Deze column is in licht gewijzigde vorm verschenen in het septembernummer van Eos.
Waar komen grappen vandaan? Over die vraag gaat Jokester (Grappenmaker), een kort sciencefictionverhaal van Isaac Asimov uit 1956 over de oorsprong van humor. (Ik las het in de bundel “Een robot droomt”.) Asimov gaat uit van onze ervaring dat grappen hooguit variaties zijn op versies die we van anderen hoorden, alsof er nooit nieuwe grappen ontstaan. (Als je dit niet herkent, bedenk dan dat het geschreven is lang voor Twitter bestond.) In zijn verhaal blijkt humor een experiment te zijn van buitenaardse wezens – een experiment dat ophoudt zodra de mensen de oorsprong ervan ontdekken. Het is dus niet zonder risico dat ik in deze column de herkomst van een grap onderzoek.
Het grapje in kwestie steekt de draak met de klassieke logica. U hebt het vast al eens gehoord:
Ik pas in mijn kleren
en mijn kleren passen in mijn koffer,
dus ik pas in mijn koffer.
Uit twee ware aannames en een schijnbaar logische denkstap, wordt er hier een onware conclusie getrokken. Je kan het dus net zo goed een paradox noemen. Om een paradox op te lossen zijn er drie mogelijkheden: ofwel is één van de aannames onjuist, ofwel deugt de denkstap niet, ofwel is de verrassende conclusie toch waar.
Laten we nog eens goed naar de aannames kijken. Als je “mijn kleren” door “een harnas” vervangt, dan loopt het spaak op de tweede aanname, aangezien een harnas niet in een koffer past. Je kan “koffer” dan door “kleerkast” gaan vervangen, maar dan is de conclusie correct: ik pas inderdaad in een kleerkast (tenminste als ik eerst dat harnas eruit zwier). Dit suggereert dat de paradox iets met de vervormbaarheid van kledij te maken heeft.
De zinnen “ik draag mijn kleren” en “mijn kleren zitten in mijn koffer” kunnen beide waar zijn, maar niet tegelijkertijd. Het grapje zegt echter niet dat ik mijn kleren daadwerkelijk aanheb of dat ze nu in een koffer zitten: enkel wat waarin past. Kleren hebben inderdaad beide mogelijkheden, juist omdat ze buigzaam zijn, in tegenstelling tot een harnas. De aannames zijn dus tegelijk waar. (Volgens mijn analyse gaat het dus niet om de drogreden van gelijknamigheid of een vals syllogisme met vier termen, althans niet wat ‘kleren’ betreft. Op Wikipedia staat dat ‘passen in’ in verschillende betekenissen gebruikt wordt, maar dat is ook niet helemaal juist.)
De conclusie is niet waar. Ik pas echt niet in mijn koffer.
Dus moet het de denkstap zijn waar de redenering spaak loopt. De structuur lijkt op een syllogisme, bijvoorbeeld: “Alle Grieken zijn mensen en alle mensen zijn sterfelijk, dus alle Grieken zijn sterfelijk”. De aannames zijn juist en de vorm garandeert de waarheid van de conclusie. Ons grapje verschilt hiervan op twee manieren: het gaat over een individu in plaats van over groepen en het werkwoord is “passen in” in plaats van “zijn”. Het eerste is nog te verhelpen (want alle mensen passen in hun kleren), maar het tweede is cruciaal. Uit A past in B en B past in C, kunnen we niet besluiten dat A in C past (tenzij B onvervormbaar is, zoals een harnas). Met wat jargon: de mogelijkheid ergens in te passen is niet transitief.
De oorsprong van het grapje ligt in de Nederlandse Tweede Kamer. [Aanvulling 19u: Althans, dat beweren diverse bronnen, maar lees ook de commentaren.] Het was PvdA-er Marcel van Dam die het in 1979 gebruikte in een debat. Een minister had gezegd dat zijn standpunt over kruisraketten in de CHU paste en dat de CHU paste in de CDA en dus dat zijn standpunt in de CDA paste. Daarop repliceerde van Dam gevat: “Zo ken ik er ook nog wel één: ik pas in mijn jas, mijn jas past in mijn tas, dus ik pas in mijn tas.” Oudere bronnen vind ik niet, dus voor zo ver ik weet schudde van Dam het daar ter plekke uit zijn mouw. Frans van Eemeren en Rob Grootendorst beschreven dit voorval in een column voor Filosofie Magazine in 1997. “De meester van de manke vergelijking” is de titel van hun stuk, omdat van Dam hier zogenaamd een drogreden aanwijst, terwijl er eigenlijk geen was: in de zin waarop hij reageert is “passen in” namelijk wél transitief.
Zo ontstond een grap die aanvoelt alsof hij er altijd is geweest. Toen ik naar dit grapje zocht in Engelstalige bronnen vond ik twee resultaten (één in de context van kwantummechanica en één over primaten): beide van wetenschappers met Nederlands als moedertaal. Allebei verwijzen ze naar het “welbekende” grapje, klaarblijkelijk zonder er zich bewust van te zijn hoe recent en vooral hoe dicht bij huis het is ontstaan.
Een Nederlands politiek debat als bron van humor? Sommige lezers zullen een experiment door buitenaardse wezens alsnog waarschijnlijker vinden.
~
PS: Deze column is een uitwerking van een reeks tweets.
I fit into my suit.
My suit fits into my suitcase.
Therefore, I fit into my suitcase.— Sylvia Wenmackers (@SylviaFysica) March 20, 2016
Moest je een soortgelijke uitspraak kennen in een andere taal, laat het me zeker weten!
Aanvulling (22 september, 9u):
Zelf vond ik inmiddels een Duitse versie (in een vertaling van een Nederlands boek) en een Franse versie, maar ook daarvan vermoed ik dat het op een vertaling gebaseerd is.
Ik weet niet wie de bedenker is van de kofferparadox, maar het is niet Marcel van Dam. Ik herinner me dat de welbekende (in die tijd althans) Pater Leopold Verhagen deze eens gebruikte als antwoord op een vraag van een student tijdens een lezing in Eindhoven. Wat precies de vraag was, weet ik niet meer, maar het had iets te maken met de voorwaarde om christen te zijn om een goed mens te zijn. De pater (een welsprekende persoon vol humor) wees die voorwaarde van de hand, als uit het één het andere volgende, volgde het volgende niet noodzakelijk uit het één. De lezing vond plaats in 1974 of ’75, dus ruim voor de tussenkomst van Van Dam. Ik geloof niet dat Verhagen de paradox ter plekke verzon. De tekst rolde zo uit zijn mond, hij leek de paradox kant en klaar beschikbaar te hebben.
Dag Simon,
Wederom oprecht dank voor je reactie! Dat is een interessante piste, die ik graag verder zou uitzoeken. Dus misschien begon het origineel wel met “Mijn habijt past in mijn reistas”… Online vind ik er (uiteraard) niets over. Heb je een idee of er boeken van of over de pater verschenen zijn? Dan moet ik misschien eens richting bibliotheek; dat is ook weer lang geleden. :)
Groeten,
Sylvia
Ik heb even zitten zoeken, maar heb geen verwijzingen naar door hem (of over hem) geschreven boeken kunnen vinden. Je vindt op You Tube en de site van NPO wel een clip met hem en Armand, maar de dagsluitingen die hij voor de KRO verzorgde, zijn niet te vinden. Ook op de site van de KRO zelf en het Katholieke Weblog levert ‘Pater Leopold Verhagen’ geen hits op. Wellicht zijn de opnames vernietigd of verloren gegaan. Het best is misschien om de KRO te contacteren. Verhagen was Augustijn, misschien dat de orde nog extra informatie over hem heeft. Er was een Augustijnerklooster in Eindhoven, maar ik weet niet of er dat nog is. Er zullen weinig paters zijn die hem nog persoonlijk hebben gekend.
Bedankt voor de extra informatie!
Op Twitter kreeg ik intussen nog een melding waaruit blijkt dat het ook in Vlaanderen bekend was vóór 1979 (met ‘broek’ en ‘valies’). Het kan natuurlijk via de Nederlandse televisie tot in Vlaanderen geraakt zijn. Maar zo lang we de originele bron niet kennen, valt ook de omgekeerde weg niet uit te sluiten. Misschien circuleerde het al veel langer onder paters (vaak toch mensen die heel wat logica en filosofie kenden) en is de originele bron in de nevelen van de tijd verdwenen. Curieus.
Ik kreeg op Facebook ook nog de volgende reactie (Philippe is leraar), ook met valies (en pyjama), net als bij de Philipe van Twitter:
“Philippe Clerick | Het foute syllogisme moet veel ouder zijn. Ik hoorde het in de Nederlandse les toen we argumentatie behandelden. Dat was vermoed ik in 1970 of 1971. De leraar zag eruit alsof hij het mopje al vele jaren vertelde. Het was overigens de pyjama versie. “Ik pas in mijn pyjama. Mijn pyjama past in mijn ‘valies’. Ik pas in mijn ‘valies’.”
Nog een reactie op Facebook, met een versie die nieuw voor me was (Magda is lerares wiskunde)
Magda Vandenbergen | Bij ons in de les Latijnse filosofie ging het voorbeeld als volgt : ik hou mijn zakdoek voor de zon, de zon is kleiner , mijn zakdoek past in mijn Broekzak dus de zon ook. Wij daarmee naar de leraar wiskunde logica ! Geen antwoord