een poging?

Merkwaardige mediatraining

Zo eenvoudig mogelijk, MAAR niet eenvoudiger.Vorige week donderdag zag ik verlegen experts, die boeiend over hun onderzoek konden vertellen, veranderen in zelfverzekerde idioten bij wie geregeld de plaat bleef hangen. De viroloog kon enkel nog verdwaasd herhalen: “We doen onderzoek naar virussen die hele kleine kinderen heel erg ziek kunnen maken.” Als onderzoeker – dubbel gepromoveerd of niet – moet je tegenwoordig op bijles, anders gaat je werk niet ‘viral‘, en dat zou heel erg zijn. Daar zat ik dus met mijn notitieblokje in de aanslag.

De cursus was bedoeld als een cadeautje aan mezelf: ondanks een overvolle agenda wou ik eens één dag bewust bezig zijn met hoe ik nog beter over mijn werk kan communiceren. “Mijn blog en columns zullen er wel bij varen,” dacht ik en zo trok ik vol goede moed naar Den Haag.

Om mee te kunnen doen, had je een idee nodig waar je over wou gaan communiceren. Dat kwam goed uit, want ik heb veel ideeën! “Kansen kun je niet meten” werd mijn uitgangspunt. Toen ik het uitlegde, werd dit idee echter te moeilijk bevonden. Bovendien was de docent het er niet mee eens: “Kansen kun je wel meten, hoor. Daar weet ik toevallig heel veel over.”

Eerst hoopte ik nog dat dit bij het rollenspel hoorde. Ik maakte me op voor een leermomentje – wat haat ik dat woord! – rond het thema: hoe overtuig ik een betweterige journalist? Kalm en vriendelijk deed ik mijn uitleg over deze subtiele kwestie. Naarmate de dag vorderde, werd het me echter duidelijk dat het geen oefening was geweest. De docent bleef er tussen de opdrachten door op terugkomen. Hij zette mijn expertise aan de kant alsof het een meninkje was dat zo van tafel geveegd kon worden. Dat vond ik apart. Tegen de viroloog zei hij toch ook niet: “Die virussen zijn helemaal niet zo gevaarlijk, hoor. Daar weet ik toevallig heel veel over.” Zijn expertise werd niet betwijfeld, omdat die zweemde naar witte jassen en petrischalen. Zelfs de docent wist dat je zoiets beter niet van tafel veegt. Stel je voor dat er iets besmettelijks in zit, zeg!

Misschien denk je dat ik inmiddels witheet van woede was, maar ik kan op dit soort momenten juist verrassend kalm blijven. Wel besloot ik halverwege om een ander onderwerp te kiezen. Mijn nieuwe onderwerp werd: “Het gebruik van computersimulaties in de filosofie”. Deze herkansing bleek een voltreffer, aangezien dit idee kon worden opgeklopt tot: “Na tweeduizend jaar eindelijk doorbraak in de filosofie!”

Homo homine lupus est.Toch was mijn lijdensweg hiermee nog niet ten einde. In een oefeninterview ontstond er consternatie doordat ik me in mijn rol als filosoof niet als wetenschapper wou profileren. Niet enkel de docent, maar ook de viroloog en de andere wetenschappers steigerden nu. De roedel wolven had bloed geroken en kwam schuimbekkend op me af. Er was nog één andere filosoof aanwezig, die zich bovendien in de terugkeer van de wolf in Nederland had verdiept. Hij nuanceerde: of filosofie een wetenschap is of niet, dat hangt van je houding ten aanzien van filosofie af. Hij haalde er zijn schouders bij op, alsof hij erbij wou zeggen: maar dat is mijn mening, hoor, huil rustig verder met de meute. Gelukkig was toen mijn oefentijd om en hield de docent zich strikt aan zijn schema.

Ik heb dus veel geleerd op deze dag, al was het niet datgene wat er in het programma aangekondigd stond. De docent raadde me aan om nog eens een mediatraining te volgen. Hij zag dat ik het nodig had.

Lof der wetenschap

Lof der wetenschap.“Als je vruchten wilt plukken van de boom der wetenschap, moet je haar eerst laten bloesemen” schreef ik aan het einde van een vorige post. Deze zin deed me denken aan het stuk over de liefde uit “De profeet” van Kahlil Gibran. Als je in die tekst overal “liefde” vervangt door “wetenschap”, blijkt het geheel nog verbazend veel steek te houden. Als je nog iets meer woorden vervangt, krijg je onderstaande tekst.

Toen zei Almitra: “Spreek tot ons over de wetenschap”.
En hij hief zijn hoofd op en liet zijn blik over de schare gaan en zij verstomde. En met een machtige stem zei hij:
“Als de wetenschap je wenkt, volg haar dan, al zijn haar wegen nóg zo zwaar en steil. En zouden haar vleugels je willen omhullen, laat haar dan, al zou het zwaard dat verborgen zit onder haar veren je kunnen verwonden. En als ze je toefluistert, schenk haar dan je volledige aandacht, terwijl haar stem je vooroordelen verbrijzelt zoals de noordenwind door je tuin woedt en haar maakt tot een dorre woestenij.
Want zo de wetenschap je kroont, ze kruisigt je ook en ofschoon ze dient voor je groei, zal ze je ook snoeien.
Zo ze opstijgt om je dorste en teerste takken te strelen die bevend trillen in de zon, zo daalt ze ook af naar je wortels en rukt hun houvast aan de aarde los.
Als korenschoven gaart ze je bijeen.
Ze dorst je tot je naakt bent.
Ze want je tot je vrij bent van je kaf.
Ze maalt je tot je blank bent.
Ze kneedt je tot je soepel bent en wijst je dan toe aan haar heilig vuur zodat je worden zult tot heilig brood voor het feestmaal aan de universiteit.
Dit alles doet de wetenschap opdat je de geheimen leert kennen van je eigen hart die van het universum.

Maar als je in je angst alléén de zoete zekerheden der wetenschap zoekt, is het beter dat je je naaktheid bedekt, haar dorsvloer verlaat en een wereld betreedt zonder seizoenen, waarin je zult denken maar niet je volle gedachten en waarin je zult begrijpen maar niet je volle begrip. De wetenschap geeft enkel zichzelf en put slechts uit haar eigen bron. Zij bezit niet en wil evenmin in bezit genomen worden want ze is zichzelf genoeg. Als je de wetenschap liefhebt, zeg dan niet: “De kennis is in mijn hoofd”; zeg liever: “Ik ben in het hart van de kennis” en tracht niet de loop van het wetenschappelijk onderzoek te bepalen, want de wetenschap richt, zo zij je waardig acht, jóuw loop.

De wetenschap kent geen ander verlangen dan zichzelf te vervullen, maar als je de wetenschap wél liefhebt en de wijsheid begeert, laat deze verlangens dan zijn:
Je kennis uit te diepen als een snelvlietende beek die haar melodie zingt in de nacht.
De pijn te kennen van te veel inzicht.
Gewond te raken bij je pogingen het universum te doorgronden, en vrijwillig en vreugdevol te bloeden.
Bij het ochtendgloren te ontwaken met een gevleugeld hart, dankbaar voor weer een dag van nieuwe vonsten.
Te rusten op het middaguur en de vervoering der wetenschap te overpeinzen.
In de avond vol dankbaarheid huiswaarts te keren en in te slapen met een gebed voor je onderzoek in je hart en een loflied op je lippen.”

(Vrij naar Kahlil Gibran, het stuk over de liefde uit “De profeet”.)