Vrije kuur in andersom denken
Met helium gevulde ballonnen zijn leuk, maar ik ga er wel raar van dromen!
Helium (He) is zeer nuttig voor de wetenschap (gasvormig helium als inerte atmosfeer en vloeibaar helium om experimenten te koelen; CERN is dan ook een grootverbruiker), maar de wereldwijde reserves raken stilaan uitgeput. Toch wordt dit edelgas ook nog altijd gebruikt om ballonnen te vullen, waaruit het gestaag weglekt: ’s ochtends hangt de ballon nog aan het plafond en ’s avonds niet meer. (Het helium is er natuurlijk nog wel, maar eens vermengd met de lucht is het niet meer te recupereren voor menselijke toepassingen.)
Dat brengt me bij mijn stelling van vandaag:
Als er een met helium gevulde ballon in huis is, ben je moreel verplicht er zo veel mogelijk mee te spelen.
Vorige week kreeg mijn zoontje zo’n ballon mee als afscheidscadeautje van een ander kind bij de opvang. En daar hebben we inderdaad volop mee gespeeld! :-)
Op weg naar huis mocht de ballon naast de autostoel tegen het plafond drijven. Ik zag hoe de ballon naar de binnenkant van de bocht helde bij elke afslag en glimlachte dankbaar voor deze mooie illustratie van traagheid van de omringende lucht.
Thuis hebben we ons geoefend in het “andersom denken” – bijvoorbeeld dribbelen tegen het plafond in plaats van op de vloer. Daarbij dacht ik aan de luchtbel in een waterpas en gatengeleiding in halfgeleiders, terwijl de peuter op de grond dubbel lag van het lachen. En toen de ballon niet meer genoeg helium bevatte en naar de vloer begon te zinken, heb ik eerst het touwtje verwijderd en daarna zelfs het stukje rubber onder de knoop afgeknipt om er zo lang mogelijk plezier van te hebben.
Daarna zonk de ballon onverbiddellijk en daarmee was de kous af – ware het niet dat ik vorige nacht wakker werd en me deze droomgedachte herinnerde:
“Elektronen zijn normaal een beetje vochtig. Als ze opdrogen, vallen ze uit de lucht.”
Het was weer een geval van nachtelijke beroepsmisvorming. Blijkbaar is er in mijn hoofd iets gaan gisten over het elektronmodel van Lorentz enerzijds (dat in het proefschrift voorkomt dat ik vorige week gelezen heb) en die heliumballon anderzijds. Het resultaat van dit gistingsproces was uiteraard klinkklare onzin. De premisse is fout en zelfs de conclusie is niet logisch: de meeste dingen worden lichter als ze uitdrogen, dus waarom zouden ze dan nog vallen? Dat moet een restant zijn van die vrije oefening in “andersom denken”, besefte ik later.
Onzin kan even leuk zijn om mee te spelen als een ballon gevuld met een niet-recupereerbaar edelgas. Nu kan ik eindelijk een eigen variant bedenken op de onzinnige “verklaringen” die de vader in “Calvin and Hobbes” geeft als antwoord op de wetenschappelijke vragen van zijn zoontje (zie deze verzameling).

De vader van Calvin geeft antwoord op wetenschappelijke vragen. (Auteur: Bill Watterson; via.)
Ik stel het me zo voor: het is een droge winterdag en dan ontspint zich volgend gesprek.
- “Waarom knispert de vloerbedekking als ik erop loop, mama?”
- “Omdat de vloerbedekking dan statisch geladen wordt, jongen.”
- “Waarom wordt de vloerbedekking dan statisch geladen, mama?”
- “Omdat…”
*herinnert zich droom*
“Wel jongen, elektronen zijn normaal een beetje vochtig. Als ze opdrogen, vallen ze uit de lucht.”
Zou een kind daarmee tevreden zijn, denk je? Of gaan ze dan vragen wat elektronen zijn?
Bij nader inzien zal ik me toch maar aan de wetenschappelijke versie houden. Hopelijk zijn er over een paar jaar nog steeds heliumballonnen te koop en kan ik de demonstratie in de auto nog eens overdoen.
Laat die waarom-fase maar komen! :-)