Tag Archief: pers

Merkwaardige mediatraining

Zo eenvoudig mogelijk, MAAR niet eenvoudiger.Vorige week donderdag zag ik verlegen experts, die boeiend over hun onderzoek konden vertellen, veranderen in zelfverzekerde idioten bij wie geregeld de plaat bleef hangen. De viroloog kon enkel nog verdwaasd herhalen: “We doen onderzoek naar virussen die hele kleine kinderen heel erg ziek kunnen maken.” Als onderzoeker – dubbel gepromoveerd of niet – moet je tegenwoordig op bijles, anders gaat je werk niet ‘viral‘, en dat zou heel erg zijn. Daar zat ik dus met mijn notitieblokje in de aanslag.

De cursus was bedoeld als een cadeautje aan mezelf: ondanks een overvolle agenda wou ik eens één dag bewust bezig zijn met hoe ik nog beter over mijn werk kan communiceren. “Mijn blog en columns zullen er wel bij varen,” dacht ik en zo trok ik vol goede moed naar Den Haag.

Om mee te kunnen doen, had je een idee nodig waar je over wou gaan communiceren. Dat kwam goed uit, want ik heb veel ideeën! “Kansen kun je niet meten” werd mijn uitgangspunt. Toen ik het uitlegde, werd dit idee echter te moeilijk bevonden. Bovendien was de docent het er niet mee eens: “Kansen kun je wel meten, hoor. Daar weet ik toevallig heel veel over.”

Eerst hoopte ik nog dat dit bij het rollenspel hoorde. Ik maakte me op voor een leermomentje – wat haat ik dat woord! – rond het thema: hoe overtuig ik een betweterige journalist? Kalm en vriendelijk deed ik mijn uitleg over deze subtiele kwestie. Naarmate de dag vorderde, werd het me echter duidelijk dat het geen oefening was geweest. De docent bleef er tussen de opdrachten door op terugkomen. Hij zette mijn expertise aan de kant alsof het een meninkje was dat zo van tafel geveegd kon worden. Dat vond ik apart. Tegen de viroloog zei hij toch ook niet: “Die virussen zijn helemaal niet zo gevaarlijk, hoor. Daar weet ik toevallig heel veel over.” Zijn expertise werd niet betwijfeld, omdat die zweemde naar witte jassen en petrischalen. Zelfs de docent wist dat je zoiets beter niet van tafel veegt. Stel je voor dat er iets besmettelijks in zit, zeg!

Misschien denk je dat ik inmiddels witheet van woede was, maar ik kan op dit soort momenten juist verrassend kalm blijven. Wel besloot ik halverwege om een ander onderwerp te kiezen. Mijn nieuwe onderwerp werd: “Het gebruik van computersimulaties in de filosofie”. Deze herkansing bleek een voltreffer, aangezien dit idee kon worden opgeklopt tot: “Na tweeduizend jaar eindelijk doorbraak in de filosofie!”

Homo homine lupus est.Toch was mijn lijdensweg hiermee nog niet ten einde. In een oefeninterview ontstond er consternatie doordat ik me in mijn rol als filosoof niet als wetenschapper wou profileren. Niet enkel de docent, maar ook de viroloog en de andere wetenschappers steigerden nu. De roedel wolven had bloed geroken en kwam schuimbekkend op me af. Er was nog één andere filosoof aanwezig, die zich bovendien in de terugkeer van de wolf in Nederland had verdiept. Hij nuanceerde: of filosofie een wetenschap is of niet, dat hangt van je houding ten aanzien van filosofie af. Hij haalde er zijn schouders bij op, alsof hij erbij wou zeggen: maar dat is mijn mening, hoor, huil rustig verder met de meute. Gelukkig was toen mijn oefentijd om en hield de docent zich strikt aan zijn schema.

Ik heb dus veel geleerd op deze dag, al was het niet datgene wat er in het programma aangekondigd stond. De docent raadde me aan om nog eens een mediatraining te volgen. Hij zag dat ik het nodig had.

Over alfa en bèta: zonder kloof geen brug

Dit uiltje staat niet enkel symbool voor de wijsheid, maar is ook heel schattig.Eind januari kreeg ik, net als een 300-tal andere geesteswetenschappers in Nederland, een e-mail met daarin drie vragen van De Groene Amsterdammer. De meeste geadresseerden zijn hoogleraar aan een Nederlandse universiteit, maar vanwege mijn Veni-beurs mocht ik als postdoc ook meedoen. Ik beantwoordde de vragen, net als 102 anderen, en al deze reacties staan nu online. Verder is het papieren nummer 44 van De Groene gewijd aan “de springlevende geesteswetenschap”. Uit alle antwoorden destilleerden de journalisten tien ‘revoluties’ – al lijken het mij eerder rustige ontwikkelingen dan turbulente omwentelingen.

Mijn bijdrage kreeg van een journalist de titel “Leren omgaan met interdisciplinariteit” mee. (Mijn drie antwoorden kun je dus daar gaan lezen, maar ze staan ook in dit bericht, na de vouw.)

Zoals trouwe bloglezers weten, heb ik een achtergrond in de exacte (of bèta-) wetenschappen, maar werk ik in de wijsbegeerte, een vakgebied dat tot de geestes- (of alfa-) wetenschappen behoort. Blijkbaar zit ik goed met deze combinatie, want “Alfa en bèta worden één” is één van de tien trends (gemeld door 29 op 103). Helemaal nieuw is dit idee trouwens niet: in 2008 berichtte de New York Times al over de “New humanities“, een project waarbij studenten menswetenschappen ook onderwezen worden in wiskunde, informatica en natuurwetenschappen. Vanwege mijn werk aan computermodellen voor kentheoretische vraagstukken ben ik ook helemaal mee met een andere tendens: “Digital humanities” (gemeld door 44 op 103).

De grootste ontwikkeling is overigens “Samenwerken binnen de geesteswetenschappen” (gemeld door 57 op 103), dus ik ben duidelijk niet de enige die van vakoverschrijdend onderzoek houdt. Mooi, want dat betekent dat er nog heel wat mensen zijn met wie ik zou kunnen samenwerken!

Onze vakgroepvoorzitter van Theoretische Filosofie in Groningen, Jan-Willem Romeijn, schreef over “De ideeënmotor van de wetenschap“. Jan-Willem geeft twee trends aan:

“het succesvolle gebruik van wiskundige en computationele modellen, en de steeds concretere toenadering tussen de geesteswetenschap en andere wetenschappen”.

Daarmee zitten we dus helemaal op dezelfde golflengte.

Alles is peis en vree. Of toch niet?

Er is wel degelijk weerwerk: René Boomkens is hoogleraar cultuurfilosofie in Groningen (althans, nu wel nog, want hij stapt in december over naar Universiteit van Amsterdam). René schrijft in zijn bijdrage, “De spagaat van de filosofie“:

“De geesteswetenschappen zullen niet worden weggevaagd. Ze zullen heel langzaam uitdoven. Dat proces is al jaren gaande. Wij geesteswetenschappers werken daar bewust of onbewust ook aan mee. We passen ons aan aan de nieuwe regels en voorschriften, die stuk voor stuk zeggen: wees geen geesteswetenschapper, maar gedraag je net zoals je natuurwetenschappelijke collega’s. Zo was het altijd al, maar nu is het officieel. Geesteswetenschappers mogen blijven bestaan, maar alleen als ze zich niet als geesteswetenschappers gedragen. Taalwetenschapper? Word neuroloog! Psycholoog? Word neuroloog! Ethicus? Word bioloog! Kunsthistoricus? Neem ontslag!”

Wetenschap zonder filosofie is een zombie zonder ziel.Deze grimmige visie bezorgt me kippenvel: ik heb heel mijn leven (of toch sinds ik kan lezen) van wetenschap én van filosofie gehouden. Filosofie zonder wetenschap heeft geen ogen en geen handen, maar wetenschap zonder filosofie heeft geen ziel. Een zombie – heel toepasselijk op Halloween.

Ik ben het met Boomkens eens dat alfawetenschappers een eigen functie te vervullen hebben en dat het een enorme verarming zou zijn als dit verloren zou gaan. Deze bezorgdheid staat niet in contrast met mijn enthousiasme voor interdisciplinair onderzoek, integendeel zelfs: gezamenlijk onderzoek met niet-vakgenoten is alleen maar interessant als alle partijen inderdaad een eigen vak beheersen. Als alle alfa’s halve (of hele) bèta’s worden, is er niemand meer om de bèta’s terug te fluiten als die weer eens vergeten dat wat ze door hun wiskundige bril zien niet noodzakelijk de wereld zelf is.

Mijn laatste paragraaf begint met de zin:

“Soms is er een kloof tussen wat we kunnen meten en wat we willen weten.”

Schrap ‘soms’ en lees: “Er is een kloof tussen wat we kunnen meten en wat we willen weten.” Dit is de fameuze kloof tussen alfa en bèta, maar liever een kloof tussen “The Two Cultures” dan een vlakke monocultuur. Want over een kloof kun je bruggen bouwen, of een spannende kabelbaan. Liever hoogtevrees dan als een zombie het monotone pad bewandelen over de kale vlakte, nergens heen.

Zonder de kloof was er ook geen behoefte aan deze brug.

Zonder de kloof was er ook geen behoefte aan deze brug. (Bron afbeelding: Navajo Bridge over de Colorado River.)

Hierbij een oproep:

Laten we de aanstaande eenmaking van alfa en bèta verijdelen. Snel, nu het nog kan!
(meer…)

Nieuwsflits: Column in Eos

Eos. (Bron afbeelding: http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/6/64/Eos.jpg)Vandaag viel het maart-nummer van Eos in de bus. Daarin staat natuurlijk een heleboel wetenschapsnieuws, maar ook een column van mij. De rubriek heet “Scherp gesteld” en wordt afwisselend geschreven door drie columnisten: Marleen Finoulst, Hans van Maanen en ik. Ik mag mijn bijdragen ook op mijn blog plaatsen, dus ik heb alvast een nieuwe rubriek aangemaakt (Eos-column).

Het omgekeerde was trouwens vorig jaar al eens gebeurd: het blogstukje “Zwemmen tussen regenbogen“, dat ik ook op het Eos-blogportaal SciLogs had gezet (zie eerdere nieuwsflits), werd opgenomen in het zomernummer van Eos. Maar een echte column – tekst zonder plaatjes erbij of links erin – dat is toch weer eens iets anders. :-)

Nieuwsflits: Interview over kleine kansen bij Hoe?Zo!

Naar aanleiding van de lezing over “waterkansjes” van vorige week, geef ik vanavond een interview voor Hoe?Zo! radio. Het wordt vandaag uitgezonden tussen 20u en 21u op Radio 5 (frequentie) en is daarna te herbeluisteren op deze pagina (rechterkolom: mp3 downloaden).

Aanvulling (25 juni 2012):

De uitzending herbeluisteren kan door de mp3 te downloaden: rechtsklikken op deze link en “Link opslaan als…” (of “Save link as…”) kiezen.

Hieronder zie je enkele foto’s die ik maakte op weg naar en in Hilversum. Het thema is “groen”. :-)

Het NTR-paviljoen in Hilversum.

Linksboven: interieur van de Sprinter naar Hilversum. Rechtsboven: het NTR-paviljoen in het Mediapark van Hilversum. Linksonder: het paviljoen wordt omgeven door groen en heeft ook een daktuin. Rechtsonder: bij NTR zijn er toiletten voor dames, heren én aliens – al moeten die laatsten wel delen.

Waarom draait de wereld?

Als het in Europa al nacht is, is het in Amerika nog dag.Vorige week was ik in Tilburg voor een tweedaags congres ‘Formal Epistemology Meets Experimental Philosophy‘ (FEMEP). Het was erg interessant, maar in mijn zoektocht naar inspiratie voor een blogpost bleek de reis de bestemming. Ik ging naar Tilburg met de trein. In België hebben we voorlopig enkel de Metro (weliswaar in het Nederlands en het Frans), maar in Nederland hebben ze meerdere gratis kranten voor spoorreizigers. Zo blader ik er wel eens door Metronieuws, Spits, of De Pers. Al deze dagbladen brengen voor een groot deel dezelfde korte berichten en roddels. Onder het mom van “wetenschapsnieuws” plaatsen ook veel betalende kranten flitsberichten over curcieuze onderzoekjes zoals: de invloed van de kleur van het middageten op nachtmerries. (Oké, dit voorbeeld heb ik verzonnen, maar je weet vast over welk soort nieuwtjes ik het heb!)

Vorige week was er weer zo’n nieuwtje: het blijkt slecht te gaan met de biologiekennis van Nederlandse basisschoolleerlingen. Ook de andere kranten brachten dit nieuws, maar journaliste Puck Roest van Metronieuws besloot het bericht te illustreren met vijf voorbeeldvragen en ons meteen het juiste antwoord mee te geven. Het verspreiden van wetenschappelijke kennis, al is die van basisschoolniveau, is een mooie zaak. Leuk idee, dacht ik nog, tot ik het stukje las…

De eerste vraag was: “Waarom verliest een boom zijn bladeren in de herfst?” Oei, meteen een waarom-vraag. Die kunnen best pittig zijn, al hangt het er natuurlijk van af wat voor antwoord je verwacht. Met deze woordvolgorde – die de nadruk lijkt te vestigen op ‘in de herfst’ – ben ik geneigd een flauw antwoord te geven: omdat als bomen in de zomer hun bladeren zouden verliezen, ze te weinig zonneënergie krijgen en sterven. Dit flauwe antwoord kun je echter tot een wetenschappelijk antwoord uitbouwen. Vanuit evolutionair oogpunt kun je je verschillende voorlopers van de moderne loofboom voorstellen met verschillende aanleg tot bladval. De exemplaren die hun blaadjes in de winter vasthielden vroren dood, de exemplaren die in de zomer hun blaadjes lieten vallen zijn ook uitgestorven, … Enkel de best aangepaste loofboomsoorten zijn blijven bestaan.

Om het ‘waarom’ te snappen, moet je eigenlijk ook het ‘hoe’ weten. Maar welke processen in de boom ervoor zorgen dat de blaadjes vallen, weet ik zelf helemaal niet. Snel het antwoord lezen dus. Metronieuws houdt het erbij dat de boom zo verhindert dat er in de winter water en voedingsstoffen verdampen via de bladeren. Dit is ook het juiste antwoord volgens deze clip van SchoolTV. Nu vind ik het best bizar om een waarom-vraag met een doeloorzaak te beantwoorden, maar teleologische verklaringen schijnen moeilijk te vermijden te zijn in de biologie. En als die kinderen nog niet rijp zijn om de nuances van evolutie te begrijpen, is dat misschien een pedagogisch verantwoorde aanpak.

Ik heb een trauma opgelopen aan waarom-vragen. Ik zat nog op de lagere school toen ik een stukje heb gelezen dat ging over een paard dat een kar trekt en telkens dieper inging op hoe dit mogelijk is. Het begon met de uitvinding van het wiel en uiteindelijk kwam het uit bij de zon, die de gewassen doet groeien, die het paard de energie geven om de kar te trekken. De moraal van het verhaal was dat je niet te snel moet denken dat je begrijpt waarom iets gebeurt. Deze conclusie maakte een verpletterende indruk op mijn kinderzieltje en het is best mogelijk dat ik hier nog steeds niet volledig van ben bekomen.

Hup, tweede vraag: “Waarom is een spin geen insect?” Ik weet wel dat een spin twee pootjes meer heeft dan een insect, maar ook hier vind ik een ‘waarom’-vraag niet helemaal gepast. Ik zou de vraag herformuleren als: “Wat is het verschil tussen spinnen en insecten?” De categorie ‘insect’ is door mensen gemaakt en zegt eigenlijk weinig over de aard van de diertjes zelf. Er zijn trouwens ook classificaties waartoe zowel insecten als spinnen behoren: geleedpotigen, bijvoorbeeld. Sommige oude classificaties blijken bij verder genetisch onderzoek trouwens onterecht.

Zo ziet een spin er aan de onderkant uit.

Zo ziet een spin er aan de onderkant uit. Een spin heeft acht poten, in tegenstelling tot insecten die er maar zes hebben.

De echte schok kwam bij vraag vier: “Waarom is het ’s nachts donker en overdag licht?” Volgens de krant is het antwoord: “Omdat de aarde om de zon heen draait.” Dit heeft er echter niets mee te maken! De aarde draait wel om de zon, maar dat duurt een jaar en het is elke nacht donker. Het verschil in dag en nacht ontstaat natuurlijk doordat de aarde elke 24 uur om haar eigen as draait.

Op terugweg uit Tilburg, een dag later, bladerde ik weer door de kranten. Gelukkig is het met de wetenschappelijke kennis van sommige lezers nog niet zo slecht gesteld: er stond een lezersbrief in Metronieuws die netjes het juiste antwoord op de dag-en-nacht uitlegde. Deze lezer vroeg zich ook af wat die vraag eigenlijk met biologie te maken heeft…

Ook GeenStijl maakt zich vrolijk over de misser. Ze linken naar dit vrolijke filmpje van SchoolTV dat het fenomeen van dag en nacht precies uitlegt op basisschoolniveau.

O ja, het antwoord op de vraag in de titel van dit stukje is: om haar as. ;-)

Welkom

Filosofie van de kansrekeningOp 2 mei 2011 verdedigde ik mijn doctoraat over de ‘Filosofie van Waarschijnlijkheid’ aan de Rijksuniversiteit Groningen (cum laude). Zoals bij ieder afgewerkt proefschrift werd er een week op voorhand een persbericht de wereld ingestuurd.
Blijkbaar spreken de onderwerpen toeval en kansrekening tot de verbeelding, want ik kreeg meerdere geïnteresseerde journalisten aan de lijn. Als resultaat hiervan verschenen er leuke stukken in de krant (NRC Next) en op internet (Kennislink). Ook mocht ik een woordje uitleg geven op de radio (Radio1-B, Radio2-NL). Dit leidde dan weer tot een aantal e-mails van mensen die graag mijn proefschrift wilden lezen.

Mijn proefschrift is hier voor iedereen vrij te raadplegen, maar dat wil nog niet zeggen dat het ook toegankelijk is.

  • Hinderpaal 1: zoals al mijn wetenschappelijke publicaties is het doctoraat geschreven in het Engels.
  • Hinderpaal 2: mijn werk is technisch van aard en is, zo zonder een woordje uitleg, slechts leesbaar voor een handvol collega-onderzoekers verspreid over de hele wereld.

Op zich is dat mooi, maar ik zou mijn passies graag kunnen delen met veel meer mensen. Vandaar het idee om met dit blog te starten. In het Nederlands, want dan hebben de mensen uit mijn naaste omgeving er ook nog wat aan.

Kom hier gerust nog een keertje langs voor:

  • een verteerbare portie wetenschap,
  • een verwarrend stukje filosofie,
  • of een vleugje kunst.

Aanmoedigingen, vragen of klachten zijn altijd welkom in de commentaren.