Tag Archief: dromen

Geen eiland

Dit jaar staat in het teken van de vijfhonderdste verjaardag van het boek van Utopia, daarom leek het me leuk om een column te schrijven over wetenschappelijk utopisme. Daarin kan Bacons utopie natuurlijk niet ontbreken. (Vanaf nu schrijf ik trouwens elke maand een column voor Eos!)

Deze column is in licht gewijzigde vorm verschenen in het meinummer van Eos.

In 1516 verscheen Utopia, het boek van Thomas More over het socio-politieke en religieuze leven op een fictief eiland. De ondertitel wordt vertaald als: “Een gouden boekje, niet minder heilzaam dan grappig, over de ideale republiek en over het nieuwe eiland Utopia.” Sindsdien is Utopia, wat ‘geen plaats’ of Nergensland betekent, haast synoniem geworden voor Eutopia, of ‘goede plaats’. More contrasteert de rationele eilandbeschaving met de moderne problemen van een Europese stad als Antwerpen. Engelsman Thomas More verbleef namelijk enige tijd in Vlaanderen en zijn boek werd vervolgens door bemiddeling van Erasmus gedrukt in Leuven. Daarom wordt de vijfhonderdste verjaardag van de publicatie ook bij ons gevierd: met een schrijfwedstrijd voor studenten en de expo Op zoek naar Utopia in Museum M (vanaf 20 oktober).

Utopia.

Heruitgave van Mores Utopia, met een illustratie van dit denkbeeldige eiland op de kaft.

Het bedenken van utopieën is van alle tijden. Plato beschreef in zijn dialoog Politeia al een ideale staat, waarin de leiders filosofen waren, en gedurende de middeleeuwen waren verhalen over Luilekkerland populair. Het boek van More gaf vervolgens de aanzet voor een heel genre: de utopische roman. Iets meer dan een eeuw later inspireerde het Francis Bacon tot het schrijven van Nova Atlantis, waarin Bacons visie op ideale wetenschap, wetenschapsethiek en de wisselwerking tussen wetenschappelijk onderzoek en maatschappij een centrale rol spelen. Nova Atlantis verscheen in 1627 (een jaar na het overlijden van Bacon). Zoals de verwijzing naar Atlantis in de titel al doet vermoeden projecteerde ook Bacon zijn utopie op een eiland. Daarop situeerde hij een ideaal instituut voor de wetenschap, dat hij het Huis van Salomon noemde en dat hoog aanzien genoot in deze beschaving. Ook dit verhaal werkte duidelijk inspirerend, niet enkel voor andere schrijvers maar ook voor wetenschappers, want in 1660 werd daadwerkelijk de Royal Society opgericht, een genootschap voor geleerden in Londen.

Francis Bacon twittert Vorig jaar verscheen Francis Bacon ‘twittert’ van wetenschapsethicus Gustaaf Cornelis (uitgegeven bij Garant, 2015; Google Books). Cornelis geeft een samenvatting van Nova Atlantis en licht leven en werk van Bacon toe. Hierbij plaatst hij beknopte parafrases in een kader: zo retweet Cornelis Bacons belangrijkste ideeën. De ondertitel is De nieuwe academie en Cornelis schetst inderdaad zijn eigen utopie van een wetenschappelijke opleiding. Daarnaast geeft hij ook een dystopische beschrijving van de huidige universiteit: Cornelis maakt melding van de nefaste publicatiecultuur die slodderwetenschap in de hand werkt. Maar hij citeert ook een studie waaruit blijkt dat studentenrestaurants bij gemiddeld 65% van de warme maaltijden frieten serveren.

Vóór zijn Nova Atlantis had Bacon een ander belangrijk werk geschreven: Novum Organum over een nieuwe wetenschappelijke methode. De titel verwijst naar de werken van Aristoteles over deductie, die het Organon worden genoemd. De redeneermethode van Aristoteles laat ons toe om uit zekere aannames even zekere conclusies te trekken. Dat lijkt nuttig, als we tenminste over zekere aannames beschikken, maar daar wringt in de praktijk het schoentje. Cornelis retweet Bacons opvatting hierover kernachtig:

“Deductie is enkel geschikt voor het behoud van dwalingen.”

Ons hedendaagse beeld van wetenschappelijke kennis is eerder probabilistisch: er zijn geen absolute zekerheden, maar sommige hypotheses kunnen wel met (zeer) hoge waarschijnlijkheid aangetoond worden. Deze visie vinden we al terug in Bacons Novum Organum: zijn nieuwe methode gaat precies over hoe wetenschappers door herhaling tot algemene wetmatigheden kunnen komen. De methode van Bacon heet inductie.

Drie eeuwen later voegde logicus Peirce de term ‘abductie’ in, voor een andere type niet-deductieve redeneringen, die gericht zijn op de best mogelijke verklaring voor een waarneming. (Hierover schreef ik al in mijn blogbericht “Brief aan een theoloog (over planet nine)“.) Zo komen we tot drie hoofdvormen van wetenschappelijk denken: deductie, inductie en abductie.

Dromen past niet in dit rijtje thuis, maar ik vermoed dat heel wat wetenschappers ook utopische denkers zijn. Daarom verwacht ik dat er vanuit de wetenschap zelf altijd ideeën over de verbetering ervan zullen blijven opborrelen en zie ik de toekomst optimistisch tegemoet. Natuurlijk blijft de aansluiting tussen wetenschap en de rest van de maatschappij steeds een moeilijke oefening. Utopieën spelen zich vaak op eilanden af, maar wetenschap is geen eiland. Misschien moet er iemand een vervolg schrijven op Bacons Nova Atlantis, over een expeditie waarin de bewoners ontdekken dat ze toch niet op een eiland wonen, maar op een schiereiland.

Vrije kuur in andersom denken

Ballon.Met helium gevulde ballonnen zijn leuk, maar ik ga er wel raar van dromen!

Helium (He) is zeer nuttig voor de wetenschap (gasvormig helium als inerte atmosfeer en vloeibaar helium om experimenten te koelen; CERN is dan ook een grootverbruiker), maar de wereldwijde reserves raken stilaan uitgeput. Toch wordt dit edelgas ook nog altijd gebruikt om ballonnen te vullen, waaruit het gestaag weglekt: ’s ochtends hangt de ballon nog aan het plafond en ’s avonds niet meer. (Het helium is er natuurlijk nog wel, maar eens vermengd met de lucht is het niet meer te recupereren voor menselijke toepassingen.)

Dat brengt me bij mijn stelling van vandaag:

Als er een met helium gevulde ballon in huis is, ben je moreel verplicht er zo veel mogelijk mee te spelen.

Vorige week kreeg mijn zoontje zo’n ballon mee als afscheidscadeautje van een ander kind bij de opvang. En daar hebben we inderdaad volop mee gespeeld! :-)

Op weg naar huis mocht de ballon naast de autostoel tegen het plafond drijven. Ik zag hoe de ballon naar de binnenkant van de bocht helde bij elke afslag en glimlachte dankbaar voor deze mooie illustratie van traagheid van de omringende lucht.

Thuis hebben we ons geoefend in het “andersom denken” – bijvoorbeeld dribbelen tegen het plafond in plaats van op de vloer. Daarbij dacht ik aan de luchtbel in een waterpas en gatengeleiding in halfgeleiders, terwijl de peuter op de grond dubbel lag van het lachen. En toen de ballon niet meer genoeg helium bevatte en naar de vloer begon te zinken, heb ik eerst het touwtje verwijderd en daarna zelfs het stukje rubber onder de knoop afgeknipt om er zo lang mogelijk plezier van te hebben.

Daarna zonk de ballon onverbiddellijk en daarmee was de kous af – ware het niet dat ik vorige nacht wakker werd en me deze droomgedachte herinnerde:

“Elektronen zijn normaal een beetje vochtig. Als ze opdrogen, vallen ze uit de lucht.”

Het was weer een geval van nachtelijke beroepsmisvorming. Blijkbaar is er in mijn hoofd iets gaan gisten over het elektronmodel van Lorentz enerzijds (dat in het proefschrift voorkomt dat ik vorige week gelezen heb) en die heliumballon anderzijds. Het resultaat van dit gistingsproces was uiteraard klinkklare onzin. De premisse is fout en zelfs de conclusie is niet logisch: de meeste dingen worden lichter als ze uitdrogen, dus waarom zouden ze dan nog vallen? Dat moet een restant zijn van die vrije oefening in “andersom denken”, besefte ik later.

Onzin kan even leuk zijn om mee te spelen als een ballon gevuld met een niet-recupereerbaar edelgas. Nu kan ik eindelijk een eigen variant bedenken op de onzinnige “verklaringen” die de vader in “Calvin and Hobbes” geeft als antwoord op de wetenschappelijke vragen van zijn zoontje (zie deze verzameling).

Calvin's dad explains science.

De vader van Calvin geeft antwoord op wetenschappelijke vragen. (Auteur: Bill Watterson; via.)

Ik stel het me zo voor: het is een droge winterdag en dan ontspint zich volgend gesprek.

  • “Waarom knispert de vloerbedekking als ik erop loop, mama?”
  • “Omdat de vloerbedekking dan statisch geladen wordt, jongen.”
  • “Waarom wordt de vloerbedekking dan statisch geladen, mama?”
  • “Omdat…”
    *herinnert zich droom*
    “Wel jongen, elektronen zijn normaal een beetje vochtig. Als ze opdrogen, vallen ze uit de lucht.”

Zou een kind daarmee tevreden zijn, denk je? Of gaan ze dan vragen wat elektronen zijn?

Bij nader inzien zal ik me toch maar aan de wetenschappelijke versie houden. Hopelijk zijn er over een paar jaar nog steeds heliumballonnen te koop en kan ik de demonstratie in de auto nog eens overdoen.

Laat die waarom-fase maar komen! :-)

Racen naar Saturnus

Dromen van Saturnus op de Afsluitdijk.Wetenschap staat soms veraf van onze dagelijkse ervaring. Zo behandelt de fysica het hete plasma in de zon en de koude interstellaire ruimte, de kleinste bouwstenen van de materie en de gigantische structuur van onze Melkweg. Ons lichaam heeft een welbepaalde grootte en wij kunnen slechts overleven in een relatief klein bereik van omgevingsparameters: bij een druk van ongeveer één aardse atmosfeer, in een temperatuur tussen het vriespunt en het kookpunt van water, met voldoende zuurstof, en zo verder.

Met behulp van wetenschap kunnen wij ook parameters buiten ons van nature beperkte bereik beschrijven en begrijpen. Met behulp van techniek kunnen we hulpmiddelen maken waarmee we ons bereik wat kunnen oprekken: we nemen zuurstofflessen mee om de diepte in te duiken en als het moet filteren we onze urine terug tot water om in het internationele ruimtestation ISS niet te verdorsten. Maar enkel in onze dromen kunnen wij ervaren hoe het is om de zonnewind op onze huid te voelen (in plaats van haar enkel te zien in de vorm van het Noorderlicht) of om het gruis in de ringen van Saturnus aan te kunnen raken vanop de Afsluitdijk.

In een recent blogbericht schreef PJ Swinkels hoe hij zich als kind voorstelde dat je over de ringen van Saturnus zou kunnen lopen. Verder zei hij:

“De ontdekking dat de ringen bestaan uit deeltjes die zijn samengesteld uit ijs, rotsblokjes, stof en gruisdeeltjes, absoluut ongeschikt als wandelpad (je zakt daar dwars doorheen!), deed aan die voorstelling niets af.”

In een e-mail schreef ik hem het volgende:

Natuurkundig gezien lijkt het me best mogelijk om over de ringen van Saturnus te lopen. De vloeren waar we gewoonlijk op lopen zijn ook meer niets dan iets; het is enkel omdat onze voeten zo groot zijn in vergelijking met de intermoleculaire afstand dat we er niet door zakken. Dus voor zo’n ringwandeling komt erop aan om schoenen te vinden met zeer grote zolen en gemaakt van een licht materiaal. (Het enige probleem is dan nog dat de zwaartekracht de verkeerde kant op trekt, daar moet ik nog eens over nadenken.)

Met “meer niets dan iets” bedoelde ik dat de atoomkern, die nagenoeg alle massa van een atoom bevat, zeer klein is ten opzichte van het hele atoom (kern plus elektronen). Het was Ernest Rutherford die de atoomkern ontdekte in 1911. Hij vergeleek de kern in het atoom met een vlieg in de kathedraal. Een prachtig beeld, al kan een metafoor ook ongewenste associaties oproepen: voor mij is dit een atoombeeld dat galmt en naar wierook ruikt.

Hoewel wij op de middelbare school al te horen krijgen dat alles om ons heen meer niets dan iets is, kunnen we het ons toch moeilijk voorstellen, omdat we het zo niet ervaren. Ons lichaam en onze zintuigen werken op een mesoscopische schaal, waarmee wij de microscopische wereld van subatomaire deeltjes niet rechtstreeks kunnen exploreren. De astrofysica vereist een minstens even grote inspanning van ons voorstellingsvermogen, want op grotere schalen lijkt het net zo te gaan: de Zon, die bijna alle massa bevat van het zonnestelsel (namelijk 99,86%), is zeer klein ten opzichte van het hele zonnestelsel. Op de meeste tekeningen (en ook op deze voorstelling met elastiekjes) worden de diameters van Zon en planeten veel te groot afgebeeld ten opzichte van hun onderlinge afstanden. In tegenstelling tot een atoomkern kunnen we de Zon uiteraard wel zien, maar echt beseffen hoe groot ze is ten opzichte van de aarde en tegelijk zo klein ten opzichte van pakweg de Kuipergordel? Nee.

Saturnus.De zesde planeet vanaf onze Zon is Saturnus. Het is een gasreus, net als Jupiter. Als kind boezemde dit duo me angst in: het zijn twee gigantische planeten, maar je zakt erin weg zodra je er voet aan land probeert te krijgen. Voor mij waren het moerasplaneten. Ik had dan ook geen zorgeloze dromen van een lentewandeling over de grote ring rond Saturnus, maar wel nachtmerries waarin mijn ruimtetuig bij Jupiter begon te sputteren en ik in paniek raakte omdat ik nergens in de buurt kon landen. Het is nooit in me opgekomen om de ringen van Saturnus als landingsstrook te gebruiken, maar één van de maantjes had toch moeten lukken… Tja, ook mijn dromen trekken zich weinig aan van fysica. En ik hoor het al op de boordradio: “Er staat file op de grote ring rond Saturnus.”

Overigens wordt er in Rejsen til Saturn, een Deense animatiefilm uit 2008, wel gewoon geland op het oppervlak van de gasreus, waar er aliens wonen – Saturnusmannetjes dus. De titel betekent “Reis naar Saturnus”, maar ik las het eerst als “racen tot Saturnus”.

De echte race naar Saturnus is al lang beslecht en werd gewonnen door Pioneer 11 van de NASA: deze ruimtesonde werd gelanceerd in 1973 en voerde een zogenaamde flyby uit  van Saturnus in 1979: daarbij naderde de sonde het wolkenoppervlak tot op 21 000 km, waarna het zich weer van de planeet verwijderde. Pioneer 11 stuurde foto’s door van de planeet, haar ringen en haar manen. Ook Voyager 1 en 2 vlogen dicht langs Saturnus, respectievelijk in 1980 en 1981. Ook deze sondes stuurden foto’s door (Voyager 1 en Voyager 2). Met Pioneer 11 is er sinds eind 1995 geen communicatie meer mogelijk, maar beide Voyagers sturen nog steeds gegevens naar de aarde. Sinds 1998 is Voyager 1 het verst van ons verwijderde door mensen gemaakte object. Het laatste nieuws over de Voyager 1 is dat hij een nieuwe regio van de heliosfeer heeft bereikt, die wordt omschreven als een “magnetische snelweg”. Ook voorbij Saturnus valt er dus nog heel wat te racen, zeker als je een geladen deeltje bent. :-)

Terug naar Saturnus dan. De eerste (en voorlopig enige) menselijke satelliet van Saturnus is de Cassini-Huygens. Deze ruimtesonde van NASA, ESA en ASI werd gelanceerd in 1997. Cassini draait sinds 2004 in een baan om Saturnus, terwijl Huygens werd losgekoppeld en in 2005 op Titan landde – dit is de grootste maan van Saturnus. In 2006 stuurde Cassini 165 foto’s door van Saturnus die het in de loop van 12 uur maakte van de schaduwzijde van de planeet (dus met de zon achter de planeet). Hiermee werd een collage gemaakt waar de ringen zeer duidelijk op te zien zijn. Bovendien was in dit samengestelde beeld ook de Aarde te zien als een blauw stipje. Dit jaar werd er weer zo’n collage gemaakt van foto’s die Cassini maakte van de schaduwkant. Deze keer bevond het ruimtetuig zich dichter bij Saturnus (namelijk op een afstand van 800 000 km): hierdoor gaat de Aarde deze keer schuil achter de planeet, maar zijn er wel nog meer details van de ringen zichtbaar. De resolutie van het origineel wordt geschat op 50 km per pixel.

Samengesteld beeld uit opnames van Saturnus door Cassini.

Samengesteld beeld van Saturnus uit opnames door Cassini. (Bron afbeelding.)

In 2006 heeft men ernaar gestreefd om de Cassini-compositie in “natuurlijke kleuren” weer te geven, terwijl er bij de nieuwe foto duidelijk een ander palet gebruikt is: zoals we van de oude foto’s van Pioneer 11, Voyager 1 en Voyager 2 weten, is Saturnus niet groen. Toch gaat het in beide gevallen om valse kleuren, want beide beelden zijn samengesteld uit opnames van in het infrarood tot in het ultraviolet. Net als onze dromen blijken ook de meeste astronomische foto’s (een beetje) bedrog te zijn.

Nachtelijke beroepsmisvorming

Robot dreams: deze dromerige illustratie stond op de kaft van de eerste verhalenbundel van Isaac Asimov die ik ooit las.Dromen zijn raar. Je kunt van akelige situaties dromen zonder dat je je daar bang bij voelt, terwijl je soms ontwaakt uit een nachtmerrie, waarna je nog minutenlang niet durft te bewegen, terwijl je toch niets engs kunt ontdekken in de gebeurtenissen van de droom. En ja, zelfs in je dromen kun je symptomen vertonen van beroepsmisvorming, of heb ik dat alleen?

In de periode dat ik volop aan het programmeren was voor een artikel over sociofysica (waarover binnenkort een stukje) ben ik eens wakker geworden in een matrix die ik niet goed had afgesloten. Het was een heel akelig gevoel, omdat ik niet terug in de droom kon om de fout te herstellen. Als zelfs je nachtmerries vastlopen op een programmeerfout, dan weet je dat je te hard werkt.

Toch kan het ook heel prettig zijn om wetenschapsgerelateerde dromen hebben. Sommige onderzoekers putten hier zelfs inspiratie uit. Zo beweerde Kekulé dat hij de ringvormige structuur van benzeen had ontdekt na een (dag-)droom van een slang die in haar eigen staart beet. Of deze anecdote klopt, valt natuurlijk moeilijk te achterhalen.

Ongeveer een jaar geleden was ik voor een zomerschool in Leiden. Ik schreef toen al over vrouwen en wiskunde, maar jullie weten nog niet wat ik droomde tijdens de eerste nacht van mijn verblijf daar. Aan het begin van de droom stond ik in een huis, waarvan de ramen volledig verduisterd waren; ik voelde me er niet veilig. Dan begon het plafond vlak naast me in te storten. Onder luid geraas kwam het beton in brokken en gruis naar beneden. Dat vond ik juist helemaal niet akelig: door het gat in het plafond drong er nu wel buitenlicht binnen in de kamer en het viel me ook op dat de stroom van het neergutsende gruis gemoduleerd werd door de geluidsgolven. Toen ik wakker werd, hoorde ik nog steeds datzelfde dreunende geluid. Het duurde even voor ik besefte dat het geluid uit mijn droom van buiten kwam, waar wegenwerkers de oude asfaltlaag aan het verwijderen waren met drilboren. Toen ik aan een Finse wiskundige vertelde over mijn droom van het ritmisch oscillerende, vallende gruis, was haar reactie: “You’re such a physicist!

Met klassieke mechanica kun je berekenen hoeveel de weegschaal aanduidt in een versnellende lift.Deze droom heb ik als student al eens gehad en beleefde ik onlangs opnieuw: ik sta in een lift die begint neer te storten. Tijdens de korte tijd dat ik in vrije val ben, bedenk ik dat ik zal springen. Op die manier sta ik niet op de liftvloer als die de grond raakt. Daarna voel ik me gewoon opgelucht dat ik “het vraagstuk” heb opgelost en vraag ik me helemaal niet meer af of ik de val zal overleven. Als ik daarna wakker word, ben ik meestal redelijk in de war en krijg ik niet op een rij of deze oplossing inderdaad zou werken.

Dit zal ook wel een typische fysicus-droom zijn, want (gedachten-)experimenten met liften zijn populair in ons vakgebied. In de klassieke mechanica vragen ze je dan hoeveel de weegschaal aan zou duiden als je in een versnellende of vertragende lift op een weegschaal zou staan. (Hier een filmpje van de Rijksuniversiteit Groningen waarin het effect wordt gedemonstreerd.) Geen wonder dat ik zo ontspannen was bij mijn droom over de neerstortende lift: in vrije val zou de weegschaal nul aanduiden. Niet dat ik complexen heb over mijn gewicht – als fysicus weet ik immers dat het de massa is die er toe doet ;-) – maar ik hou wel van het bijbehorende gevoel van vlinders in de buik. Onder normale omstandigheden drukken al je inwendige organen op elkaar maar in een neerwaarts versnellende lift, of in een achtbaan, vermindert deze druk, wat zorgt voor die vallende sensatie in je buik.

Het zijn niet enkel klassieke fysici die graag de lift nemen. Ook Einstein illustreerde zijn ideeën over relativiteit met gedachtenexperimenten over liften. Het equivalentieprincipe stelt dat trage massa hetzelfde is als zware massa. Dat wordt aanschouwelijker door je voor te stellen dat je in een lift staat: stel dat de kabel breekt óf dat de aantrekkingskracht van de aarde plots wegvalt. Zou je dat verschil binnen in de lift kunnen voelen? Het antwoord is nee: massa reageert precies hetzelfde onder invloed van zwaartekracht als onder invloed van versnelling – dat is precies het equivalentieprincipe. Beide situaties zijn onwaarschijnlijk en het plots wegvallen van de aantrekkingskracht van de aarde is nog véél onwaarschijnlijker dan het breken van een liftkabel, dus ik zou natuurlijk op die laatste optie gokken (en alvast beginnen springen). Nu ik er zo over nadenk, zou dit ook nog een leuk voorbeeld kunnen zijn om te gebruiken in mijn eigen werk over (zeer) kleine kansen.

Blijkbaar heb ik dat van dat springen in de neerstortende lift trouwens niet zelf bedacht, maar onbewust opgepikt uit een film. Vorige week verscheen er zelfs een stukje in The New York Times waarin de vraag wordt beantwoord hoe je je overlevingskans kunt vergroten als je je echt in een neerstortende lift bevindt. Het slechte nieuws is: springen helpt niet. Dit werd enkele jaren geleden al aangetoond in het televisieprogramma van de Mythbusters (hier te herbekijken, helaas zit er een reclameblok voor): je zou je sprong niet alleen zeer goed moeten kunnen timen, maar ook een zeer hoge opwaartse versnelling moeten behalen. Vermits mensen niet over de vereiste sprongkracht beschikken, is het dus een fabeltje dat springen je overlevingskans in een losgeschoten lift zou kunnen vergroten. Volgens deze bron speelt het nauwelijks een rol dat je je in de liftkooi bevindt: het effect van de impact zal nagenoeg hetzelfde zijn alsof je gewoon in de liftschacht naar beneden gevallen zou zijn. Het zou wel een klein beetje kunnen helpen om op je rug op de liftvloer te gaan liggen en zo het effect van de impact te verdelen. Plat gaan liggen terwijl je in vrij val bent, is echter gemakkelijker gezegd dan gedaan (zoals ook in dit artikel wordt opgemerkt). Je volledig overgeven aan de val, dat is pas een griezelig idee. Hopelijk droom ik er deze nacht niet van!

I saw the crescent. You saw the whole of the moon.Nog een mooie om af te sluiten: ik droomde eens dat ik de hele maan kon zien, terwijl er eigenlijk maar een stukje verlicht was, gewoon omdat ik wist dat ik “goed moest kijken”. Pas later merkte ik dat dit ook werkelijk mogelijk is: er weerkaatst licht van de aarde naar de maan, waardoor de delen van de maan die niet door de zon worden verlicht ’s avonds toch zichtbaar worden als een bleekrode schijf. In het Engels heet dit verschijnsel ‘earthshine‘ (aardeschijn) en het was Leonardo Da Vinci die het verschijnsel voor het eerst wist te verklaren. Hoewel ik maar een simpele camera heb, is het toch gelukt om het effect (enigszins) op de foto te krijgen: zie het plaatje hiernaast. Om het met “The Whole of the Moon” van The Waterboys te zeggen: “Ik zag het sikkeltje, maar jij zag de hele maan”, maar dan andersom. :-)

Als je nieuwsgierig bent naar wat andere mensen dromen, bekijk dan ook zeker eens deze pdf: dit bevat de hele tekst van het boekje “En toen werd ik het wakker” waarin dromenvanger Peter Verhelst dromen verzamelde van jonge en iets oudere Gentenaren.

Inception en filosofie

Het boek Inception & Philosophy, waarvoor ik het eerste hoofdstuk schreef, wordt eind 2011 verwacht.Inception is een film uit 2010 van  Christopher Nolan (tevens regisseur van The Prestige en Memento). De film gaat over mensen die trachten in een droom iemands geheimen te ontfutselen of er een nieuw idee in te planten. Inception is niet enkel een actiefilm met sciencefiction-elementen, maar ook een interessant onderwerp voor filosofen. Voor wie de film nog niet gezien zou hebben: hij is zeker het bekijken waard. Eind van dit jaar verschijnt het boek “Inception and philosophy” met daarin een hoofdstuk van mijn hand. Zodra ik zelf een exemplaar in handen heb gekregen, geef ik hier zo’n boek weg.

Het boek “Inception and philosophy” is Engelstalig en het omvat eenentwintig hoofdstukken. Mijn hoofdstuk heet “How to keep track of reality” en staat als eerste in het boek; de inhoudstafel kun je hier alvast bekijken. De uitgeverij is Open Court: in 2000 zijn ze gestart met hun reeks “… and philosophy” waarin intussen al een zestigtal titels zijn verschenen. Ze zijn niet de enige uitgeverij met een reeks over filosofie en populaire cultuur: de voormalige hoofdredacteur van de reeks bij Open Court, professor in de filosofie William Irwin, stapte in 2006 over naar uitgeverij Blackwell, om daar een gelijkaardige reeks op te starten. Zo komt het dat er eind dit jaar twee boeken verschijnen met precies dezelfde titel, “Inception and Philosophy“, maar met een andere kaft errond en met andere hoofdstukken erin van andere schrijvers.

Sommige filosofen stellen zich vragen over dit soort boeken. (Maar ja, vragen stellen is dan ook ons beroep.) “The Simpsons and philosophy“, “Harry Potter and philosophy“, … : is het niet te plat, te simpel en te goedkoop allemaal? Ik vind van niet: als poging om filosofie toegankelijker te maken zijn dit soort initiatieven lovenswaardig. Als je de aandacht kunt trekken met een populair onderwerp moet je dat vooral doen, als je daarna maar iets zinnigs te vertellen hebt. (Lees hier William Irwins verdediging van de populariserende filosofieboeken: Fancy taking a pop?) Filosofie heeft het voordeel dat het geen onderwerp is, maar eerder een methode: kritische reflectie kun je op bijna ieder onderwerp toepassen. Sommige onderwerpen lenen zich er natuurlijk gemakkelijker toe dan andere. Sommige films, zoals The Matrix bijvoorbeeld, bevatten zelf al een filosofische kernvraag. Ook Inception bevat duidelijk filosofische elementen, daarom leek het me leuk om aan een populariserend boek over deze film mee te werken. Dit is onze trailer voor het boek:

In Inception kunnen meerdere mensen dezelfde droom delen. Ook komen er dromen in dromen voor: zo ontstaan er verschillende levels of niveaus. Het hoogste niveau is de werkelijkheid die we in wakende toestand ervaren en het bodemniveau wordt ‘limbo’ genoemd. De personages en ook de toeschouwers moeten voortdurend bijhouden op welk droomniveau bepaalde gebeurtenissen plaatsvinden om zo de werkelijkheid niet uit het oog te verliezen.

De film roept vragen op als: (hoe) kan ik ooit zeker weten dat ik wakker ben of dat ik droom? Wellicht twijfel je er niet aan dat je wakker bent terwijl je dit leest, maar weet je het echt zeker? Dit soort twijfel aan zaken waaraan geen zinnig mens lijkt te twijfelen is het handelsmerk van de sceptische filosofie. Mijn hoofdstuk geeft hier een inleiding over, beginnend met Zhuang Zi, de Oud-Chineese filosoof die droomde dat hij een vlinder was. Of was het een vlinder die droomde dat hij een filosoof was…? Dan komt Plato aan de beurt met de gevangenen in de grot, een verhaal dat Plato zijn leermeester Socrates in de mond legt. Ook René Descartes passeert de revue en heel even de hersenen-in-een-vat-hypothese die bekend is geworden door Hilary Putnam.

De totem van Ariadne is een loper, die van Arthur een dobbelsteen en die van Cob een tol.De personages in Inception trachten werkelijkheid en droom van elkaar te onderscheiden met behulp van een totem: een klein voorwerp dat ze bij zich dragen en waarvan alleen zijzelf de precieze eigenschappen kennen. Als ze in de droom van iemand anders zitten, zullen ze dit kunnen merken, doordat de dromen zich de eigenschappen van het voorwerp verkeerd voorstelt. Het hoofdpersonage Dom Cobb, gespeeld door Leonardo DiCaprio, gebruikt een draaitol als totem. Als fysicus vind ik deze totem een heel vreemd gegeven. Ofwel ontgaat er mij hier iets, ofwel rammelt het verhaal op dit punt. In werkelijkheid is er altijd wrijving, dus als je een tol laat draaien, zal die door wrijving vertragen en uiteindelijk omvallen. Nu denk je wellicht: dat weet toch iedereen, daar hoef je geen fysicus voor te zijn! Dat is dan ook precies mijn bezwaar, want in de film is het zo dat de tol niet omvalt als Cobb ermee in iemands droom zit. Als het de bedoeling is om mensen te doen geloven dat ze wakker zijn, terwijl ze eigenlijk dromen, dan begrijp ik niet welke dromer zo’n evidente fout zou maken tegen de fysica. Op dit vlak zijn de rode dobbelsteen van Arthur (vertolkt door Joseph Gordon-Levitt), die verzwaard is maar op een onbekende manier, en het schaakstuk van Ariadne (gespeeld door Ellen Page), een loper waarin ze een gat heeft geboord om het zwaartepunt te verhogen, meer realistische hulpmiddelen om de werkelijkheid te achterhalen.

Het is overzichtelijk om een verhaalstructuur uit te tekenen aan de hand van een diagram. Dat is dan ook wat ik in mijn hoofdstuk doe: het begint eenvoudig, met een diagram van Zhuang Zi’s vlinderdroom en de gevangene die uit Plato’s grot ontsnapt. Dan maak ik soortgelijke diagrammen voor een aantal films. Zo heeft The Matrix precies dezelfde structuur als Plato’s verhaal. The Thirteenth Floor heeft een ingewikkelder schema en dat van eXistenZ is nog complexer. Uiteindelijk komen we bij het vloerplan van Inception en de vraag wat het einde van de film betekent.

Infographic over Inception.

Mijn schema’s voor het boek zijn eenvoudiger, maar hopelijk ook iets duidelijker dan deze infografiek van Shahed Syed op deviantART. (Bron: http://dehahs.deviantart.com/gallery/#/d2unnlj)