In ontwikkelingslanden kan het, in Limburg niet
Dit opiniestuk is op dinsdag 17 september 2019 verschenen in de Standaard.

Ontwikkelingssamenwerking gaat de laatste jaren uit van de visie dat ontwikkelingslanden het best de eigen opbouw leiden. Vroeger richtten ngo’s bijvoorbeeld scholen en ziekenhuizen op, maar we hebben ingezien dat het beter is om de lokale bevolking te helpen dat zelf te doen. Het wordt tijd om deze houding ook toe te passen als het over een Vlaamse regio gaat: Limburg, en met name zijn universiteit.
Vóór de Vlaamse verkiezingen heeft UHasselt een groeiplan voorgesteld waarin ze extra budget vroeg voor twaalf nieuwe richtingen. Terwijl de andere partijen daar positief tegenover stonden, maakte de N-VA meteen duidelijk dat zij dit voorstel niet kon steunen. Afgelopen weekend stond in Het Belang van Limburg dat er naar alle waarschijnlijkheid geen enkele richting bijkomt.
Met het plan pleit UHasselt natuurlijk voor eigen winkel. De andere universiteiten zijn kritisch, want groei van de ene betekent minder marge voor de andere. Maar in plaats van te redeneren vanuit de belangen van de instellingen, moeten we ons afvragen wat het grotere belang dient. Vlaanderen heeft in het westen en vooral in het oosten regio’s die economisch achtergesteld zijn. Voor Vlaanderen als geheel is het gunstig om die grote achterstand weg te werken door te investeren in infrastructuur en opleidingen, waardoor die regio’s zich op eigen krachten verder kunnen ontwikkelen. Zowel voor de regio’s als voor de universiteiten is het gunstig om deel uit te maken van een netwerk met andere sterke partners, elk met een eigen profiel.
Braindrain
Investeren in een lokale universiteit is niet altijd de beste oplossing. Is het bijvoorbeeld niet zonde om opleidingen die elders in Vlaanderen al bestaan te dupliceren? Maar UHasselt heeft, mede omdat ze geen filiaal is van een grotere universiteit, een eigen onderwijssysteem. Bovendien stelt haar groeiplan innovatieve en lokaal relevante richtingen voorop. Zo is een van de twaalf nieuwe richtingen die ze voorstelt een master in materiomics (chemie en fysica). Die bestaat nog niet in Vlaanderen, terwijl de kleine universiteit daarin wel de nodige onderzoeksexpertise kan voorleggen.
Nieuwe richtingen kosten geld. Kan dat niet beter worden besteed: Limburgse studenten kunnen toch in Leuven of elders gaan studeren? Vlaamse studenten moeten zeker meer gestimuleerd worden om verder van huis te gaan, maar het is cru om uitgerekend van Limburgse studenten te verwachten dat ze daarin het voortouw nemen. Gemiddeld komen ze uit gezinnen met een slechtere sociaaleconomische achtergrond. Bovendien is het openbaar vervoer ondermaats. Er zijn zelfs geen treinsporen meer ten oosten van Genk. Van de oude sporen zijn fietspaden gemaakt.
Aan de ene kant raak je als student dus moeilijk weg uit Limburg, terwijl aan de andere kant de lokale universiteit kleingehouden wordt en initiatieven ter verbetering in de kiem gesmoord worden. Studenten die wel uitvliegen, keren zelden terug naar Limburg, waar toch al weinig werkgelegenheid is, zeker voor hooggeschoolden. Deze braindrain verslechtert de situatie nog.
Alternatief?
Buiten Limburg is er weinig inzicht in de neerwaartse spiraal waarin de regio beland is. En de Limburgse visie wordt, tegen de hedendaagse kijk op ontwikkelingssamenwerking in, genegeerd. Terwijl de grote universiteiten uitpakken met vernieuwende ideeën over service learning ten dienste van hun (stedelijke) omgeving, wordt de analyse die UHasselt maakt, en die wordt gedragen door brede lokale steun van sociale partners, achteloos van tafel geveegd. Een alternatief, zoals een betere ontsluiting van de provincie, heb ik evenmin gezien.
Het wordt tijd dat er ook buiten de Limburgse media aandacht komt voor deze systematische ondermijning. Alleen zo kan er iets ten goede veranderen in Limburg, waar ook de rest van Vlaanderen – academisch en economisch – wel bij zal varen.