Tag Archief: vertaling

Huiszwaluw

“Eén zwaluw maakt de lente niet.”
– Aristoteles, Ethica Nicomachea, Boek I
(Link naar de passage in een Engelstalige versie)

Huiszwaluw.

Huiszwaluw vliegt aan bij de nesten van een kolonie.

Soms voel ik me een huismus. Knus tussen mijn boeken, knuffelen met mijn zoon, of in de tuin zitten met mijn lief. Maar ik ga ook graag op congres en dat betekent: reizen. Dus misschien is de huiszwaluw een betere totem voor mij. Ik vind zwaluwen alleszins prachtige vogels, met hun dubbele staart, altijd netjes in rokkostuum. :-)

Vroeger bouwden er huiszwaluwen onder de spits van het dak aan het huis van mijn ouders, precies boven de trap aan de deur. Dat was niet altijd zo handig. ;-) Tien dagen geleden zag ik een huis waar een hele kolonie huiszwaluwen nesten gebouwd had onder de dakrand.

Ik maakte er een filmpje van (link):

Zwaluwen zijn ook populair bij sprookjesschrijvers. Denk maar aan het sprookje van Oscar Wilde over “De gelukkige prins“. Maar ook in de zesde eeuw voor Christus inspireerde de zwaluw al meerdere fabels van Aesopus. Eén van deze fabels illustreert de spreuk dat één zwaluw de lente niet maakt: “De jongeman en de zwaluw”, wat in de Victoriaanse tijd “De verkwister en de zwaluw” werd.

Aangezien deze fabel bij ons niet zo bekend is, geef ik hieronder mijn versie van het verhaal:

De brasser en de zwaluw

Er was eens een onbezonnen jonge kerel. Hij verbraste het fortuin van zijn overleden vader aan feesten en gokken. Na een avond zwaar doorzakken bezat hij niets anders meer dan de kleren aan zijn lijf.

De volgende ochtend brak een zachte lentedag aan. Hij zag een zwaluw overvliegen en het vrolijke gekwetter van de vogel klonk als muziek in zijn oren. “De zomer is in aantocht,” besloot de brasser en hij verkocht zijn winterjas, zodat hij letterlijk in zijn hemd stond.

Later die week begon het echter opnieuw te vriezen en de zwaluw bevroor. “Dwaze vogel,” sakkerde de brasser, “je bent veel te vroeg uitgevlogen. Hierdoor heb je niet alleen je eigen trieste lot bezegeld, maar ook mij te gronde gericht!”

Moraal van het verhaal:
Eén zwaluw maakt de lente niet.

Je kunt een Nederlandstalige versie van het verhaal vinden op pagina 75 van dit pdf-bestand. De fabel wordt in het Engels samengevat op Wikipedia en op Wikisource. Een versie in het Latijn kun je hier vinden.

De andere tijger

Verzameling korte sciencefictionverhalen Arthur C. Clarke.Arthur C. Clarke schreef sciencefiction. Natuurlijk ken je zijn boek “2001: A Space Odyssey” (uit 1968), of toch minstens de gelijknamige film van regisseur Stanley Kubrick (uit hetzelfde jaar). Net als veel andere auteurs uit het Gouden Tijdperk van de sciencefiction schreef Clarke vooral korte verhalen voor magazines. “2001: A Space Odyssey” is trouwens geïnspireerd op een ouder kort verhaal van hem uit 1948, “The sentinel” (“De wachtpost”).

Vandaag wil ik je een ander kort verhaal van Arthur C. Clarke laten lezen. Aanvankelijk gaf Clarke zijn verhaal de titel “Refutation” (“Tegenbewijs”), maar de redacteur van Fantastic Universe, Sam Merwin, stelde “The other tiger” voor. Dat is een verwijzing naar “The lady or the tiger” van Frank R. Stockton uit 1882 (lees het hier). “The other tiger” verscheen voor het eerst in 1953, maar het werd herdrukt in enkele boeken, waaronder “The collected stories of Arthur C. Clarke“. Die verzamelbundel staat bij ons op de plank, maar je kunt het boek ook online lezen.

Hieronder heb ik “The other tiger” vertaald. Geniet ervan!

De andere tijger
(Origineel van Arthur C. Clarke)

“Het is een interessante theorie,” zei Arnold, “maar ik zie niet in hoe je die ooit kunt bewijzen.” Ze waren bij het steilste stuk van de helling aangekomen en voor het moment was Webb te zwaar buiten adem om te antwoorden.

“Dat probeer ik ook niet,” zei hij, toen hij zijn tweede adem gevonden had. “Ik verken alleen maar de consequenties ervan.”

“Zoals?”

“Wel, laten we perfect logisch zijn en zien waar het ons brengt. Onthoud dat onze enige aanname is dat het universum oneindig is.”

“Oké. Persoonlijk zie ik niet wat het anders kan zijn.”

“Zeer goed. Dat betekent dat er oneindig veel sterren en planeten zijn. Dus moet, volgens de wetten van de kans, elke mogelijke gebeurtenis niet slechts één keer maar oneindig vaak optreden. Correct?”

“Ik neem aan van wel.”

“Dan moeten er oneindig veel werelden zijn net zoals de Aarde, elk met een Arnold en een Webb erop, die deze heuvel opwandelen zoals wij dat doen en die dezelfde woorden zeggen.”

“Dat is best moeilijk te aanvaarden.”

“Ik weet dat het een onthutsende gedachte is – maar dat is oneindigheid óók. Maar hetgene dat me fascineert, is de gedachte aan al die andere Aardes die niet exact hetzelfde zijn als deze. De Aardes waar Hitler de Oorlog gewonnen heeft en er swastikavlaggen boven Buckingham Palace wapperen; de Aardes waar Columbus nooit Amerika heeft ontdekt; de Aardes waar het Romeinse Rijk tot op de dag van vandaag voortleeft. De Aardes, in feite, waar alle grote wat-als-vragen van de geschiedenis een ander antwoord hebben gekregen.”

“Het gaat terug tot helemaal in het begin, neem ik aan, naar die waar de aapmens die de papa van iedereen zou zijn, zijn nek heeft gebroken vóór hij kinderen kon verwekken?”

“Dat is het idee. Maar laten we het houden bij de werelden die we kennen – werelden waarin wij er zijn en we deze heuvel beklimmen op deze lentenamiddag. Denk aan al onze evenbeelden op die miljoenen andere planeten. Sommige zijn exact hetzelfde, maar elke mogelijke variatie die niet in strijd is met de wetten van de logica moet ook bestaan.
We kunnen – we moeten – elke denkbare soort kleren dragen – en helemaal geen kleren. De Zon schijnt hier, maar op ontelbare miljarden van die andere Aardes schijnt ze niet. Op vele is het winter of zomer hier in plaats van lente. Maar laten we ook meer fundamentele veranderingen in beschouwing nemen.
We zijn van plan om de heuvel hier op te wandelen en af te dalen aan de andere kant. Maar denk eens aan alle dingen die mogelijk met ons zouden kunnen gebeuren tijdens de volgende minuten. Hoe onwaarschijnlijk ze ook mogen zijn, zolang ze mogelijk zijn, moeten ze ergens wel gebeuren.”

(meer…)

Sollicitere(n)? Schrijf maar opnieuw!

FWO, gimme some lovin'.Onderstaand liedje is opgedragen aan al mijn collega’s die aan het zwoegen zijn op hun FWO-aanvraag voor een doctoraats- of postdoc-project. (Als je ook zo iemand kent: geef hem of haar een extra knuffel!) De laatste loodjes wegen ook hierbij het zwaarst: de karakterlimiet van het elektronische aanvraagformulier is onverbiddelijk, dus aan het einde is het wikken en wegen om de beschikbare tekens zo efficiënt mogelijk in te vullen. Er is nauwelijks plaats voor grote ideeën of wetenschappelijke nuance in die kleine vakjes. De deadline is maandag om 17u, maar met wat geluk raakt alles het vanavond af, zodat iedereen een rustig weekend tegemoet gaat.

Het liedje heet “Sollicitere” en het is van de Janse Bagge Bend, een groep uit Susteren (Nederlands Limburg) die carnavalsmuziek veredeld heeft tot ‘dialectpop’. (Dit is de link naar onderstaande video, alsook naar een live-versie uit 2010.) Het nummer was geïnspireerd op het invoeren van de solliciatieplicht in Nederland. In 1982 haalde het de achtste plaats in de Nederlandse top-40 en de 15de plaats in de Vlaamse hitlijst. Hoewel ik het liedje als kind vaak op de radio heb gehoord, dringt de tekst nu pas tot me door en die blijkt bijzonder toepasselijk te zijn – voor de huidige pre- en postdoctorale sollicitanten van het FWO, en bij uitbreiding voor alle postdocs, die quasi permanent moeten solliciteren (zoals ik).

Dit is de originele tekst van deze visionaire song (eerste strofe en refrein):

Hey!
De perspektieve veur de toekoms die zeen nul komma nul
Al höbse noa veul zjweite enne universitaire bul
Al böste ongerwiezer, bankwirker of psycholoog
De komende joare böste waarsjienlik wirkeloos

Doe mos sollicitere, sollicitere!
Höbste al gesjreve?
Viefensevetig breeve!
Höbste al gesjreve?
Viefensevetig breeve!
Höbste al gesjreve?
Den sjrief mer opnuuj!

(meer…)

Wolkenatlas en brieven aan Doornroosje

Boeken in het hoofd.Bij het begin van een nieuw jaar maken sommige mensen goede voornemens. Anderen kijken uit naar de boeken die ze in 2014 allemaal gaan lezen – Lilith van “Tussen droom en daad” is zo iemand. Zoals ik daar al vertelde in een reactie is het lezen bij mij de laatste jaren sterk afgenomen. (Of ja, ik lees natuurlijk veel voor mijn onderzoek, maar juist omdat ik overdag zo veel informatie moet verwerken, heb ik het moeilijk om ’s avonds rustig te lezen en helemaal op te gaan in een verhaal.)

Vroeger was het anders. Toen had ik een boekenwensboekje: een notitieschrift met daarin alle boeken die ik wou hebben. Ik plakte er recensies in uit tijdschriften of schreef titels op van boeken die ik juist wel al had. Dat was handig om bij me te hebben als ik aan het snuisteren ging in een winkel voor tweedehandsboeken (lees: in de zomer met de trein naar Antwerpen gaan en dan uren in De Slegte doorbrengen), want op den duur wist ik niet meer precies welke boeken van Asimov ik enkel uit de bibliotheek had geleend en welke ik al eens eerder voor een schijntje op de kop had kunnen tikken.

In mijn boekenwensboekje stond er een titel die ik nooit gevonden heb: “Skyscapes“, een salontafelboek met foto’s van de lucht, want wolken zijn inspirerend mooi. (Het is trouwens werk van de Duitse fotograaf Jean Odermatt en de Duitstalige versie van het boek heet “Himmelsland“.)

Cloud Atlas.Mede hierdoor sprak de titel “Cloud Atlas” me meteen aan en toen ik deze roman van David Mitchell (uit 2004) in de winkel opensloeg, leek het me een boek dat ik graag zou lezen. Ik kocht het en begon eraan, maar ik raakte slechts een paar pagina’s ver. Dat is niet erg: boeken zijn geduldig en staan probleemloos jaren op de plank.

Enkele jaren later zag ik “Wolkenatlas”, een vertaling van “Cloud Atlas“. Misschien zou het in het Nederlands beter vlotten, dacht ik. Het boek kopen deed ik wel, maar erin beginnen lezen niet.

Toen kwam de film uit (in 2012) en die hebben Danny en ik ergens midden 2013 bekeken. Daarna was ik er klaar voor: ik las “Wolkenatlas” (geen goede vertaling volgens mij, maar het lijkt me ook een moeilijk boek om goed te vertalen) en mijn lief las “Cloud Atlas“.

Ik wil de laatste twee zinnen met jullie delen (geen zorgen, het verpest niets als je het boek nog wil lezen of de film nog wil bekijken):

“‘[…] & only as you gasp your dying breath will you understand, your life amounted to no more than one drop in a limitless ocean!

Yet what is any ocean but a multitude of drops?

En in de Nederlandse vertaling wordt dit:

“[…] & pas bij het uitblazen van je laatste ademtocht zul je begrijpen dat je leven alles bijeen niet meer is geweest dan een druppel in een eindeloze oceaan!

Maar, wat is een oceaan anders dan een massa druppels?”

Eentje is nooit geentje, dat zei ik toch al! :-)

De eekhoorn schrijft een brief aan zijn vriend, de mier.Bij Lilith staat ook “Brieven aan Doornroosje” van Toon Tellegen op het literaire jaarmenu. Dat ik van het werk van Toon Tellegen hou, dat kon je al vermoeden. En dat ik Doornroosje een interessant personage vind, dat weet je ook. Het zal je dan wellicht niet verbazen dat “Brieven aan Doornroosje” mijn favoriete bundel van Tellegen is.

In 2007 had ik nog geen blog. Anders had ik dit zeker even gemeld: ik ben met mijn lief Danny naar een voordracht geweest van “Brieven aan Doornroosje”. De voorstelling vond plaats in Huis Vanstraelen in Hasselt. Doornroosje van dienst was Rebecca Stradiot: zij las enkele brieven voor (mijn dictie-hart jubelde) en wisselde af met accordeonintermezzo’s, die wonderwel bij de sfeer pasten van een prins die slechts tergend langzaam opschiet. Het zelfbeklag van de prins (uit de brief van “23 juli”) bleek een echte oorwurm: het “allerallerarmste ik” zit tot op heden – zeven jaar later dus, hè – nog vaak in mijn hoofd!

Daarna gaf Danny me “Brieven aan Doornroosje” cadeau en sindsdien verhuist deze bundel geregeld tussen de boekenkast en het nachtkastje. Ik vind het een heel origineel concept én perfect uitgevoerd, dus ik wil het eigenlijk nooit helemaal uitgelezen hebben en daarom lees ik er maar heel zuinig in.

Ook in 2008 had ik nog geen blog. Anders had ik dit toen wel verteld: op maandagavond 8 september 2008 gingen we naar een voorstelling op de universitaire campus in Enschede (waar Danny toen nog werkte). Op het programma stond “Het Wisselend Toonkwintet”, waarbij Toon Tellegen dierenverhalen en gedichten voorlas onder muzikale begeleiding. Hoewel de soundscape me soms eerder stoorde dan dat hij iets toevoegde, zaten er ook wel leuke vondsten in. Het was dus een heerlijke luisteravond in het Amphitheater van het Vrijhof.

Toon Tellegen en Het Wisselend Toonkwintet.

Toon Tellegen en Het Wisselend Toonkwintet in Enschede (september 2008).

Op het einde van mijn zwangerschap las ik ’s avonds soms een dierenverhaaltje voor uit “Misschien wisten zij alles”, in de hoop dat mijn zoontje mijn stem zo beter zou herkennen. Op dit moment heeft ons kleintje voorkeur voor prenten- en flapjesboeken, maar hopelijk kunnen de korte verhaaltjes van Tellegen snel weer in het repertoire opgenomen worden. ;-)

Kerstelfje en de waarheid over TV

Björk proeft van Kerstmis.Björk is een Ijslandse kunstenares. Ze is vooral bekend als zangeres, maar ze is ook actrice, producent en speelt vele instrumenten. Haar stijl wordt omschreven als eclectisch en haar standpunten als anarchistisch. Het valt me moeilijk om van haar werk te houden: het is zeer origineel en uitgesproken, wat me aanlokt, maar telkens als ik het in mijn hart wil sluiten, lukt me dat niet. Kunst hoeft uiteraard niet ‘mooi’ te zijn, maar het moet je toch op één of andere manier toelaten. En bij haar werk heb ik het gevoel dat iets me op afstand houdt, dat ik het niet begrijp. (Vermoedelijk probeer ik juist te hard om het te begrijpen en voel ik vanuit die cerebrale predispositie niet aan wat er gebeurt.)

Het heeft me ook lang dwarsgezeten dat de enige associatie die ik bij haar naam had een viscerale klanknabootsing was. Nu heb ik het eens opgezocht en de Ijslandse voornaam “Björk” blijkt te verwijzen naar een berk, dus van die walgelijke associatie ben ik genezen. Het is gewoon een mooi stukje fauna, hoera! (Alhoewel: in Ijsland wordt er berkenlikeur gebrouwen – onder de naam Björk – en als je daar te veel van drinkt, zijn we weer terug bij af.)

Maar toen zag ik onderstaand filmpje (alternatieve link; via), waarin Björk hardop nadenkt over de invloed van televisie en hoe het toestel er vanbinnen uitziet. Plots vond ik het heel gemakkelijk om van haar performance te houden! In haar rol van excentriek kerstelfje brengt ze ons:

  • Een originele kijk op iets dat alledaags is.
  • Kinderlijke verwondering en frisse wijsheid.
  • De mogelijkheid om zich oorspronkelijk uit te drukken, juist omdat ze niet in haar moedertaal spreekt.

Ik denk dat het fragment het leukste is als je helemaal niets over de context weet. Maar ik was nieuwsgierig en ging dus op zoek naar de herkomst ervan. (Klik op ‘Show‘ om hier meer over te lezen.) [spoiler]Het blijkt een fragment te zijn uit de DVD “Live Zabor” (fragment start rond 6min20′), een film over Björks vroegere band The Sugarcubes. De DVD werd uitgebracht in 2006, maar de concertbeelden zijn opgenomen in 1988. Ik vermoed dus dat ook bovenstaand fragment uit 1988 is; in elk geval gingen The Sugarcubes uiteen in 1992, wat betekent dat het fragment in elk geval meer dan twintig jaar oud is. (In 2006 hield de groep wel nog een reünieconcert om de twintigste verjaardag van hun eerste single te vieren. Vandaar dus waarschijnlijk dat ook de DVD in 2006 werd uitgebracht.) Björks uitleg over televisie is ongetwijfeld humoristisch bedoeld, aangezien ook de andere bandleden dit soort komische monologen houden op de DVD. Eén van hen begint met: “Planets, they are lovely. They are like people.” (“Planeten zijn fijn. Ze zijn net als mensen.”) Iemand anders onthult zijn theorie over de staat Alabama. Je ziet dus een consequent gebruik van dezelfde surrealistische schooltelevisie-stijl.

Uiteraard heb ik ook proberen achterhalen welk boek Björk destijds gelezen kan hebben, maar ik heb geen Deens boek over televisietechniek uit de jaren tachtig kunnen vinden. Als je hier zelf nog achteraan wil gaan, dan geef ik je alvast deze tip: het Deens voor TV is ‘Fjernsynet‘ (en lijkt dus op het Duitse woord ‘Fernseher‘).[/spoiler]

Björk drukt uit hoe je de dingen als kind ziet: natuurlijk is een printplaat in kinderogen een stad met gras tussen de gebouwen. Wat zou het anders zijn? In de reacties wordt van Björk gezegd dat ze wereldvreemd is, of dat ze van een andere planeet komt, maar ik vind haar juist heel aards. Contact kunnen houden met de manier waarop aardse kindertjes de wereld om zich heen zien – zelfs al is het hier vermoedelijk komisch bedoeld – is een lovenswaardige prestatie.

[important]Ik denk dat dit ook iets is om na te streven in het onderwijs: al te vaak wordt er in de lessen fysica antwoord gegeven op vragen die leerlingen of studenten zich nog niet eens hebben gesteld. Het is beter (maar ook moeilijker en tijdrovender) om uit  te gaan van hoe jongeren het zien. Door hierop in te spelen, worden de lessen veel effectiever. “Aha, dat flatgebouw is dus een condensator? Leuk, dat wist ik niet!”[/important] (meer…)

Gelukkige Ada-Lovelace-Dag 2013!

Ada Lovelace was wiskundige en ze ontwikkelde het eerste computerprogramma... in 1843.Ik wens jullie allemaal een gelukkige Ada-Lovelace-Dag!

De twee voorbije jaren schreef ik ook een blogbericht voor deze gelegenheid:

Het stukje van vorig jaar kreeg na twee maanden plots veel bezoekers. Eerst wist ik niet wat er aan de hand was, maar toen bleek dat het 10 december was (de geboortedag van Ada Lovelace), dat Google daar een doodle aan had gewijd en dat mijn bericht voor de Nederlandstalige bezoekers op de eerste resultatenpagina verscheen. Toch even schrikken, zoveel volk hier ineens!

In een recent artikel in New York Times Magazine, met als titel “Why are there still so few women in science?” (“Waarom zijn er nog steeds zo weinig vrouwen in de wetenschap?”), schreef Eileen Pollack:

As so many studies have demonstrated, success in math and the hard sciences, far from being a matter of gender, is almost entirely dependent on culture — a culture that teaches girls math isn’t cool and no one will date them if they excel in physics; a culture in which professors rarely encourage their female students to continue on for advanced degrees; a culture in which success in graduate school is a matter of isolation, competition and ridiculously long hours in the lab; a culture in which female scientists are hired less frequently than men, earn less money and are allotted fewer resources.”

Vertaling: “Zoals zo vele studies hebben aangetoond, is succes in wiskunde en de harde wetenschappen, verre van een kwestie van gender, bijna volledig afhankelijk van de cultuur – een cultuur die meisjes leert dat wiskunde niet cool is en dat niemand met hen uit zal willen als ze uitblinken in fysica; een cultuur waarin professoren hun vrouwelijke studenten zelden aanmoedigen om door te gaan voor voortgezette diploma’s: een cultuur waarin het succes in de doctoraatsopleiding een kwestie is van isolatie, concurrentie en belachelijk lange uren in het labo; een cultuur waarin vrouwelijke wetenschappers minder vaak worden aangesteld dan mannen, minder geld verdienen en minder middelen toegewezen krijgen.”

15 oktober 2013 is Ada-Lovelace-dag.

15 oktober 2013 is Ada-Lovelace-dag

Als ik in de loop van de dag nog gerelateerde dingen zie, zal ik een aanvulling posten. Tips hiervoor zijn uiteraard welkom in de commentaren!

Aanvullingen (15 oktober 2013):

(1) De Petrie-multiplicator

Een eenvoudig wiskundig model toont aan dat de hoeveelheid seksisme die een vrouw te verwerken krijgt, in situaties waarin vrouwen in de minderheid zijn, schaalt als het kwadraat van de man-vrouw-verhouding. Dit heet de Petrie-multiplicator en is genoemd naar de computerwetenschapper Karen Petrie, die het model bedacht. (Ha, ze leerde programmeren met een Commodore 64, net als ik!)

Het model zelf is trouwens niet seksistisch, want het gaat ervan uit dat mannen en vrouwen even vaak seksistische opmerkingen maken. Desondanks krijgen de leden van de minderheidsgroep het vaakst vervelende opmerkingen te horen, omdat er enerzijds meer mensen zijn die de opmerkingen kunnen maken en anderzijds minder mensen aan wie ze gericht kunnen zijn. Dit effect is niet gewoon dubbel, maar kwadratisch. Het effect is van toepassing op vrouwen op wetenschappelijke congressen, maar net zo goed op mannen die verpleger zijn.

Het is niet omdat dit model voorspelt dat minderheden het extra moeilijk zullen hebben, dat er reden is tot pessimisme. Dit model heeft parameters en die kunnen we zelf beïnvloeden:

  • voor mensen in de meerderheid: extra lief zijn voor minderheden, want er zijn al genoeg anderen die het hen moeilijk maken;
  • voor mensen in de minderheid: olifantenhuid kweken en vrolijk doorwerken, want als jij weggaat raakt de verhouding nog meer uit balans.

(2) Top-10 van wetenschappers

Er zijn heel veel goede wetenschappers en daar zitten uiteraard ook vrouwen tussen. Doctoraatsstudente Suzi Gage geeft haar persoonlijke top-10 van vrouwelijke wetenschappers.

(3) Interview met Ada Lovelace

Het is al van vorig jaar, maar het is origineel gedaan: een “interview” met Ada Lovelace. Dit interview heeft uiteraard nooit plaatsgevonden, maar de antwoorden zijn wel zinnen van Lovelace zelf, bijeengeplukt uit haar brieven en andere teksten.

Aanvulling (17 oktober 2013):

Ik kreeg een bericht van Catherine Lenoble: voor het eerst wordt er ook in België een Wiki-edit-a-thon georganiseerd en dit op op 22 oktober 2013 . De bedoeling is om de Wikipedia-pagina’s van vrouwelijke wetenschappers aan te vullen. Je kunt mee gaan doen in Brussel of van thuis uit meewerken: zie de meetup pagina op Wikipedia. (De organisatoren spreken Frans, maar uiteraard mag je ook aan Nederlands- of Engelstalige pagina’s werken.)

Als je wil meedoen, dan graag een mailtje richting Catherine Lenoble (catherinelenoble [at] gmail [dot] org).

Er zit een liedje in mijn hoofd

Het was een zomers liedje.Ineens zat er een liedje in mijn hoofd. Het was een zomers liedje. Dat liedje was de Lambada (ja, van eind de jaren tachtig) en ik begon het te zingen. Ik heb geen gevoel voor ritme, kan geen toon houden en ken geen Portugees. Kortom, het klonk prachtig. ;-)

Gelukkig is er YouTube om het origineel van Kaoma nog eens te beluisteren en is ook de tekst eenvoudig op internet te vinden. Intussen ken ik het eerste couplet uit mijn hoofd. Sterker nog: mensen voor wie ik het heb gezongen, hebben de Lambada erin herkend. (Meestal zijn de reacties eerder: “En als je het nu eens probeert te zíngen?” en dan “Nee, dat lijkt er niet op. Echt niet.” waarbij er enige wanhoop doorklinkt in de stem.)

Ook leuk om te weten: het is eigenlijk een heel melancholische tekst. Neem nu het laatste couplet:

Chorando estará ao lembrar de um amor

Que um dia não soube cuidar

Canção, riso e dor, melodia de amor

Um momento que fica no ar

Zoals ik al zei, ken ik geen Portugees, maar dit is mijn Nederlandse vertaling van een Engelse versie:

Hij zal huilen als hij zich een liefde herinnert,

die hij niet wist te koesteren.

Een lied, gelach en pijn, een melodie van liefde,

een moment dat nooit meer terugkomt.

En jij, heb jij ook wel eens een liedje in je hoofd? En is dat dan ook zo’n zomers muziekje?

De terugkeer

Hebben jouw tranen evenveel betekenis als de pit van een vrucht?Poëzie wordt meestal geassocieerd met een wat ouder publiek, maar er zijn minderjarigen die elke week een gedicht uit het hoofd leren – niet eens als straf, maar als hobby. Je kunt ze gemakkelijk herkennen: het zijn diegenen die tussen de koffers met violen en dwarsfluiten zonder instrument de muziekschool in weten te glippen. Terwijl de muziekleerlingen noten leren lezen, proberen zij het fonetisch schrift onder de knie te krijgen. In plaats van met toonladders beginnen ze de les met opwarmingsoefeningen voor stem en gezichtsspieren: gekke bekken trekken voor gevorderden.

In 1998 deed ik eindexamen voordracht samen met Hanne, Koen en Marijke. Hanne bracht onder andere “De terugkeer” – een mysterieuze tekst die we niet zo goed begrepen, maar die me tot op heden is bijgebleven. Zo herinner ik me de volgende raadselachtige frasen: “ik had in een wereld willen wonen waar geen woorden bestaan”, “avondgloed”, “de pit van een vrucht” en “wereldschemer”.

Ik zocht en vond een kopietje van het gedicht terug. Hier is de volledige tekst:

De terugkeer

Ik had eigenlijk geen woorden moeten leren.
Ik had in een wereld willen wonen
waar geen woorden bestaan,
waar betekenis geen betekenis heeft.

Dat jij gewroken werd door mooie woorden
heeft niets met mij te maken;
dat jij in stille betekenissen bloed vergoot
heeft evenmin met mij van doen.

Tranen in jouw ogen,
pijn afkomstig van jouw zwijgende tong:
als er geen woorden hadden bestaan in deze wereld,
had ik er alleen maar naar hoeven te kijken
en dan weer weggaan.

Hebben jouw tranen evenveel betekenis
als de pit van een vrucht?
Zit in een druppel van jouw bloed
de avondgloed der wereldschemer, alsof het trilt?

Ik had geen woorden moeten leren kennen.
Maar omdat ik Japans en wat vreemde talen
heb geleerd,
sta ik stil in jouw tranen,
keer ik terug in jouw bloed –
alleen in mijzelf.

Een auteur of andere bronvermelding stond er niet bij op de kopie, enkel dit: “Vertaling Noriko en Pim de Vroomen”. Op internet vond ik de Nederlandse versie van de tekst niet terug, maar wel een verwijzing naar de bundel “Oktober is mijn keizerrijk, Zeven moderne Japanse dichters” van Noriko en Pim de Vroomen. Door verder te zoeken naar het werk van die zeven auteurs in het Engels, heb ik uiteindelijk kunnen achterhalen dat “De terugkeer” een gedicht is van Tamura Ryuuichi. Op deze pagina vind je de oorspronkelijke Japanse tekst en een Engelse vertaling van Takako Lento uit 2007; een eerdere vertaling van Samuel Grolmes en Tsumura Yumiko uit 2000 vind je hier.

Tamura Ryuuichi was toonaangevend in de moderne poëzie in het Japan van na de Tweede Wereldoorlog, zo blijkt (bronnen: 1, 2 en 3). Bovenstaand gedicht stond in zijn eerste bundel uit 1956: “De vierduizend dagen en nachten”. De publicatie van zijn tweede bundel in 1962, “Kotoba no nai sekai” (“De wereld zonder woorden”), bevestigde hem als één van de grote dichters uit die tijd. Tamura Ryuuichi stierf in de zomer van 1998 – kort nadat zijn tekst nog had weerklonken op het eindexamen voordracht van vier Belgische (bijna-)achttienjarigen.

Zit in een druppel van jouw bloed de avondgloed der wereldschemer, alsof het trilt?Ook nu ik veertien jaar later terugkeer naar die oude map en de teksten herlees, begrijp ik dit gedicht niet helemaal, maar dat geeft niet. De dichtregels spreken me nog steeds aan en vullen mijn hoofd met beelden en kleuren. Als ik één kleur aan het gedicht moet koppelen, is het beslist het oranje-rood van bloedappelsienen en granaatappels. Hoewel het een vertaling is, blijft de tekst haar vreemde karakter behouden. Zo klinkt “omdat ik Japans en wat vreemde talen heb geleerd” erg apart in de oren van een Nederlandstalige (nonchalant, alsof Japans niet al een érg vreemde taal is). Het blijft moeilijk de beeldspraak te doorgronden, al houdt een lezing in termen van bloedvergieten in de oorlog zeker steek. Verder jeuken mijn handen om in de regel “waar betekenis geen betekenis heeft” aanhalingstekens te zetten rond het tweede woord. Dat komt omdat ik teveel filosofen heb gelezen die onderscheid maken tussen het woord en de betekenis ervan, maar dat zou deze dichtregel de das omdoen.

Juist doordat de betekenis achter de woorden voor ons niet meteen duidelijk is, kan deze leeservaring ons een glimp laten zien van de wereld zonder woorden. Een wereld die we ons onmogelijk kunnen voorstellen, maar waar we toch nieuwsgierig naar zijn.

Ook wetenschappers en filosofen vragen zich af op welke manier woorden beïnvloeden hoe we de wereld zien. Uit onderzoek blijkt dat mensen die een verschillende taal spreken, de wereld anders zien. Dat mag je letterlijk nemen: afhankelijk van de kleurtermen in zijn taal, kan iemand bepaalde tinten beter of slechter van elkaar onderscheiden. De oude Sapir-Whorfhypothese over taalkundige relativiteit van ervaringen, lijkt hiermee bevestigd voor het specifieke aspect van kleuren. In heel wat talen is er bijvoorbeeld slechts één woord voor blauw en groen. Talen evolueren van een beperkt aantal kleurtermen (donker/koel versus helder/warm), naar een uitgebreider palet meer specifieke woorden voor kleuren (ook in onze taal zijn paars, oranje en roze zijn relatief jonge woorden). Mensen van de Himba in Noord-Namibië delen kleuren in minder categorieën op dan wij. Sommige kleuren die voor ons overduidelijk verschillen, kunnen zij niet van elkaar onderscheiden. Het omgekeerde geldt ook: sommige tinten die voor ons hetzelfde lijken, vallen voor hen in een andere kleurencategorie en zien ze daardoor juist wel probleemloos als verschillend. Om dit te testen, maken onderzoekers gebruik van een bestaande reactietijdtest.

Hieronder een fragment over de Himba en hun kleurperceptie uit een reportage van het BBC-programma Horizon (uit 2011):

Tot slot een kijktip: vanavond om 20u55 op Nederland 2 gaat het in Labyrint over hoe taal onze zintuiglijke waarneming beïnvloedt.  Misschien roept het gedicht ‘De terugkeer’ andere kleurassociaties op bij mensen die het kunnen lezen in het oorspronkelijke Japans; misschien zouden we veel meer zien als we juist helemaal geen taal hadden verworven. Wie weet komen we ook dat vanavond aan de weet.

PS: Morgen is het Gedichtendag.

Glimmende stroken van chocolade & karamel

Twee weken geleden vroeg ik jullie om mee te raden naar wat er op deze foto stond:

Wat staat er op deze foto?

Rara, wat staat er op deze foto?

De lezers van Weetlogs kwamen voor de dag met sterk uiteenlopende gokken. Hier een klein overzicht van de reacties.

Groot of klein? Sommigen dachten dat de foto door een microscoop genomen was: een schilfertje roos tussen enkele haren, sterk uitvergroot (Hans van Hilst). Anderen zagen het groots en meenden dat ik met mijn helicopter op fotoreportage was gegaan in Azië: een bevuilde waterloop in China (Freddy Quireyns).

Anorganisch of organisch? Een harde kern zocht het bij de gesteenten: lavasteen (Dieter Vanackere), agaat waar een deel normaal gesteente doorheen loopt (Enya Vermeyen), of een dwarsdoorsnede van een mineraalsteen of geode (Samuel Piers). De meest specifieke gok in deze richting was: een doorsnede van red jaspis met in het midden aan ander soort mineraal of kristal (Jens Thyssen). De ruime meerderheid opteerde echter voor een organisch materiaal. Slechts twee mensen gokten op een dier: een rups (Raymond Van Assche) of een gekookte kreeft (Agnes Lauwers), terwijl de anderen het plantenrijk verkenden. De eerste gok ging uit naar een graan- of tarwekorrel (Rudi), maar er waren ook mensen die aan een ui (Pat Rache), of aan bamboe (Sebastiaan van Gelder) dachten.

Al snel kwamen ook bomen in het vizier en dan vooral de schors (Ritchie; Conny Wassink). Specifiekere gokken in deze richting waren: de schors van palmboom (Vera), berkenschors (Dominique Trachet) of berkachtige boom (Dieter Swiers), een roodbruine twijg van een Cornus alba (Gert Nauwelaerts), of een close-up van Betula albosinensis schors (Niels Deboodt). Ook andere vormen van hout kwamen aan bod: een gehavende viool of cello (Peter Wauters), hars van een stuk hout (Alfonsa Gabe-Neyens), een houten binnenwand van een huis, waar de tak van een boom doorgroeit (Maarten Valentin).

Rolletjes parmaham (zonder zoutkristallen).Het idee dat het schimmel zou kunnen zijn (Trui Cantaert), zorgde voor interessante combinaties: een stukje gebarsten paardenzadel met soort schimmel erop (Ginette De Veerman), of fungi groeiend op een mineraal substraat in een geode bestaande uit chalcedoon (Bas). Er werden nog andere combinaties van organische en anorganische componenten voorgesteld: chalcedooon met een fossiel erin (Sarina), of parmaham en zout (Inge De Poorter). Dit laatste was schitterend gevonden: dat ben ik eens met Gert Nauwelaerts, die tevens uitlegde waarom het toch niet kon kloppen: “de schaduw geeft aan dat er kleine uitstulpingen zijn (oa. het zwarte omgekeerd V’tje rechts). Tevens heeft het oppervlak een cilindervormige ronding als je het licht van de flits bekijkt.” De foto is weliswaar niet met flits gemaakt, maar de deductie dat het voorwerp cilindervormig moet zijn is inderdaad juist. Dit laat echter de mogelijk open dat het om een opgerold schijfje parmaham gaat.

Met dit overzicht heb ik jullie geduld genoeg op de proef gesteld; het is tijd voor de oplossing (na de vouw).

(meer…)

Moedig te gaan naar Balliol college

Balliol College heeft naast goede docenten ook een mooie tuin.In het overzicht van lessenreeksen en seminaries waaruit ik kon kiezen hier in Oxford sprong er één titel meteen in het oog: “The hitch-hikers guide to ‘if’“, of “De liftersgids voor ‘als'” – natuurlijk een knipoog naar de sciencefiction-reeks van Douglas Adams. De lezingen worden omschreven als ‘cinematic lectures‘ en zouden onderwijzen in ‘correct revolutionary thinking‘. Dit was meer dan genoeg om mij nieuwsgierig te krijgen, dus op naar Balliol college – één van de oudste colleges van Oxford, gelegen aan Broad Street, dus pal in het centrum.

De lessen gaan over ‘als’, een klein woordje met superkrachten, dat met zijn drie (in het Engels slechts twee) letters toch de macht heeft om voorwaardelijke zinnen in te leiden. Voorwaardelijke zinnen zijn ook interessant vanuit het oogpunt van de filosofie van de kansrekening; met name de vraag of (en zo ja hoe) voorwaardelijke zinnen samenhangen met voorwaardelijke kansen heeft al veel inkt doen vloeien. In de les is het woord ‘waarschijnlijkheid’ nog niet gevallen, maar dat hoeft ook niet: ik zal zelf wel zien hoe ik dat erop kan toepassen. De reeks is een soort training in verbaal logisch denken, vooral gericht op eerstejaars die “nog niet bezoedeld zijn door formele logica”. Er wordt ook elke week een “Fantasy Logic Competition” gehouden, waarin teams van eerstejaars elkaar onder een fantasienaam bekampen met logische argumenten over een opgelegd scenario; ook hierin is het gebruik van symbolische logica taboe: alle argumenten moeten in Engelse volzinnen opgeschreven worden.

De docent, Bob Hargrave, staat niet eens op van zijn stoel, maar weet de studenten van de eerste tot de laatste seconde te boeien. Hij werkt aan de hand van voorbeelden die tot de verbeelding spreken en heeft een uniek soort humor. Alles wordt onderwezen aan de hand van Powerpoint-dia’s, wat al tot menig didactisch dieptepunt heeft geleid, maar niet in de handen van Bob Hargrave, o nee! Als de les begint, gaat het licht uit: het is verboden om notities te nemen – een probleem voor compulsieve notulisten zoals ik. Bob voorziet zijn studenten wel van samenvattingen op zijn website. Het licht gaat enkel aan als er ergens over gestemd moet worden.

President Kennedy werd tijdens een optocht neergeschoten, vermoedelijk door L.H. Oswald.De belangrijkste stemronde tot nu toe ging over de Oswald-zinnen. Om dit uit te leggen, moet je eerst weten dat Lee Harvey Oswald de vermoedelijke moordenaar is van president Kennedy. Er zijn drie voorwaardelijke zinnen die hierop betrekking hebben, onder filosofen bekend als ‘de Oswald-zinnen’:

[A] Als Oswald Kennedy niet heeft vermoord, dan heeft iemand anders het gedaan.
[B] Als Oswald Kennedy niet vermoort, dan zal iemand anders het doen.
[C] Als Oswald Kennedy niet had vermoord, dan zou iemand anders het gedaan hebben.

(En nu hoop ik maar dat ik ze juist vertaald heb, want het zit hem allemaal in de nuance van didn’t, doesn’t en hadn’t.)

De stemronde ging over hoe je deze zinnen zou rubriceren, met name of je zin B eerder bij A of bij C zou indelen. Voor mij was dit zeer verwarrend, aangezien ik A en C samen en B apart zou zetten (puur omdat enkel B gezegd kan worden op een moment dat de moord nog niet gebeurd is). Ik was niet snel genoeg om de rest van de grammatica te doorgronden en onthield me van de stemming, maar de uitslag was helder: slechts twee studenten vonden dat B beter bij A paste, terwijl de rest (toch een veertigtal mensen) B bij C indeelden.

Bob Hargrave was in zijn nopjes: “You are the children of the Revolution!” zei hij. In heel de wereld zijn grammatici en taalfilosofen het erover eens dat B bij A hoort, behalve vier onderzoekers, hier in Oxford. Bob riep de studenten dan ook op om hun revolutie te steunen.

Met een kloek sterrenschip als de Enterprise is het net iets makkelijker om moedig op sterrentoch te gaan.Behalve om over Oswald- en andere voorwaardelijke zinnen te doceren, gebruikt Bob zijn lessen ook om heerlijk door te bomen over andere grammaticale kwesties. Mikpunt van zijn spot is mevrouw Ann Widdecombe – lid van de conservatieve partij -, die een krantencolumn heeft geschreven waarin ze de belabberde kennis van het Engels bij de jeugd aanklaagt. Eén van haar klachten is dat jongeren niet weten dat je de infinitief niet mag splitsen. Bob vindt het juist prachtig dat ze dit niet leren op school, want het Engels heeft helemaal geen infinitief volgens hem en datgene wat ze wellicht bedoelt met een infinitief mag je wel splitsen.

Laten we het werkwoord ‘gaan’ als voorbeeld nemen. Dit is meteen de infinitief, de vorm zoals het werkwoord ook in het woordenboek staat. In het Nederlands is de infinitief altijd één woord, dus daar valt niet veel aan te splitsen. In het Engels wordt dit ‘to go‘, twee woorden dus en volgens sommigen mag er tussen ‘to‘ en ‘go‘ nooit een ander woord geplaatst worden. Op het eerste zicht lijkt dit te kloppen, maar herinner je je de introtekst van Star Trek (The Next Generation) nog? Als Trekkie ken ik het natuurlijk uit mijn hoofd, maar voor wie geen fan is, staat hier de tekst:

Space … the Final Frontier. These are the voyages of the starship Enterprise. Its continuing mission: to explore strange new worlds, to seek out new life and new civilizations, to boldly go where no one has gone before.

Er staat dus ‘to boldly go‘, niet ‘boldly to go‘ of ‘to go boldly‘. De constructie ‘to boldly go‘ in de Star-Trek-intro heeft voor mij nooit eigenaardig geklonken, maar ik kende dit tekstje natuurlijk al vóór ik een beetje Engels begreep, dus ik ben geen goede maatstaf. Bob zei ook dat er tussen de drie formuleringen, met ‘boldly‘ telkens op een andere plaats, subtiele verschillen zijn. Dit lijkt plausibel, maar welke nuances dit dan zijn ontgaat me.

Star Trek's mission: to boldly split infinitives that one one has split before.Om aan te tonen dat het probleem zich niet stelt in het Latijn of Frans en de meeste andere talen, had Bob Hargrave ‘to boldly go‘ in een aantal talen vertaald (inclusief Swahili). In al deze voorbeelden is de infinitief één woord en stelt het probleem zich dus inderdaad niet. Dan kwam hij echter bij het Duits, waarbij het ‘dapfer zu gehen‘ wordt – volgens Bob een infinitief met twee woorden, die inderdaad níet gesplitst kan worden. Dit deed me toch even de wenkbrauwen fronsen, in het Nederlands zou je ‘to boldly go‘ als ‘moedig te gaan’ kunnen vertalen, maar de infinitief is ‘gaan’, niet ’te gaan’. En geldt hetzelfde niet voor het Duits: het werkwoord is daar toch gewoon ‘gehen‘, niet ‘zu gehen‘? En kun je dan eigenlijk die ‘to‘ in het Engels niet ook als een gewoon voorzetsel interpreteren, en ‘go‘ als infinitief? (Overigens vind ik op het internet als Duitse vertaling eerder ‘mutig dorthin zu gehen‘.)

Ik zat met meer vragen dan antwoorden en besloot dat er maar één uitweg was: ‘to boldy go‘ naar Wikipedia. En wat blijkt: het al dan niet splitsen van de infinitief is één van de grootste controversen in de Engelse grammatica. Wikipedia is ook altijd een goede bron van leuke weetjes, zoals dit: het splitsen van de infinitief, meer specifiek zoals het beroemde gebruik ervan in de intro van Star Trek, vormt de basis van een grap uit Douglas Adams’ Transgalactisch Liftershandboek:

In those days men were real men, women were real women, small furry creatures from Alpha Centauri were real small furry creatures from Alpha Centauri. And all dared to brave unknown terrors, to do mighty deeds, to boldly split infinitives that no man had split before – and thus was the Empire forged.

Hm, ook hier een verwijzing naar ‘to boldly go‘ én naar Douglas Adams, net als in de titel van Bobs lessenreeks. Toeval? Ik dacht het niet; volgens mij heeft Bob Hargrave deze Wikipedia-pagina gewoon zelf geschreven.