Tag Archief: universiteit

In ontwikkelingslanden kan het, in Limburg niet

Dit opiniestuk is op dinsdag 17 september 2019 verschenen in de Standaard.

De reacties op dit opiniestuk illustreerden mijn punt: “Buiten Limburg is er weinig inzicht in de neerwaartse spiraal waarin de regio beland is.”

Ontwikkelingssamenwerking gaat de laatste jaren uit van de visie dat ontwikkelingslanden het best de eigen opbouw leiden. Vroeger richtten ngo’s bijvoorbeeld scholen en ziekenhuizen op, maar we hebben ingezien dat het beter is om de lokale bevolking te helpen dat zelf te doen. Het wordt tijd om deze houding ook toe te passen als het over een Vlaamse regio gaat: Limburg, en met name zijn universiteit.

Vóór de Vlaamse verkiezingen heeft UHasselt een groeiplan voorgesteld waarin ze extra budget vroeg voor twaalf nieuwe richtingen. Terwijl de andere partijen daar positief tegenover stonden, maakte de N-VA meteen duidelijk dat zij dit voorstel niet kon steunen. Afgelopen weekend stond in Het Belang van Limburg dat er naar alle waarschijnlijkheid geen enkele richting bijkomt.

Met het plan pleit UHasselt natuurlijk voor eigen winkel. De andere universiteiten zijn kritisch, want groei van de ene betekent minder marge voor de andere. Maar in plaats van te redeneren vanuit de belangen van de instellingen, moeten we ons afvragen wat het grotere belang dient. Vlaanderen heeft in het westen en vooral in het oosten regio’s die economisch achtergesteld zijn. Voor Vlaanderen als geheel is het gunstig om die grote achterstand weg te werken door te investeren in infrastructuur en opleidingen, waardoor die regio’s zich op eigen krachten verder kunnen ontwikkelen. Zowel voor de regio’s als voor de universiteiten is het gunstig om deel uit te maken van een netwerk met andere sterke partners, elk met een eigen profiel.

Braindrain

Investeren in een lokale universiteit is niet altijd de beste oplossing. Is het bijvoorbeeld niet zonde om opleidingen die elders in Vlaanderen al bestaan te dupliceren? Maar UHasselt heeft, mede omdat ze geen filiaal is van een grotere universiteit, een eigen onderwijssysteem. Bovendien stelt haar groeiplan innovatieve en lokaal relevante richtingen voorop. Zo is een van de twaalf nieuwe richtingen die ze voorstelt een master in materiomics (chemie en fysica). Die bestaat nog niet in Vlaanderen, terwijl de kleine universiteit daarin wel de nodige onderzoeksexpertise kan voorleggen.

Nieuwe richtingen kosten geld. Kan dat niet beter worden besteed: Limburgse studenten kunnen toch in Leuven of elders gaan studeren? Vlaamse studenten moeten zeker meer gestimuleerd worden om verder van huis te gaan, maar het is cru om uitgerekend van Limburgse studenten te verwachten dat ze daarin het voortouw nemen. Gemiddeld komen ze uit gezinnen met een slechtere sociaaleconomische achtergrond. Bovendien is het openbaar vervoer ondermaats. Er zijn zelfs geen treinsporen meer ten oosten van Genk. Van de oude sporen zijn fietspaden gemaakt.

Aan de ene kant raak je als student dus moeilijk weg uit Limburg, terwijl aan de andere kant de lokale universiteit kleingehouden wordt en initiatieven ter verbetering in de kiem gesmoord worden. Studenten die wel uitvliegen, keren zelden terug naar Limburg, waar toch al weinig werkgelegenheid is, zeker voor hooggeschoolden. Deze braindrain verslechtert de situatie nog.

Alternatief?

Buiten Limburg is er weinig inzicht in de neerwaartse spiraal waarin de regio beland is. En de Limburgse visie wordt, tegen de hedendaagse kijk op ontwikkelingssamenwerking in, genegeerd. Terwijl de grote universiteiten uitpakken met vernieuwende ideeën over service learning ten dienste van hun (stedelijke) omgeving, wordt de analyse die UHasselt maakt, en die wordt gedragen door brede lokale steun van sociale partners, achteloos van tafel geveegd. Een alternatief, zoals een betere ontsluiting van de provincie, heb ik evenmin gezien.

Het wordt tijd dat er ook buiten de Limburgse media aandacht komt voor deze systematische ondermijning. Alleen zo kan er iets ten goede veranderen in Limburg, waar ook de rest van Vlaanderen – academisch en economisch – wel bij zal varen.

Pilootproject met Shuktara Momtaz

Er loopt een project (met de naam PiLoT1) aan de KU Leuven en de Leuvense kunstacademie (SLAC), waarbij wetenschappers en kunstenaars in duo’s samenwerken aan een kunstwerk. In oktober vorig jaar gaf ik een presentatie op de openingsdag. Ik was niet van plan om zelf mee te doen aan het project, want daar had ik ‘natuurlijk’ geen tijd voor. Maar dan ontmoette ik Shuktara Momtaz, een Bengalees-Belgische schilderes, en voor ik het wist waren we plannen aan het maken… (Over die plannen schrijf ik snel meer.)

Samen met Danny bezocht ik bij galerij/vzw Hannah in Herent  de tentoonstelling Inside-Outside van Shuktara’s schilderijen in combinatie met keramiek van Paul de Win (inmiddels helaas afgesloten).

https://twitter.com/SylviaFysica/status/795678756115546116

Shuktara heeft in Bangladesh architectuur gestudeerd op Bachelor-niveau. Ze kwam in 1991 naar België om een Master te behalen. Na aankomst moest ze in Brussel voor een commissie verschijnen die haar al dan niet een studiebeurs zou toekennen. Het interview vond plaats op de 24ste verdieping. Dit onbekende land, Brussel en het hele proces – voor het eerst zonder haar ouders – was overweldigend. Ze kreeg de beurs niet en heeft tijdens haar studies in de Alma gewerkt. Ze behaalde wél haar diploma en heeft zelfs nog een tweede Master afgerond in Brussel.

De grote meerderheid van de Bengalezen is moslim en volgens Shuktara worden vrouwen er als minderwaardig gezien. Dit was voor haar ook de hoofdreden om naar Europa te komen. Alleen merkte ze hier dat ze alsnog werd gediscrimineerd: niet omdat ze een vrouw is, maar wel omdat ze buitenlander is. Ze schrijft zelf over haar ervaringen als ‘nieuwe Belg’ in haar blogpost: “A self-quest: The Color in Flanders“.

(meer…)

Vergadertechnieken van de toekomst (anno 2007)

Als ik ooit nostalgisch zou durven worden, dan is er een simple remedie: laat me terugkijken naar dit tenenkrullende fragment “reality TV” (uiteraard volledig gescript). Hierin mocht ik kotgenote Eva rondleiden in een onderzoeksinstituut op het Wetenschapspark. Niet in het Instituut voor MateriaalOnderzoek, waar ik doctoreerde (want daar hadden ze al met een andere student gefilmd), maar wel bij de collega’s aan de overkant: in het Expertisecentrum Digitale Media, waar ik voordien zelf ook nog nooit binnen was geweest.

Filmopnames in een lift, het is niet gemakkelijk. En die “vergadertechnieken van de toekomst” waren zelfs in 2007 al niet om over naar huis te schrijven.

Vroeger was zelfs de toekomst niet beter.

Aankondiging: Lezing over waarschijnlijkheid (21/3)

Morgenavond (maandag 21 maart om 19u30) geef ik een lezing over waarschijnlijkheid in de Pieter De Somer-aula van de KU Leuven. Dit is een “Les voor de 21ste eeuw”, de laatste van dit academiejaar. Het is een grote aula, dus er is vast plaats voor extra geïnteresseerden. ;-) Ik geef er een soort best of van mijn vak over filosofie van de waarschijnlijkheid: het gaat over geschiedenis, wiskunde, filosofie en psychologie van waarschijnlijkheid.

De volledige titel is: ‘Dat kan geen toeval zijn!’ Waarschijnlijkheid: van objectieve kansen tot subjectieve graden van geloof.

Hier alvast de handout van mijn lezing, die een samenvatting is van het hoofdstuk dat ik schreef voor het boek bij de lezingenreeks (dat ook morgen verschijnt).

Aanvulling 22 maart 2016:

Ook de dia’s staan online, trouwens van (bijna) alle lezingen uit de reeks.

Erratum bij mijn hoofdstuk in het boek (p. 286): het publicatiejaar bij Kolmogorov is 1933, er staat 1956, maar dit is de datum van de Engelstalige vertaling.

1 2 3… Infinity!

Zoals eerder aangekondigd heb ik op 17 februari meegedaan aan de “YouReCa Challenge 2016”, een Science Slam georganiseerd door de KU Leuven in het Depot. Er waren vijf presentaties in het Engels over wetenschappelijke onderwerpen, maar op zo’n manier gebracht dat het ook voor niet-wetenschappers te volgen was. Het was tegelijk ook een wedstrijd, met een vier-koppige jury en een publieksprijs. Beide hoofdprijzen werden gewonnen door Pieter Thyssen, met zijn presentatie over tijdreizen.

Op deze website vind je foto’s van de avond en onderstaande video geeft een sfeerverslag met fragmenten van alle presentaties.

Opnames van alle presentaties staan nu ook online:

Mijn bijdrage was een presentatie van 8 minuten over de vraag of we oneindig kunnen tellen. Ik heb de videoregistratie van mijn presentatie aangevuld met de slides. Aangezien mijn Engelse dictie te wensen overlaat, heb ik er op YouTube nu ook Engelstalige ondertitels aan toegevoegd. ;-) (Die moet je wel nog zelf aanzetten door onderaan rechts in de video op het rechthoekige symbool voor Subtitles/Ondertitels te klikken.)

Onder de vouw vind je de Engelstalige transcriptie met aanvullende informatie in voetnoten.

(meer…)

FabLab-project: tactiele waarheidstabel

Waarheidstabel.Deze week begint het tweede semester aan de KU Leuven. Ik doceer, net als vorig jaar, de cursus “Inleiding in de filosofie met in begrip van wetenschapsleer” aan de eerstejaars Criminologische Wetenschappen.

Het grootste deel van de cursus is ook toegankelijk voor slechtziende studenten die gebruikmaken van voorleessoftware. Eén van de hoofdstukken gaat echter over propositielogica. Dat hoofdstuk staat vol symbolen en tabellen, waarbij er essentiële informatie verloren gaat bij het voorlezen. (Dit deel van de cursus is gebaseerd op de eerste hoofdstukken van “Logica in actie“, een cursus opgesteld door Prof. dr. Johan van Benthem en medewerkers, die integraal online staat bij Open Universiteit Nederland.)

Om dit hoofdstuk toch toegankelijk te maken voor een slechtziende student heb ik gezocht naar een tactiel model: enerzijds om de belangrijkste waarheidstabellen in te studeren en anderzijds om de student zelf oefeningen te laten maken.

Mijn eerste poging was met lijm of siliconen over gedrukte symbolen te gaan om zo reliëf te creëren. Maar dit gaf bij het starten en stoppen veel hoogteverschillen waardoor de symbolen op de tast (voor mij alvast) niet herkenbaar waren.

Uiteindelijk besloot ik naar het FabLab in Leuven te gaan, om de tabellen en symbolen met de lasersnijder te maken uit MDF-platen. Voor mij was dit mijn eerste FabLab-bezoek. De MDF-platen zijn 30 cm bij 60 cmn dus vooraf had ik een pdf-gemaakt met het ontwerp op die maat. Ter plaatse moest ik even wachten tot er een toestel vrij was. De vriendelijke mensen van FabLab hielpen me om het toestel en de software te gebruiken. Zo kon ik snel met de Trotec lasersnijder aan de slag en binnen de twee uur stapte ik tevreden naar buiten.

Dit is het pdf-bestand dat ik gebruikte.

Lasersnijder.

Foto’s gemaakt in het FabLab Leuven. Bovenaan links zie je de buitenkant van de Trotec lasersnijder. Rechts de binnenkant (genomen door de glazen bovendeur): de laserkop is bovenaan aan het snijden. Onderaan zie je een plaat die net gesneden is, waarbij sommige symbolen er nog in vast zitten. (De rest lag los op de bodem van het toestel.)

Hierbij een kort filmpje van de lasersnijder in actie.

Het lawaai bij de video is vooral afkomstig van de afzuiging van alle lasersnijders. Continue afzuiging is wel nodig: de laser brandt lijnen in de platen en zorgt voor een doordringende geur in het lab. (De platen ruiken trouwens nog steeds een beetje verbrand.)

Achteraf lijmde ik de tabellen op twee MDF-platen. Op één van de platen waren ondiepe lijnen gesneden (met dank aan de FabLab-medewerker voor dit idee!), zodat ik de symbolen achteraf gemakkelijk op de juiste plaats kon aanbrengen. De andere plaat bleef  onbewerkt en diende als bodemplaat voor de lege oefentabel.

De losse symbolen sorteerde ik in een hobbykoffertje.

Overzicht.

Overzicht van het eindresultaat.

Tabellen.

Bovenaan zie je de waarheidstabel om de werking van de connectieven in te studeren. Onderaan een lege tabel voor oefeningen.

Symbolen.

Koffertje met losse symbolen om te gebruiken bij de oefentabel.

Het gebruik van de machines in het FabLab is gratis, dus ik moest enkel het gebruikte materiaal betalen: 5€ voor de vijf platen samen. Het opbergdoosje heb ik in de winkel gekocht, al had ik daar zelf ook iets voor kunnen maken, natuurlijk. Misschien een volgende keer… ;-)

~

PS: Bovenstaande info heb ik ook toegevoegd aan de rubriek FabMoments. Alle FabMoments uit Leuven zie je hier.

Op zoek naar de X-factor van kennis

Op 24 september gaf ik het inleidende hoorcollege voor het Junior College Wijsbegeerte over het thema “Waarheid”. De opname ervan plaatste ik toen al op mijn blog.

Op 27 november gaf ik het afsluitende college. In het eerste deel ging ik in op de vraag wat kennis is. We bespraken een voorstel voor een definitie voor kennis die een relatie maakt met waarheid. Dit voorstel is: “kennis is gerechtvaardigde, ware overtuiging”. (In het Engels “Knowledge is Justified True Belief”, of symbolisch: K=JTB.) Dit voorstel komt al voor in een dialoog tussen Socrates en Theaetetus geschreven door Plato en daar worden er al meteen tegenargumenten voor gegeven. Meer recent zijn er heel wat tegenvoorbeelden bedacht door onder andere Russell en Gettier. (Onderzoekers in de kenleer spreken daarbij van “Gettier-gevallen”.) Dit roept de vraag op of het voorstel verbeterd kan worden: is er nog een X-factor die ontbreekt? Moeten we specifieker zijn over wat de met rechtvaardiging bedoeling? Of zouden we het beter over een heel andere boeg gooien?

De opname van dit eerste deel is hier te bekijken (link filmpje):

Na de pauze ging ik in op het thema paradoxen, met extra aandacht voor de paradox van Newcomb, waar ik al eerder over blogde (hier en hier). Bekijk de opname van het tweede deel hier (link filmpje):

Elkaar eerlijk houden

Dit stukje is een reflectie over slodderwetenschap en de vraag of er iets aan te doen is. Hierbij komt een contrast tussen twee types van doelen naar voren. Even overwoog ik om stoute onderzoekers in de hoek te zetten, maar uiteindelijk komt mijn voorstel hierop neer: wetenschappers kunnen in teamverband helpen om “elkaar eerlijk te houden”.

~

Ariely over oneerlijkheid

Dit is natuurlijk een thema waar ik al eerder over geschreven heb (zie “Opgebrande wetenschap“), maar de directe aanleiding voor dit stukje is tweevoudig:

  • Recent had ik een gesprek met enkele collega’s over het thema slodderwetenschap. Hierin kwamen thema’s aan bod gebaseerd op deze lezing door Gerrit Storms (1 uur) over fraude in de wetenschap.
  • Kort daarna zag ik toevallig een filmpje (11 minuten) waarin Dan Ariely aan het woord is over een algemener verschijnsel, dat van oneerlijkheid.

Uit het tweede filmpje onthou ik deze vier punten:

(i) Blijkbaar zijn er in alle domeinen pathologische leugenaars zijn. In de wetenschap moeten we daar uiteraard ook waakzaam voor zijn (en klokkenluiders beschermen etc.), maar aangezien het collectieve effect van kleinere foutjes doorgaans groter is, moeten we vooral daar kijken hoe we die grote aantallen kunnen verminderen.

(ii) De afstand vergroten tussen gedrag en de impact ervan maakt oneerlijkheid gemakkelijker. Ook in de wetenschappen hebben er zich heel wat lagen administratie opgestapeld. Zo wordt het effect van een slordig uitgevoerd experiment of zelfs een frauduleus rapport op “de wetenschap” subjectief als steeds indirecter ervaren.

(iii) Mensen rationaliseren wat ze doen (en ik speculeer dat academici daar bovengemiddeld goed in zijn) en eens ze daarin slagen kunnen ze dezelfde fouten blijven maken en erin doorschieten.

Dit leidt tot het volgende punt: (iv) de nood om een soort reset-optie in te bouwen. In andere domeinen zijn er strategieën om mensen een nieuwe start maken (zoals in de katholieke traditie het biechten).

Vooral over punt (iv) wil ik in dit stukje graag wat verder doordenken.

~

Stoute wetenschappers in de hoek?

Bij Ariely’s voorbeeld van de biecht moest ik denken aan een seculiere variant, namelijk de procedure om een kind in de hoek zetten: (meer…)

Kijkt u eens

Onderstaande tekst telt exact 800 woorden: dit is het essay waarmee ik de Robbert Dijkgraaf Essaprijs 2015 won (zie eerder). Tijdens het “Gala van de Wetenschap” werd mijn tekst voorgelezen door Altan Erdogan, hoofdredacteur van Folia. Het essay verscheen in het Parool (30/11) en in Folia (2/12; pdf) en zal nog verschijnen in New Scientist (15/12). In Folia staat er verder een kort interview door Nina Schuyffel. De tekst staat ook op de website van Folia en New Scientist

~

Vanuit de trein kijk ik naar de lucht die blauw kleurt door verstrooiing van het zonlicht en in de verte bemerk ik een krokodilvormige wolk. Alles wat we menen te zien wordt beïnvloed door wat we weten.

Toen ik assistent werd in de fysica schreef ik me in voor avondlessen tekenen aan de kunstacademie. Overdag werkte ik met microscopiebeelden, maar ’s avonds leerde ik echt kijken. Vanuit mijn dubbelleven ontdekte ik een opmerkelijke parallellie tussen de processen die zich voltrokken aan beide academies.

Overdag leerde ik eerstejaars hoe ze vraagstukken uit de klassieke mechanica konden oplossen. We deden berekeningen over katrollen, massa’s op hellingen en weegschalen in liften. ’s Avonds schetste ik gipsen afgietsels van klassieke beelden. In beide gevallen is er sprake van oefeningen aan de hand van een achterhaald paradigma. We weten dat de werkelijkheid niet klassiek Newtoniaans is, al blijft het voor vele toepassingen een prima benadering. Net zo zijn de standaarden van schoonheid inmiddels gekanteld, al blijven we stiekem dromen van een renaissance.

Oefening baart kunst, maar er zijn ook periodes van stagnatie. Kennis biedt uitzicht op nieuwe mogelijkheden, maar er kan ook een beklemmende faalangst binnensluipen. Kan ik dit wel? Mijn hand bleef haken in het Lagrangepunt tussen de leegte van het blad en de volheid van mijn hoofd.

Tot de vroege werken van schilder Pablo Picasso behoren academische schetsen en realistische portretten. Hij was dus klassiek geschoold voor hij zijn kubisme ontwikkelde. De Duitse fysicus Max Planck was een klassiek fysicus voor hij tegen wil en dank grondlegger werd van de kwantummechanica. Echte vernieuwing komt zelden van buitenstaanders. Het vergt mensen die het systeem van binnenuit kennen en er feilloos de zwakheden van aanvoelen. Waar het op aankomt is dat ze een alternatief vermoeden waar anderen alleen obstakels en voldongen feiten zien.

In de wiskunde is een vermoeden een stelling waarvan algemeen wordt aangenomen dat ze waar is, maar waarvan nog niemand dat daadwerkelijk heeft kunnen bewijzen. Een vermoeden is een beeld dat nog in het marmer zit. Een vermoeden alleen is dus niet voldoende, maar wel een noodzakelijke voorwaarde om iets nieuws te creëren. De bandeloze fantasie van een kind volstaat niet om in een ruw blok gesteente het afgewerkte beeld te zien of om een volstrekt originele hypothese te bedenken. Dit vereist een ander soort intuïtie, die enkel met ervaring komt. Kunst en wetenschap hebben elk hun methodes om tot vernieuwing te komen en die zijn in geen van beide gevallen te herleiden tot een algoritme.

Er zijn anekdotes over belangrijke vermoedens die opdoemden tijdens wandelingen, douches, en dromen. Het toeval speelt een rol in veel van die verhalen, maar – zoals Pasteur al stelde – het toevallige inzicht treft alleen de geest die erop voorbereid is. Dus als je niet duivels hard werkt tussen al dat wandelen, douchen en dromen door, dan zal je deze eurekamomenten evenmin beleven.

De mogelijkheden van een klomp klei. Het patroon achter de feiten. Zulke vermoedens geven gedachten hun ontsnappingssnelheid, waardoor ze het Lagrangepunt tussen willen en niet durven ongemerkt passeren. Eens het meesterwerk af is, vraagt niemand hoeveel mislukte schetsen er op de vloer van het atelier vielen. Eens de sluitsteen van een theorie wordt gepresenteerd, wordt het bovenhalen van eerdere stenen afgedaan als het werk van dwergen. Zo vertekenen kunstenaars en wetenschappers hun eigen geschiedenis.

Wat jonge mensen telkens opnieuw moeten ontdekken is de zegen van het proberen, het mogen falen. De cyclus van trial-and-error is de motor die beide academies draaiende houdt. Oefenzittingen en uren atelier leiden tot variaties op thema’s: de resultaten zijn zelden geslaagd. Een doorbraak is enkel weggelegd voor degenen die de waardevolle afwijking herkennen tussen alle misbaksels. Hoorcolleges en lessen kunstgeschiedenis lijken vruchteloos, aangezien ze de deelnemers niet aanzetten om zelf iets te produceren. Toch zijn deze uren van onschatbare waarde als slijpsteen voor onze gave des onderscheids.

Op dit punt van mijn reis komt de railcatering langs en bestel ik een koffie. “Kijkt u eens,” zegt de jongen die me mijn beker aanreikt. In Vlaamse oren kan dit alternatief voor ‘alstublieft’ – een letterlijke vertaling van het Franse ‘voici’? – vreemd klinken. Maar jaren training doen me automatisch gehoorzamen. Ik kijk en zie hoe de witte rand van de koffiebeker zich aan mij toont als een ellips. Zou ik dit net zo hebben gezien zonder al die uren perspectieftekenen of wiskundelessen over kegelsneden? “Twee euro.” Verstrooid kijk ik op. “U moet uw koffie nog betalen: twee euro.” Natuurlijk. Ik vind in mijn portemonnee een Italiaans muntstuk met Da Vinci’s Vetruviusman erop. “Kijkt u eens”, zeg ik stralend, maar hij ziet het niet.

“Kijkt u eens”: die uitspraak zal u vast nog vaak te horen krijgen. Het staat u vrij de uitnodiging letterlijk te nemen. De oude wereld is er al, wij moeten haar alleen nog leren zien, op zoek naar nieuwe vermoedens.

Debat duurzame wetenschap

Eerder deze week nam ik in Brussel deel aan een debat met studenten over wetenschapsbeleid. Het debat maakte deel uit van een nieuw universiteitsbreed keuzevak aan de VUB dat “Redelijk eigenzinnig” heet en waarvan de eerste module over “duurzame wetenschap” gaat.

Aan de vijf deelnemende professoren werd vooraf een stelling gevraagd. Ik koos de volgende stelling (geïnspireerd op mijn column “Opgebrande wetenschap“):

[important]Loting is efficiënter en eerlijker om wetenschappelijke fondsen te verdelen.
Wetenschappers zijn steeds in competitie met elkaar voor beperkte fondsen. Niet alleen de wetenschappers die een aanvraag indienen verliezen zo veel tijd, ook de wetenschappers die de aanvragen moeten beoordelen. Het zou efficiënter zijn om -na controle van enkele minimale criteria- gewoon te loten. Bovendien is dit systeem minder vatbaar voor vriendjespolitiek. Het is dus ook eerlijker.[/important]

De meerderheid van de studenten aan mijn discussietafel waren niet gewonnen voor dit idee, wat een heel geanimeerd gesprek opleverde. :-) Tijdens de discussie bleek wel dat heel wat initiële bezwaren ook opgaan voor het huidige systeem.

Achteraf was er nog een plenaire bespreking met een moderator, de vijf debaters en de studenten. Hierbij werden de thema’s van de stellingen met elkaar in verband gebracht en werden er nog nieuwe invalshoeken aangereikt door de studenten. Er staat nu een verslag van de debatavond op de blogpagina van het vak (geschreven door ).

Na afloop werd ik geïnterviewd door twee studenten uit de opleiding journalistiek. Hun stuk komt op de website van Erasmix te staan. Daar zal ik dan ook nog een link naar plaatsen.

~

Aanvulling 11 november 2015:

Het “interview” is hier te vinden. Ik zet het woord interview tussen aanhalingtekens omdat het om parafrases gaat (de studenten hadden geen recorder mee) en deels gebaseerd is op elementen uit de discussie.

Context

Ik heb de tekst niet vooraf ingezien, anders zou ik zeker gevraagd hebben om wat context toe te voegen. Bijvoorbeeld:

  • Er was me gevraagd een stelling aan te reiken ter discussie. Dat is iets anders dan een standpunt waar ik zelf 100% achtersta. Ik zie het eerder als een denkoefening voorafgaand aan een eventueel standpunt.
  • De link met loting in politieke verkiezingen werd gesuggereerd door de moderator tijdens het debat: een verband dat ik zelf liever niet zou leggen in deze context.
  • En bij de vraag over het verhogen van de kansen door meerdere voorstellen in te dienen, heb ik tijdens de discussie toegelicht dat ik in eerste instantie aan persoonsgebonden projectmiddelen dacht, waarbij er sowieso maar één voorstel per jaar kan worden ingediend. Bovendien krijgt een postdoc in het huidige systeem slechts twee keer de kans zo’n mandaat aan te vragen bij het FWO. (Daarnaast kunnen er in het huidige systeem projecten worden aangevraagd.)

Vriendjespolitiek?

In de huidige FWO-commissies beslissen Vlaamse wetenschappers weliswaar niet over voorstellen van de eigen onderzoeksgroep, maar wel over hun directe collega’s of concurrenten aan andere Vlaamse universiteiten, dus belangenconflicten zijn eerder regel dan uitzondering. Het zit ingebakken in het systeem.

In de reactie onderaan het stuk trekt een doctoraatsstudent in twijfel dat er vriendjespolitiek zou zijn. Ook tijdens het debat werd dit door een mede-panellid betwist. Ik hoop dat ze gelijk hebben, maar het punt is dat we ons daar niet van kunnen vergewissen.

Tijdens het debat heb ik dit als volgt toegelicht: de vraag is niet alleen of er daadwerkelijk vriendjespolitiek in het spel is, maar vooral of dat te controleren zou zijn door buitenstaanders. Het huidige systeem is volgens mij niet transparant genoeg: de commissies komen samen achter gesloten deuren en anderen hebben er het raden naar hoe beslissingen tot stand gekomen zijn. Een loting kan publiekelijk gebeuren, zodat voor iedereen duidelijk is hoe het resultaat tot stand gekomen is.

~

Het idee van loting beschreef ik voor het eerst in januari 2013, in deze klaagzang van een postdoc en wel als volgt:

[important]Soms vraag ik me af of een numerus clausus voor onderzoekers niet efficiënter én humaner zou zijn: “Proficiat met je doctoraat. Hier, trek maar een lootje, dan kijken we of jij in aanmerking komt om ooit professor te worden…”[/important]