Over alfa en bèta: zonder kloof geen brug

Dit uiltje staat niet enkel symbool voor de wijsheid, maar is ook heel schattig.Eind januari kreeg ik, net als een 300-tal andere geesteswetenschappers in Nederland, een e-mail met daarin drie vragen van De Groene Amsterdammer. De meeste geadresseerden zijn hoogleraar aan een Nederlandse universiteit, maar vanwege mijn Veni-beurs mocht ik als postdoc ook meedoen. Ik beantwoordde de vragen, net als 102 anderen, en al deze reacties staan nu online. Verder is het papieren nummer 44 van De Groene gewijd aan “de springlevende geesteswetenschap”. Uit alle antwoorden destilleerden de journalisten tien ‘revoluties’ – al lijken het mij eerder rustige ontwikkelingen dan turbulente omwentelingen.

Mijn bijdrage kreeg van een journalist de titel “Leren omgaan met interdisciplinariteit” mee. (Mijn drie antwoorden kun je dus daar gaan lezen, maar ze staan ook in dit bericht, na de vouw.)

Zoals trouwe bloglezers weten, heb ik een achtergrond in de exacte (of bèta-) wetenschappen, maar werk ik in de wijsbegeerte, een vakgebied dat tot de geestes- (of alfa-) wetenschappen behoort. Blijkbaar zit ik goed met deze combinatie, want “Alfa en bèta worden één” is één van de tien trends (gemeld door 29 op 103). Helemaal nieuw is dit idee trouwens niet: in 2008 berichtte de New York Times al over de “New humanities“, een project waarbij studenten menswetenschappen ook onderwezen worden in wiskunde, informatica en natuurwetenschappen. Vanwege mijn werk aan computermodellen voor kentheoretische vraagstukken ben ik ook helemaal mee met een andere tendens: “Digital humanities” (gemeld door 44 op 103).

De grootste ontwikkeling is overigens “Samenwerken binnen de geesteswetenschappen” (gemeld door 57 op 103), dus ik ben duidelijk niet de enige die van vakoverschrijdend onderzoek houdt. Mooi, want dat betekent dat er nog heel wat mensen zijn met wie ik zou kunnen samenwerken!

Onze vakgroepvoorzitter van Theoretische Filosofie in Groningen, Jan-Willem Romeijn, schreef over “De ideeënmotor van de wetenschap“. Jan-Willem geeft twee trends aan:

“het succesvolle gebruik van wiskundige en computationele modellen, en de steeds concretere toenadering tussen de geesteswetenschap en andere wetenschappen”.

Daarmee zitten we dus helemaal op dezelfde golflengte.

Alles is peis en vree. Of toch niet?

Er is wel degelijk weerwerk: René Boomkens is hoogleraar cultuurfilosofie in Groningen (althans, nu wel nog, want hij stapt in december over naar Universiteit van Amsterdam). René schrijft in zijn bijdrage, “De spagaat van de filosofie“:

“De geesteswetenschappen zullen niet worden weggevaagd. Ze zullen heel langzaam uitdoven. Dat proces is al jaren gaande. Wij geesteswetenschappers werken daar bewust of onbewust ook aan mee. We passen ons aan aan de nieuwe regels en voorschriften, die stuk voor stuk zeggen: wees geen geesteswetenschapper, maar gedraag je net zoals je natuurwetenschappelijke collega’s. Zo was het altijd al, maar nu is het officieel. Geesteswetenschappers mogen blijven bestaan, maar alleen als ze zich niet als geesteswetenschappers gedragen. Taalwetenschapper? Word neuroloog! Psycholoog? Word neuroloog! Ethicus? Word bioloog! Kunsthistoricus? Neem ontslag!”

Wetenschap zonder filosofie is een zombie zonder ziel.Deze grimmige visie bezorgt me kippenvel: ik heb heel mijn leven (of toch sinds ik kan lezen) van wetenschap én van filosofie gehouden. Filosofie zonder wetenschap heeft geen ogen en geen handen, maar wetenschap zonder filosofie heeft geen ziel. Een zombie – heel toepasselijk op Halloween.

Ik ben het met Boomkens eens dat alfawetenschappers een eigen functie te vervullen hebben en dat het een enorme verarming zou zijn als dit verloren zou gaan. Deze bezorgdheid staat niet in contrast met mijn enthousiasme voor interdisciplinair onderzoek, integendeel zelfs: gezamenlijk onderzoek met niet-vakgenoten is alleen maar interessant als alle partijen inderdaad een eigen vak beheersen. Als alle alfa’s halve (of hele) bèta’s worden, is er niemand meer om de bèta’s terug te fluiten als die weer eens vergeten dat wat ze door hun wiskundige bril zien niet noodzakelijk de wereld zelf is.

Mijn laatste paragraaf begint met de zin:

“Soms is er een kloof tussen wat we kunnen meten en wat we willen weten.”

Schrap ‘soms’ en lees: “Er is een kloof tussen wat we kunnen meten en wat we willen weten.” Dit is de fameuze kloof tussen alfa en bèta, maar liever een kloof tussen “The Two Cultures” dan een vlakke monocultuur. Want over een kloof kun je bruggen bouwen, of een spannende kabelbaan. Liever hoogtevrees dan als een zombie het monotone pad bewandelen over de kale vlakte, nergens heen.

Zonder de kloof was er ook geen behoefte aan deze brug.

Zonder de kloof was er ook geen behoefte aan deze brug. (Bron afbeelding: Navajo Bridge over de Colorado River.)

Hierbij een oproep:

Laten we de aanstaande eenmaking van alfa en bèta verijdelen. Snel, nu het nog kan!

Dit zijn de drie vragen met mijn antwoorden erbij.

Wat is, volgens u, de meest veelbelovende ontwikkeling in uw vakgebied?

Diverse stromingen bezorgen de hedendaagse filosofie een steeds rijker gamma aan onderzoeksmethoden. Hierdoor wordt het vakgebied ook toegankelijker voor buitenstaanders.
Als natuurkundige draag ik zelf mijn steentje bij door methoden uit de exacte wetenschappen toe te passen op filosofische vragen. In de analytische filosofie werd er al volop gebruik gemaakt van logica, maar de laatste jaren steeg de interesse om ook andere wiskundige modellen te introduceren in de filosofie. In de formele kenleer wordt er bijvoorbeeld veel gebruik gemaakt van kansrekening.

Computersimulaties worden in de wetenschappen al lang als aanvulling gebruikt op labo-experimenten, maar kunnen ze in de filosofie ook een alternatief bieden voor gedachte-experimenten?Verwant hieraan is de opkomst van de computationele filosofie, waarbij een wijsgerige onderzoeksvraag deels met behulp van computersimulaties geanalyseerd wordt. Dergelijke pseudo-experimenten zijn ook in de wetenschappen een populaire methode, met name wanneer gewone experimenten te duur, ethisch onverantwoord, of anderszins onhaalbaar zouden zijn.

De experimentele filosofie, ook wel ‘X-Phi’ genoemd, ontleent haar methodologie dan weer aan de experimentele psychologie. Daarbij bepaalt men denkbeelden van mensen aan de hand van vragenlijsten en statistische analyse, in plaats van de intuïties van professionele filosofen als maatstaf te nemen.

Uiteindelijk gaat het om diversiteit.Terwijl veel filosofen blanke mannen zijn, wil de experimentele filosofie naar de denkbeelden van alle mensen peilen. Daarmee sluit X-Phi ook goed aan bij de roep naar emancipatie van minder gepriviligeerde groepen binnen de filosofie. Mijn achtergrond ligt in de natuurkunde, een vak waarin vrouwen ondervertegenwoordigd zijn. Welnu, de gender-balans in de wijsbegeerte is zo mogelijk nog verder uit evenwicht. Sinds mijn overstap (ruim drie jaar geleden) zie ik echter steeds meer initiatieven om de verscheidenheid aan mensen binnen de discipline te vergroten.

Hoe ziet u de toekomst van uw discipline?

Ik wens de filosofie van ganser harte langere auteurslijsten toe.

De filosofie zal moeten leren omgaan met interdisciplinariteit. In een overmaat van enthousiasme zouden we het curriculum voor wijsbegeerte grondig kunnen omgooien: leer studenten programmeren in plaats van voetnoten te schrijven bij Plato. Anderzijds lijken sommige filosofen juist te bang om de deur open te zetten voor nieuwe stromingen. Zelf hoop ik dat er zich een dynamisch evenwicht tussen beide houdingen zal instellen. Filosofen moeten vooral blijven doen waar ze goed in zijn (kritisch denken), maar zouden zich daarnaast de terminologie van een exacte of sociale wetenschap eigen kunnen maken: laat studenten filosofie bijvoorbeeld een minor volgen bij wiskunde of informatica. Dit zou hen beter in staat stellen om met onderzoekers uit deze vakken samen te werken.

Als filosofen anderssoortige experts durven consulteren, ontdekken deze experts ook hoe filosofen te werk gaan en kunnen zij op hun beurt eens een filosoof inschakelen.
In deze toekomstvisie zouden filosofen minder solospelers worden. Traditioneel staat er maar één naam boven een onderzoekspublicatie uit de filosofie, terwijl samenwerken juist heel stimulerend kan zijn voor vorsers. Ja, ook voor denkers.

Wat is het belang van de geesteswetenschappen?

Volgens mijn model van 'gelaagd geloof' worden kansen afgerond bij het nemen van beslissingen, meer of minder naar gelang de context.Net als kunst en toegepaste wiskunde kenmerkt filosofie zich niet door een welomleind onderzoeksdomein, maar wel door haar methodes. Filosofen zijn getraind om redeneringen te analyseren. Ze doorzien als geen ander de zwakke punten in een betoog. Andere wetenschappers moeten natuurlijk ook kritisch denken, maar filosofen hebben toch een ander, uniek perspectief.

Soms is er een kloof tussen wat we kunnen meten en wat we willen weten. Daarbij weten filosofen de vinger op de wond te leggen: het is niet omdat je met een moderne scanner gemakkelijk plaatjes kunt maken van de hersenen, dat je daarmee ook de menselijke ziel hebt doorgrond. Juist omdat filosofen niet primair aan kennisverwerving doen, zijn ze goed geplaatst om kanttekeningen te maken bij wat andere onderzoekers als nieuwe kennis naar voren schuiven.

Aanvulling (31 oktober 2013, 15u30):

Op de Facebook-pagina van onze faculteit zie ik dat ik nog een filosoof uit Groningen vergeten was: Hein van den Berg schreef (samen met twee collega’s, hoera!): “Computers in de filosofie“. Digital humanities zitten duidelijk in de lift in Groningen.

Gelijkaardige berichten:

Facebooktwitterredditpinteresttumblrmail

1 Reactie

  1. Pingback: Jaaroverzicht 2013 » Sylvia's blog

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

5 × 10 =