Als ik ooit nostalgisch zou durven worden, dan is er een simple remedie: laat me terugkijken naar dit tenenkrullende fragment “reality TV” (uiteraard volledig gescript). Hierin mocht ik kotgenote Eva rondleiden in een onderzoeksinstituut op het Wetenschapspark. Niet in het Instituut voor MateriaalOnderzoek, waar ik doctoreerde (want daar hadden ze al met een andere student gefilmd), maar wel bij de collega’s aan de overkant: in het Expertisecentrum Digitale Media, waar ik voordien zelf ook nog nooit binnen was geweest.
Filmopnames in een lift, het is niet gemakkelijk. En die “vergadertechnieken van de toekomst” waren zelfs in 2007 al niet om over naar huis te schrijven.
Onlangs stond het schilderij “Flaming June” van Lord Leighton (uit 1895) op het blog Aestics for Birds. Het was niet de eerste keer dat ik (een afbeelding van) dit schilderij zag, maar wel de eerste keer dat mij de gelijkenis opviel met de afbeelding van een slapende robot op de omslag van “Robot Dreams” (vertaald als “Een robot droomt”) van Isaac Asimov.
Helaas had ik het boek in kwestie op dat moment niet bij de hand. Gelukkig is er dan het internet om meer te weten te komen over deze gelijkvormigheid.
Zo kwam ik te weten dat de coverafbeelding gemaakt werd door Ralph McQuarrie, die trouwens ook voor de overige illustraties in het boek zorgde. McQuarrie is inmiddels overleden, maar zijn werk voor sciencefictionfilms (“Star Wars” en “E.T.“) en -series (“Battlestar Galactica“) is nog lang niet vergeten. En ja, de illustratie op de kaft van “Robot Dreams” maakte hij als eerbetoon aan “Flaming June“.
Er is nog minstens één ander werk van McQuarrie dat een ode brengt aan een ouder schilderij: de illustratie die gebruikt werd voor de omslag van een andere bundel van Asimov, “Robot Visions“, is geïnspireerd op “Morning” van Maxfield Parrish (uit 1922) (vergelijking).
Intussen heb ik wel een foto kunnen maken van mijn exemplaar van “Een robot droomt” (Fig. 1).
Figuur 1: “Een robot droomt” is het eerste boek van Isaac Asimov dat ik ooit las; na deze bundel met robotverhalen las ik zijn hele Foundations-reeks. Ik ontleende oorspronkelijk het exemplaar uit de bibliotheek, maar later kocht ik deze bundel alsnog, niet in het minst omwille van de illustraties.
Aanvankelijk had ik twee hypotheses over slapende robot van McQuarrie, die ik intussen zelf betwijfel (zoals ik zal uitleggen in de slotparagraaf).
Balk-hypothese
Op het schilderij “Flaming June” staat er bovenaan een balk (of is het een zonnescherm of een baldakijn?) die parallel is met de horizon. Op sommige uitgaven van “Een robot droomt” is een gelijkaardig effect bereikt door de titeltekst tot laag boven de horizon uit te vullen (zoals bij de vertaalde uitgave die ik heb en ook dit voorbeeld van de onvertaalde bundel). Er zijn ook andere uitgaven, waarbij de tekst kleiner en hoger geplaatst is, waardoor de analogie met “Flaming June” helaas verloren gaat (voorbeeld). Mijn balk-hypothese was dat de belettering tot net boven de robot hoort te komen en dat uitgaven waarbij dit niet zo is slordige herdrukken zijn.
Vierkant-hypothese
Het schilderij “Flaming June” is vierkant en in eerste instantie vermoedde ik dat McQuarries ontwerp ook vierkant was. Mijn vierkant-hypothese was gebaseerd op twee observaties:
De meeste boeken zijn natuurlijk hoger dan breed, maar uit de inleiding van Isaac Asimov (zie Fig. 2) leidde ik af dat het schilderij bestond voor (minstens één verhaal voor) het boek er was; er was dus geen dwingende reden voor McQuarrie om af te wijken van de verhoudingen van zijn inspiratiebron.
Op “Flaming June” blijft de zon verscholen achter de balk. Of er wel of geen zon zichtbaar is op de boekomslag (en hoe groot en hoe hoog die dan staat) hangt echter van de uitgave af. Doordat de bovenkant van de afbeelding blijkbaar vrij kan worden ingevuld door de uitgever, vermoedde ik dat dit niet op het schilderij stond.
Figuur 2: In de laatste paragraaf uit de inleiding van “Een robot droomt” heeft Isaac Asimov het over de illustraties van Ralph McQuarrie.
Natuurlijk ben ik niet de eerste die het voorbeeld en de ode naast elkaar heeft gezet (zie bijvoorbeeld hier en hier), maar ik hield eraan om beide schilderijen als vierkant weer te geven. Ik hoopte dat het me zou lukken om zowel onder- en bovenkant van de sofa/het marmer als de horizon uit te lijnen, maar zo letterlijk is de “kopie” niet, dus dat is onhaalbaar gebleken (Fig. 3).
Inmiddels ben ik sterk gaan twijfelen aan mijn eigen hypotheses. Alex Jay was de typograaf die instond voor de originele uitgave van “Robot Dreams“. Uit zijn webpagina blijkt enerzijds dat de eerste schets alvast geen perfect vierkant was en anderzijds dat McQuarrie dit werk wél specifiek als boekcover maakte (en zelfs dat de verwijzing naar Leighton niet noodzakelijk zijn idee was). Verder blijkt uit dezelfde bron dat de belettering op de originele uitgave niet zo laag kwam als de balk in “Flaming June“.
Moraal van het verhaal: veel nadenken op basis van weinig informatie brengt ons niet noodzakelijk dichter bij de waarheid – maar leuk is het wel. ;-)
Onderstaand liedje is opgedragen aan al mijn collega’s die aan het zwoegen zijn op hun FWO-aanvraag voor een doctoraats- of postdoc-project. (Als je ook zo iemand kent: geef hem of haar een extra knuffel!) De laatste loodjes wegen ook hierbij het zwaarst: de karakterlimiet van het elektronische aanvraagformulier is onverbiddelijk, dus aan het einde is het wikken en wegen om de beschikbare tekens zo efficiënt mogelijk in te vullen. Er is nauwelijks plaats voor grote ideeën of wetenschappelijke nuance in die kleine vakjes. De deadline is maandag om 17u, maar met wat geluk raakt alles het vanavond af, zodat iedereen een rustig weekend tegemoet gaat.
Het liedje heet “Sollicitere” en het is van de Janse Bagge Bend, een groep uit Susteren (Nederlands Limburg) die carnavalsmuziek veredeld heeft tot ‘dialectpop’. (Dit is de link naar onderstaande video, alsook naar een live-versie uit 2010.) Het nummer was geïnspireerd op het invoeren van de solliciatieplicht in Nederland. In 1982 haalde het de achtste plaats in de Nederlandse top-40 en de 15de plaats in de Vlaamse hitlijst. Hoewel ik het liedje als kind vaak op de radio heb gehoord, dringt de tekst nu pas tot me door en die blijkt bijzonder toepasselijk te zijn – voor de huidige pre- en postdoctorale sollicitanten van het FWO, en bij uitbreiding voor alle postdocs, die quasi permanent moeten solliciteren (zoals ik).
Dit is de originele tekst van deze visionaire song (eerste strofe en refrein):
Hey!
De perspektieve veur de toekoms die zeen nul komma nul
Al höbse noa veul zjweite enne universitaire bul
Al böste ongerwiezer, bankwirker of psycholoog
De komende joare böste waarsjienlik wirkeloos
Doe mos sollicitere, sollicitere!
Höbste al gesjreve?
Viefensevetig breeve!
Höbste al gesjreve?
Viefensevetig breeve!
Höbste al gesjreve?
Den sjrief mer opnuuj!
Al twee avonden vraag ik me af waarom er toch zoveel vliegtuigen overvliegen. Lijnvluchten vliegen hoger en daar hoor je hier niets van, dus ik gokte op de F-16’s van de luchtmachtbasis in Kleine-Brogel. Bereiden ze een oorlog voor? Of moet er iemand nog snel zijn vlieguren halen? Ik dacht ook een helikopter te horen – vreemde combinatie. Maandagavond begon het om kwart voor negen ’s avonds, precies toen ons kleintje in zijn oogjes begon te wrijven en wou gaan slapen. Dinsdagavond begon het iets later. Ik probeerde online te zoeken wat er aan de hand was, maar vond geen recente berichten met als trefwoorden: F-16’s, Limburg en Kleine-Brogel. Zelfs geen klachten op Twitter, straf!
Intussen vond ik wel een leuke website, waarop je kunt zien welke passagiersvliegtuigen er momenteel waar in de lucht zijn. (Als je een beetje inzoomt kun je zien hoe snel die dingen vliegen. Zo’n 900 km/u?) Gevechtsvliegtuigen staan daar niet op, maar op het moment dat ik keek zat er recht boven mijn hoofd wel een groot gat in de verdeling van de burgervliegtuigen. Ik neem aan dat dat geen toeval was, want overdag zie ik toch wel eens een vliegtuigstipje overvliegen.
Deze ochtend hoorde ik op het radionieuws dat de politie de voorbije twee nachten op zoek was naar mensen die met laserpennen op vliegtuigen mikken. Er kwamen F-16’s en een politiehelikopter aan te pas. Aha. En vermits ze gisteren iemand hebben opgepakt, kijk ik uit naar een rustige nacht.
Natuurlijk zou je je kunnen afvragen hoeveel dat allemaal heeft gekost en of ze dat geld niet beter zouden investeren in andere zaken in Limburg, zodat jonge mensen hier iets beters te doen hebben dan piloten hinderen met laserpennen. Maar met zo’n mentaliteit zou ik beter een Twitter-account beginnen.
In plaats daarvan sluit ik af met een nostalgische gedachte. Toen ik op de lagere school zat, stonden de ruiten geregeld te daveren nadat er weer eens een gevechtsvliegtuig door de geluidsmuur was geknald. Dat hoor je niet meer; blijkbaar moeten ze nu hoger vliegen? Ik schrok er altijd enorm van, maar net daardoor heb ik een aantal scherpe herinneringen van verder heel gewone dagen in de klas in de jaren ’80.
Ik heb al heel de dag het gevoel dat iemand in mijn maag heeft gestompt. Melancholie, omdat we gaan verhuizen en ik vandaag allerlei dingen voor het laatst doe, hier, in onze vertrouwde omgeving.
Precies zo voelde ik me altijd op de laatste schooldag. Er was toen nog geen internet, dus wist ik niet dat er zoiets was als Last Day of School Sadness. Ik begreep nauwelijks waarom er een steen op mijn hart drukte: een vaag gevoel van spijt dat het voorbij was en het gevoel dat ik er niet genoeg van had genoten. Mijn laatste laatste-schooldag-blues is zo lang geleden! Door deze herhinnering versterkt de melancholie van vandaag zich nog.
Zo is het vandaag de laatste dag dat ons kindje naar deze opvang gaat, vanaf maandag gaat hij ergens anders. Ik twijfel er niet aan dat hij daar ook goed verzorgd gaat worden (anders brachten we hem daar niet, uiteraard). En toch is er dat knagende besef dat er iets wordt afgesloten: het was zo gewoon met de verzorgsters zijn dag te overlopen, kleine gesprekken te hebben met andere ouders, dezelfde kindjes te zien, … Gelukkig is ons kindje nog te klein om te beseffen dat hij voor het laatst in deze opvang is. Hopelijk voelt hij dan ook geen steen van melancholie in de maag, maar is het voor hem vooral een heel gewone dag – de dagelijkse routine van eten en slapen, spelen en ontdekken tussen de inmiddels zo vertrouwde gezichten.
Ik heb iets geknutseld om uit te delen als afscheidscadeautje: voor iedereen een muis (omdat we ervandoor muizen) met een wafeltje erin. Het idee komt van deze webpagina, maar omdat onze printer de verhuis niet goed doorstaan heeft, heb ik een eigen variant van het ontwerp gemaakt, met passer en lineaal op ruitjespapier. Ja, een passer – nog zoiets dat ik de voorbije tien jaar niet heb nodig gehad. Het voordeel was dat ik het ontwerp heb kunnen optimaliseren om zoveel mogelijk te kunnen gebruiken van mijn gekleurd karton, dat net iets groter was en andere verhoudingen had dan A4-formaat.
Om de half-cirkelvormige oortjes mooi op het lijfje te laten aansluiten, moet je de vaste punt van de passer in de bissectrice van de betreffende kant van het lijfje plaatsen (en het Wikipedia-artikel toont hoe je dat met passer en lineaal kunt doen). De details in de afwerking zijn ook zo veel mogelijk met cirkels gedaan:
twee halve cirkels voor de oortjes,
één halve cirkel voor de neus (lijkt kleiner op de foto omdat het gevouwen is)
en kwartcirkels voor de ogen.
Geometrisch gezien passen er zes muizen in een cirkel als ze met de neuzen naar elkaar staan, maar omdat ik maar vijf verschillende kleuren had, poseren ze hier met vijf. Om ze te vervoeren kun je ze in elkaar schuiven (met het wafeltje er al in); leg ze dan best op een zijkant in een doos.
Melancholie en meetkunde grijpen wonderwel in elkaar, maar deze congruentie kende Albrecht Dürer al (en dat was in de zestiende eeuw).
Een muis met een wafeltje erin, om het afscheid te verzachten.
Nog zo’n laatste: fruit kopen bij het winkeltje in onze straat in Gent. De man doet me aan mijn moeder denken: altijd opgewekt en bereid tot een praatje. Ik vertelde hem vandaag over onze verhuis en bleef iets langer babbelen dan gewoonlijk. Hij vertelde dat hij enkele jaren geleden een appartement heeft gekocht, maar dat hij geen schotelantenne mag plaatsen van de syndicus. Hij komt uit Pakistan en zou natuurlijk graag het nieuws uit zijn thuisland ontvangen. Er wonen ook Turkse mensen in het gebouw. Volgens de syndicus mogen ze wel één grote antenne zetten en vandaaruit draden trekken naar de verschillende appartementen. Maar de richting om Pakistaanse zenders te ontvangen is anders dan voor Belgische of voor Turkse zenders. Grr, syndicuskantoren…
we met vier volwassenen een softijsje met discodip bestelden: puur jeugdsenteniment;
ik kennis maakte met de Kafkaiaanse kant van de Nederlandse administratie;
er mij namelijk verteld werd dat er in één of andere computersysteem in Groningen stond dat ik een man was, waardoor ik niet zwanger kon zijn en dus ook geen aanvraag tot kraamverlof kon indienen;
een gehandtekend bewijsstuk van een geneesheer-specialist, die daar toch een jaar of tien voor heeft gestudeerd, het niet haalde van een fout georiënteerde bit in een obscure database;
ik om de oorzaak van de fout te achterhalen naar diverse diensten belde met de vraag of ze eens konden checken of ik in hun database ook onterecht als man geregistreerd stond;
ik me afvroeg hoeveel jaar je moet studeren om telefonist te worden, aangezien al deze mensen meteen konden horen dat ik een vrouw ben;
alles uiteindelijk toch nog goed kwam;
ik me afvroeg hoe vaak zwangere vrouwen vastgebonden op een bureaustoel in het water gegooid worden;
dit namelijk het enige praktische nut was dat ik kon bedenken voor deze oefening die we tijdens de zwemles voor zwangere vrouwen leerden: hoe je zittend op een plankje de overkant van het zwembad kunt halen door met je armen géén schoolslag te doen, maar enkel een beetje te wrikken;
mijn to-do-lijstje weer niet afgeraakte, maar wél de helft korter werd;
het weer even op de Gentse Feesten leek tijdens de opening van OdeGand (tiende editie van het Gent Festival van Vlaanderen).
Gent, september 2012. Links: plafond van de Stadshal. Rechts: Teatro Pavana bracht de voorstelling “struzzi” – met als struisvogel-jockeys verklede steltlopers – op de Korenmarkt tijdens de opening van OdeGand.
Tijdens mijn laatste treinreis naar Groningen zag ik in enkele stations affiches met de Nyan Cat erop (met bijbehorende regenboog). Deze internethype van vorig jaar bleek reclame te zijn voor “Gogbot” – een jaarlijks festival in Enschede met als hoofdingrediënten: kunst, muziek en technologie. Het thema van Gogbot 2012 is (internet-)memes. Het festival begint vanavond en loopt nog tot en met zondag (9 september). Ik kan er helaas niet bij zijn, maar vond dit wel een goede gelegenheid om terug te blikken op de edities waar ik wel bij was.
Affiche voor Gogbot 2012 met de Nyan Cat.
In september 2008 was ik op bezoek bij Danny op de campus van de Universiteit Twente in Enschede. We gingen samen iets eten bij een Argentijns restaurant in het centrum. Na afloop bleek er op de markt van alles op til te zijn. Ik was meteen verkocht bij het zien van een etalage met retro-futuristische geweren: Dr Grordbort’s onfeilbare ether-oscillatoren. Dit was mijn eerste (bewuste) kennismaking met het fenomeen steampunk, het thema van Gogbot 2008. En er viel nog veel meer te ontdekken:
de lightmobile van Eric Staller: een feeërieke auto van het type Kever met gloeilampen
Gogbot 2008: poëtische robotica en fantastische tijdreisfietsmachines.
De knetterende afsluiter van de avond was een voorstelling van ArcAttack met hun muzikale Tesla coils (in het Nederlands eigenlijk “Tesla-transformatoren”). Ze speelden onder andere de synthesizerklassieker Popcorn, waarvan hieronder een kort fragmentje. (De geur van ozon moet je er zelf bij denken.)
In september 2009 maakten we weer een editie mee van Gogbot: we waren toen namelijk in Enschede voor de verdediging van Danny. Het thema van Gogbot 2009 was atompunk: een in Nederland ontstane variant van de cyberpunk, die refereert aan het toekomstbeeld uit de jaren 1930 en 1940. Helaas ben ik alle foto’s en filmpjes van die periode kwijtgeraakt door een fout in de synchronisatie-instellingen van mijn laptop. :-( (Sindsdien doe ik alleen nog handmatige backups.) Ik herinner me van deze editie: een rij afgedankte koelkasten waarin slogans en kleine objecten te zien waren, een iglotent waarin live films werden opgenomen met poppen, … Verder was ook Abacus weer van de partij en weerklonk er weerom zeer luide elektronische muziek in de Grote Kerk.
Moest je zin hebben in een aparte uitstap voor het weekend, dan is Gogbot zeker een aanrader. Het vindt plaats in Enschede, dus je moet er – vanuit bijna eender waar – wél een flinke reis voor over hebben.
Het is het eindpunt van de trein, bijna geen mens hoeft er te zijn, bijna geen hond gaat zover mee: Enschede.
Gisteren vond in het Citadelpark de zesde editie van Midzomervertellingen plaats.
Wij gingen vorig jaar al luisteren naar het avondprogramma. We nestelden ons toen op de kunstrotsen rond het voormalige van Bastion 5, onder de honingboom. Daar waanden we ons in een ver verleden zonder televisie, waarin mensen elkaar straffe verhalen vertellen om de lange zomeravonden aangenaam door te brengen. Er hoorden ook een wijntje of fruitsap van Oxfam bij, een kaasje en wat olijven. (Wonderlijk genereus voor een gratis evenement!) Ik herinner me een jaar later nog steeds het prachtige verhaal over de zoon van een herder die elders zijn geluk zocht en de mythische vertelling over waar kinderen vandaan komen.
Midzomervertellingen in het Citadelpark, editie 2011
Dit jaar waren we weer van de partij, deze keer aan de voet van de rotspartij. Er waren nu ook tenten voorzien, wat geen overbodige luxe bleek vanwege de regen tijdens het namiddagprogramma. ’s Avonds klaarde het echter op en zo konden we in openlucht – onder het dak zonder pannen – luisteren naar de Grimm-sprookjes voor volwassenen. Het gras was natuurlijk nog nat, maar iedereen kon droog zitten op het plastic zeil, op de roze picknickbanken, of op zelf meegebrachte klapstoeltjes. Er waren ook weer drankjes en hapjes voorzien. Ideale omstandigheden dus om te luisteren naar drie vertellers – Frank Degruyter, Hilde Rogge en Don Fabulist -, die elk twee verhalen brachten.
Voor de pauze hoorden we over Griet en Hansje (in een soort Neder-Duits), over de ongelukkige zoon van de koning en over enkele xenotransplantaties… Na de pauze luisterden we naar het verhaal van de gans van Hans (een soort zwaan-kleef-aan met extra tongbrekers voor West-Vlamingen), Blauwkapje en de vegetarische wolf, het sprookje van de drie wensen en het lied van de gehangene in het Bargoens. Als afsluiter kregen we van Frank nog een levendige vertolking van Roodkapje in de versie van Roald Dahl, intussen zelf een terechte klassieker.
Midzomervertellingen in het Citadelpark, editie 2012
Het was een zeer mooie avond en we hopen dan ook dat de Midzomervertellingen nog vele zomers mogen doorgaan.
Ineens zat er een liedje in mijn hoofd. Het was een zomers liedje. Dat liedje was de Lambada (ja, van eind de jaren tachtig) en ik begon het te zingen. Ik heb geen gevoel voor ritme, kan geen toon houden en ken geen Portugees. Kortom, het klonk prachtig. ;-)
Gelukkig is er YouTube om het origineel van Kaoma nog eens te beluisteren en is ook de tekst eenvoudig op internet te vinden. Intussen ken ik het eerste couplet uit mijn hoofd. Sterker nog: mensen voor wie ik het heb gezongen, hebben de Lambada erin herkend. (Meestal zijn de reacties eerder: “En als je het nu eens probeert te zíngen?” en dan “Nee, dat lijkt er niet op. Echt niet.” waarbij er enige wanhoop doorklinkt in de stem.)
Ook leuk om te weten: het is eigenlijk een heel melancholische tekst. Neem nu het laatste couplet:
Chorando estará ao lembrar de um amor
Que um dia não soube cuidar
Canção, riso e dor, melodia de amor
Um momento que fica no ar
Zoals ik al zei, ken ik geen Portugees, maar dit is mijn Nederlandse vertaling van een Engelse versie:
Hij zal huilen als hij zich een liefde herinnert,
die hij niet wist te koesteren.
Een lied, gelach en pijn, een melodie van liefde,
een moment dat nooit meer terugkomt.
En jij, heb jij ook wel eens een liedje in je hoofd? En is dat dan ook zo’n zomers muziekje?
Poëzie wordt meestal geassocieerd met een wat ouder publiek, maar er zijn minderjarigen die elke week een gedicht uit het hoofd leren – niet eens als straf, maar als hobby. Je kunt ze gemakkelijk herkennen: het zijn diegenen die tussen de koffers met violen en dwarsfluiten zonder instrument de muziekschool in weten te glippen. Terwijl de muziekleerlingen noten leren lezen, proberen zij het fonetisch schrift onder de knie te krijgen. In plaats van met toonladders beginnen ze de les met opwarmingsoefeningen voor stem en gezichtsspieren: gekke bekken trekken voor gevorderden.
In 1998 deed ik eindexamen voordracht samen met Hanne, Koen en Marijke. Hanne bracht onder andere “De terugkeer” – een mysterieuze tekst die we niet zo goed begrepen, maar die me tot op heden is bijgebleven. Zo herinner ik me de volgende raadselachtige frasen: “ik had in een wereld willen wonen waar geen woorden bestaan”, “avondgloed”, “de pit van een vrucht” en “wereldschemer”.
Ik zocht en vond een kopietje van het gedicht terug. Hier is de volledige tekst:
De terugkeer
Ik had eigenlijk geen woorden moeten leren.
Ik had in een wereld willen wonen
waar geen woorden bestaan,
waar betekenis geen betekenis heeft.
Dat jij gewroken werd door mooie woorden
heeft niets met mij te maken;
dat jij in stille betekenissen bloed vergoot
heeft evenmin met mij van doen.
Tranen in jouw ogen,
pijn afkomstig van jouw zwijgende tong:
als er geen woorden hadden bestaan in deze wereld,
had ik er alleen maar naar hoeven te kijken
en dan weer weggaan.
Hebben jouw tranen evenveel betekenis
als de pit van een vrucht?
Zit in een druppel van jouw bloed
de avondgloed der wereldschemer, alsof het trilt?
Ik had geen woorden moeten leren kennen.
Maar omdat ik Japans en wat vreemde talen
heb geleerd,
sta ik stil in jouw tranen,
keer ik terug in jouw bloed –
alleen in mijzelf.
Een auteur of andere bronvermelding stond er niet bij op de kopie, enkel dit: “Vertaling Noriko en Pim de Vroomen”. Op internet vond ik de Nederlandse versie van de tekst niet terug, maar wel een verwijzing naar de bundel “Oktober is mijn keizerrijk, Zeven moderne Japanse dichters” van Noriko en Pim de Vroomen. Door verder te zoeken naar het werk van die zeven auteurs in het Engels, heb ik uiteindelijk kunnen achterhalen dat “De terugkeer” een gedicht is van Tamura Ryuuichi. Op deze pagina vind je de oorspronkelijke Japanse tekst en een Engelse vertaling van Takako Lento uit 2007; een eerdere vertaling van Samuel Grolmes en Tsumura Yumiko uit 2000 vind je hier.
Tamura Ryuuichi was toonaangevend in de moderne poëzie in het Japan van na de Tweede Wereldoorlog, zo blijkt (bronnen: 1, 2 en 3). Bovenstaand gedicht stond in zijn eerste bundel uit 1956: “De vierduizend dagen en nachten”. De publicatie van zijn tweede bundel in 1962, “Kotoba no nai sekai” (“De wereld zonder woorden”), bevestigde hem als één van de grote dichters uit die tijd. Tamura Ryuuichi stierf in de zomer van 1998 – kort nadat zijn tekst nog had weerklonken op het eindexamen voordracht van vier Belgische (bijna-)achttienjarigen.
Ook nu ik veertien jaar later terugkeer naar die oude map en de teksten herlees, begrijp ik dit gedicht niet helemaal, maar dat geeft niet. De dichtregels spreken me nog steeds aan en vullen mijn hoofd met beelden en kleuren. Als ik één kleur aan het gedicht moet koppelen, is het beslist het oranje-rood van bloedappelsienen en granaatappels. Hoewel het een vertaling is, blijft de tekst haar vreemde karakter behouden. Zo klinkt “omdat ik Japans en wat vreemde talen heb geleerd” erg apart in de oren van een Nederlandstalige (nonchalant, alsof Japans niet al een érg vreemde taal is). Het blijft moeilijk de beeldspraak te doorgronden, al houdt een lezing in termen van bloedvergieten in de oorlog zeker steek. Verder jeuken mijn handen om in de regel “waar betekenis geen betekenis heeft” aanhalingstekens te zetten rond het tweede woord. Dat komt omdat ik teveel filosofen heb gelezen die onderscheid maken tussen het woord en de betekenis ervan, maar dat zou deze dichtregel de das omdoen.
Juist doordat de betekenis achter de woorden voor ons niet meteen duidelijk is, kan deze leeservaring ons een glimp laten zien van de wereld zonder woorden. Een wereld die we ons onmogelijk kunnen voorstellen, maar waar we toch nieuwsgierig naar zijn.
Ook wetenschappers en filosofen vragen zich af op welke manier woorden beïnvloeden hoe we de wereld zien. Uit onderzoek blijkt dat mensen die een verschillende taal spreken, de wereld anders zien. Dat mag je letterlijk nemen: afhankelijk van de kleurtermen in zijn taal, kan iemand bepaalde tinten beter of slechter van elkaar onderscheiden. De oude Sapir-Whorfhypothese over taalkundige relativiteit van ervaringen, lijkt hiermee bevestigd voor het specifieke aspect van kleuren. In heel wat talen is er bijvoorbeeld slechts één woord voor blauw en groen. Talen evolueren van een beperkt aantal kleurtermen (donker/koel versus helder/warm), naar een uitgebreider palet meer specifieke woorden voor kleuren (ook in onze taal zijn paars, oranje en roze zijn relatief jonge woorden). Mensen van de Himba in Noord-Namibië delen kleuren in minder categorieën op dan wij. Sommige kleuren die voor ons overduidelijk verschillen, kunnen zij niet van elkaar onderscheiden. Het omgekeerde geldt ook: sommige tinten die voor ons hetzelfde lijken, vallen voor hen in een andere kleurencategorie en zien ze daardoor juist wel probleemloos als verschillend. Om dit te testen, maken onderzoekers gebruik van een bestaande reactietijdtest.
Tot slot een kijktip: vanavond om 20u55 op Nederland 2 gaat het in Labyrint over hoe taal onze zintuiglijke waarneming beïnvloedt. Misschien roept het gedicht ‘De terugkeer’ andere kleurassociaties op bij mensen die het kunnen lezen in het oorspronkelijke Japans; misschien zouden we veel meer zien als we juist helemaal geen taal hadden verworven. Wie weet komen we ook dat vanavond aan de weet.