Tag Archief: verwondering

Denken met je handen

Deze column is eerder verschenen in Eos  (oktober 2018).

Vorige zomer kocht ik een spelcomputer voor mijn zoon, en stiekem ook voor mezelf. Er hangt geen stekker aan en er moeten geen batterijen in, want deze computer werkt met vallende knikkers. De Turing Tumble lijkt op een plastic flipperkast, die je zelf moet samenstellen. Er zit een verhaal bij over ruimte-ingenieur Alia die op planeet Eniac strandt. Daar treft ze een gigantische knikkercomputer aan die ze moet repareren. Ze ontdekt proefondervindelijk waar de verschillende componenten voor dienen, en via de opgaves in het boek valt ook jou dat parcours te beurt.

Bij het bord horen verschillende types componenten die een knikker doorgeven, van richting doen veranderen, of opvangen. Er is ook een component met een pijl die omklapt telkens er een knikker passeert. Met een rij van dergelijke pijlen kan je binaire getallen voorstellen. De knikkercomputer is dus toch digitaal.

De Turing Tumble is een tastbare manier om te leren debuggen. Als het grondig misgaat, stuiteren de knikkers heel de kamer door.

Eigenlijk is de knikkercomputer bedoeld voor spelers vanaf acht jaar, maar mijn zoon was er nog geen zes toen ik onderstaand filmpje maakte van ‘zijn’ systeem. Nog twee jaar wachten om het uit te testen: dat geduld kon ik niet opbrengen. Gelukkig zit er een heldere opbouw in de opgaves, waardoor ook jongere kinderen de eerste tien opgaves de baas kunnen.

Mijn zoontje vindt het geweldig. Met zijn vinger volgt hij welk pad de knikker zal volgen. Hij is even ongeduldig als ik. Als iets niet meteen duidelijk is, dan laat hij de knikkers rollen. Zo ziet hij meteen of zijn oplossing werkt of niet. Iedereen die ooit iets geprogrammeerd heeft, zal zijn aanpak herkennen. Mogen falen is belangrijk om te kunnen leren (zie ook hier en hier).

Turing Tumble in actie. In het begin zijn alle knikkers boven: blauw links en rood rechts. De opdracht was hier om afwisselend twee blauwe en twee rode knikkers beneden beneden te laten aankomen.

Nu verdwijnt het spel tijdelijk in de kast, om het later te herontdekken. En, ja, er valt nog veel te ontdekken. Terwijl mijn zoon pas aan de lagere school is begonnen, kijk ik zelf al een poort vooruit. In juli keurde de Vlaamse regering nieuwe eindtermen goed voor de eerste Denken met je handen graad van het secundair onderwijs. Nieuw daarbij zijn eindtermen voor STEM en computationeel denken.

“In onze schermverzadigde samenleving is het wel zo prettig om nog iets te leren met materiaal dat je kan vastpakken.”

Voor dat laatste bestaan allerlei apps, maar om algoritmes te leren bedenken of de principes van debuggen (testen en bijsturen) onder de knie te krijgen, heb je geen elektronische computer nodig. Met mechanische systemen lukt het ook. In onze schermverzadigde samenleving is het wel zo prettig om nog iets te leren met materiaal dat je kan vastpakken. Zulke tastbare hulpstukken horen er niet alleen voor kleuters te zijn. Ik hoop dat middelbare scholen aan de slag gaan met knikkercomputers.

Eén Turing Tumble kost momenteel 70 dollar, wellicht te duur voor de meeste scholen. Er bestaat een simulator voor, maar schermtijd kan je nuttiger besteden. Gelukkig zijn er offline alternatieven. Wie van houtjetouwtje-oplossingen houdt, kan zijn hart ophalen aan onderstaande video van Alex Gorischek. Het filmpje demonstreert het principe van logische poorten met behulp van touwtjes en gewichten.

Een voorbeeld: als je een touwtje over een spijker leidt en één uiteinde van dat touwtje naar beneden trekt, dan gaat het andere uiteinde omhoog. Anders gezegd: de input ‘laag’ wordt omgezet in de output ‘hoog’ – en omgekeerd. Dit is de essentie van een NIET-poort. Door touwtjes aan elkaar te knopen kan je een EN- en OF-poort bouwen. Die componenten kan je vervolgens combineren. De borden om touwtjes aan te hangen kunnen leerlingen maken in de werkplaats van hun (technische) school, wat het benodigde budget voor materialen stevig naar beneden brengt.

Bij de start van het academiejaar stel ik vast dat ik zelf bijzonder weinig concreet materiaal gebruik voor mijn vakken. Er is enkel een waarheidstafel in hout, die ik maakte voor een slechtziende student. Terwijl misschien ook andere studenten baat zouden hebben bij zo’n tactiel model. Bij wetenschappen zijn practica courant, maar voor wetenschapsfilosofie ligt dat minder voor de hand.

Misschien brengt de component wetenschapsgeschiedenis soelaas. Dit jaar vertel ik extra enthousiast over het mechanisme van Antikythera: een oud-Griekse, mechanische computer die onder andere zonsverduisteringen kon voorspellen. Er zijn enkel verweerde fragmenten van teruggevonden in een gezonken schip. Mijn hoop is dat sommige studenten het mechanisme zo graag in werking willen zien dat ze bereid zijn een replica te maken – een maakproject dat ik met alle plezier begeleid. Want zelfs filosofen mogen denken met hun handen.

Is nu ook straks nog nu?

ikhebeenvraag.beAan het einde van de zomer beantwoordde ik onderstaande vraag van de elfjarige Eva op ikhebeenvraag.be:

Is nu ook straks nog nu? Als je straks zegt dat je nu iets doet, dan is dat toch ook nu? Of als je nu zegt ik ga NU iets doen dan kan je toch zeggen als ik straks zeg nu dan is het ook nu dus bedoel ik eigenlijk dat ik het straks doe. Begrijpt u mijn vraag een beetje?

Ik had mijn antwoord hier nog niet gedeeld, dus bij dezen!

Dag Eva,

Leuk, een filosofische vraag! Ja, ik begrijp je verwondering hierover.

~

Er zijn een aantal bijzondere woorden in onze taal:

  • Ik ben altijd ik.
  • Ik ben altijd hier.
  • Voor mij is het altijd nu.

Met deze woorden kunnen we de zin maken: “Ik ben nu hier.” Dit is telkens waar als iemand de zin uitspreekt! Toch blijft het niet altijd nu. Dat zal ik hieronder verder proberen uitleggen.

(meer…)

Kijkt u eens

Onderstaande tekst telt exact 800 woorden: dit is het essay waarmee ik de Robbert Dijkgraaf Essaprijs 2015 won (zie eerder). Tijdens het “Gala van de Wetenschap” werd mijn tekst voorgelezen door Altan Erdogan, hoofdredacteur van Folia. Het essay verscheen in het Parool (30/11) en in Folia (2/12; pdf) en zal nog verschijnen in New Scientist (15/12). In Folia staat er verder een kort interview door Nina Schuyffel. De tekst staat ook op de website van Folia en New Scientist

~

Vanuit de trein kijk ik naar de lucht die blauw kleurt door verstrooiing van het zonlicht en in de verte bemerk ik een krokodilvormige wolk. Alles wat we menen te zien wordt beïnvloed door wat we weten.

Toen ik assistent werd in de fysica schreef ik me in voor avondlessen tekenen aan de kunstacademie. Overdag werkte ik met microscopiebeelden, maar ’s avonds leerde ik echt kijken. Vanuit mijn dubbelleven ontdekte ik een opmerkelijke parallellie tussen de processen die zich voltrokken aan beide academies.

Overdag leerde ik eerstejaars hoe ze vraagstukken uit de klassieke mechanica konden oplossen. We deden berekeningen over katrollen, massa’s op hellingen en weegschalen in liften. ’s Avonds schetste ik gipsen afgietsels van klassieke beelden. In beide gevallen is er sprake van oefeningen aan de hand van een achterhaald paradigma. We weten dat de werkelijkheid niet klassiek Newtoniaans is, al blijft het voor vele toepassingen een prima benadering. Net zo zijn de standaarden van schoonheid inmiddels gekanteld, al blijven we stiekem dromen van een renaissance.

Oefening baart kunst, maar er zijn ook periodes van stagnatie. Kennis biedt uitzicht op nieuwe mogelijkheden, maar er kan ook een beklemmende faalangst binnensluipen. Kan ik dit wel? Mijn hand bleef haken in het Lagrangepunt tussen de leegte van het blad en de volheid van mijn hoofd.

Tot de vroege werken van schilder Pablo Picasso behoren academische schetsen en realistische portretten. Hij was dus klassiek geschoold voor hij zijn kubisme ontwikkelde. De Duitse fysicus Max Planck was een klassiek fysicus voor hij tegen wil en dank grondlegger werd van de kwantummechanica. Echte vernieuwing komt zelden van buitenstaanders. Het vergt mensen die het systeem van binnenuit kennen en er feilloos de zwakheden van aanvoelen. Waar het op aankomt is dat ze een alternatief vermoeden waar anderen alleen obstakels en voldongen feiten zien.

In de wiskunde is een vermoeden een stelling waarvan algemeen wordt aangenomen dat ze waar is, maar waarvan nog niemand dat daadwerkelijk heeft kunnen bewijzen. Een vermoeden is een beeld dat nog in het marmer zit. Een vermoeden alleen is dus niet voldoende, maar wel een noodzakelijke voorwaarde om iets nieuws te creëren. De bandeloze fantasie van een kind volstaat niet om in een ruw blok gesteente het afgewerkte beeld te zien of om een volstrekt originele hypothese te bedenken. Dit vereist een ander soort intuïtie, die enkel met ervaring komt. Kunst en wetenschap hebben elk hun methodes om tot vernieuwing te komen en die zijn in geen van beide gevallen te herleiden tot een algoritme.

Er zijn anekdotes over belangrijke vermoedens die opdoemden tijdens wandelingen, douches, en dromen. Het toeval speelt een rol in veel van die verhalen, maar – zoals Pasteur al stelde – het toevallige inzicht treft alleen de geest die erop voorbereid is. Dus als je niet duivels hard werkt tussen al dat wandelen, douchen en dromen door, dan zal je deze eurekamomenten evenmin beleven.

De mogelijkheden van een klomp klei. Het patroon achter de feiten. Zulke vermoedens geven gedachten hun ontsnappingssnelheid, waardoor ze het Lagrangepunt tussen willen en niet durven ongemerkt passeren. Eens het meesterwerk af is, vraagt niemand hoeveel mislukte schetsen er op de vloer van het atelier vielen. Eens de sluitsteen van een theorie wordt gepresenteerd, wordt het bovenhalen van eerdere stenen afgedaan als het werk van dwergen. Zo vertekenen kunstenaars en wetenschappers hun eigen geschiedenis.

Wat jonge mensen telkens opnieuw moeten ontdekken is de zegen van het proberen, het mogen falen. De cyclus van trial-and-error is de motor die beide academies draaiende houdt. Oefenzittingen en uren atelier leiden tot variaties op thema’s: de resultaten zijn zelden geslaagd. Een doorbraak is enkel weggelegd voor degenen die de waardevolle afwijking herkennen tussen alle misbaksels. Hoorcolleges en lessen kunstgeschiedenis lijken vruchteloos, aangezien ze de deelnemers niet aanzetten om zelf iets te produceren. Toch zijn deze uren van onschatbare waarde als slijpsteen voor onze gave des onderscheids.

Op dit punt van mijn reis komt de railcatering langs en bestel ik een koffie. “Kijkt u eens,” zegt de jongen die me mijn beker aanreikt. In Vlaamse oren kan dit alternatief voor ‘alstublieft’ – een letterlijke vertaling van het Franse ‘voici’? – vreemd klinken. Maar jaren training doen me automatisch gehoorzamen. Ik kijk en zie hoe de witte rand van de koffiebeker zich aan mij toont als een ellips. Zou ik dit net zo hebben gezien zonder al die uren perspectieftekenen of wiskundelessen over kegelsneden? “Twee euro.” Verstrooid kijk ik op. “U moet uw koffie nog betalen: twee euro.” Natuurlijk. Ik vind in mijn portemonnee een Italiaans muntstuk met Da Vinci’s Vetruviusman erop. “Kijkt u eens”, zeg ik stralend, maar hij ziet het niet.

“Kijkt u eens”: die uitspraak zal u vast nog vaak te horen krijgen. Het staat u vrij de uitnodiging letterlijk te nemen. De oude wereld is er al, wij moeten haar alleen nog leren zien, op zoek naar nieuwe vermoedens.

PechaKucha over begrijpend tekenen

Tijdens de PechaKucha Night lichtte ik mijn ideeën over kunst en wetenschap toe aan de hand van twintig lichtbeelden. Mijn thema was “begrijpend tekenen“.

De presentatie was in het Engels, maar ik heb Nederlandse ondertitels gemaakt bij deze opname:

Hieronder de transcriptie met weblinks. (De Engelstalige versie staat hier.) (meer…)

Foto van komeet Lovejoy?

Vanavond heb ik in de tuin rond 23u20 een foto gemaakt van de sterrenhemel – met een compactcamera en uit de losse hand. (Tot voor kort wist ik zelfs niet dat dat mogelijk was, maar met een goede camera blijkbaar wel!)

Op de foto zie je een deel van ‘mijn’ sterrenbeeld Stier en rechts bovenaan de Pleiaden. Maar het aangeduide, wazige vlekje: is dat nu komeet Lovejoy (C/2014 Q2)? Als ik me hierop en hierop baseer, moet het ongeveer kloppen.

Wie het weet mag het zeggen! :-)

Sneeuw.

Een stukje van de sterrenhemel vanavond. Deze foto is een beetje bewerkt voor beter contrast. Link naar onbewerkte foto.

Update [iets na middernacht]:
Twitter is handig! Stijn de Vos verwees me naar deze reddit en via daar vond ik dit plaatje. Het lijkt dus inderdaad zo te zijn dat komeet Lovejoy hier op de foto staat. Fijn! :-)

Als het morgen weer helder is, maak ik nog een foto om te checken of het ‘vlekje’ zich in de goede richting beweegt.

Wereldkampioenschap driezijdig voetbal

De Rode Modderduivels.Zeg nu eens eerlijk: ben ik de enige die de merchandising rond het komende wereldkampioenschap tweezijdig voetbal in Brazilië nu al beu is?!

Voetbal is een monocultuur: wereldwijd wordt er met dezelfde regels gespeeld. Dat moet ook wel als je wereldkampioenschappen wil organiseren. Toch vind ik dat gebrek aan variatie armoedig. Bij andere sporten zijn er toch ook meerdere varianten: niet alle lopers doen dezelfde afstand en wielrennen kun je op de weg, in de bergen of in de modder doen.

Al jaren vertel ik mijn voorstel voor een andere vorm van voetbal aan iedereen die het horen wil (bijna niemand): het veld moet groter, heuvelachtiger en ruwer zijn en een wedstrijd moet meerdere dagen kunnen duren. Er moeten dan wel wat extra regels komen over proviand en het al dan niet toelaten van seks tijdens de wedstrijd, maar dán zou je tenminste een evenement hebben.

Moerasvoetbal gaat een beetje in die richting. Er is zelfs een Belgische nationale moerasvoetbalploeg, de Rode Modderduivels. Maar die wedstrijden duren slechts twaalf minuten. Ja, het is waarschijnlijk zwaar om op zompig terrein te spelen, maar er zijn veel meer kijkers dan spelers, dus wiens belangen wegen hier zwaarder door? ;-)

Blauwe kever.

Zeshoekig voetbalveld om drijzijdig voetbal op te spelen.

Gisteren las ik over een andere variant van het voetbal (in The Telegraph nog wel, via TYWKIWDBI): driezijdig voetbal, dus voetbal met drie teams op een zeshoekig veld. Het is te hopen dat ze dan ook met een ouderwetse voetbal spelen: die twintig witte zeshoeken (en twaalf zwarte vijfhoeken) zouden mooi passen op zo’n veld. In elk geval bestaat een spelletje uit drie “helften”. :-)

Het idee is van de Deense Cobra-kunstenaar Asger Jorn, die het driezijdig voetbal in 1962 bedacht. Er werd voor het eerst een spel gespeeld in 1994 tijdens de Glasgow Anarchism Winterschool en de jaren nadien werd het sporadisch gespeeld tijdens soortgelijke bijeenkomsten in het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. In 2011 werd de eerste club voor driezijdig voetbal opgericht in Londen: de Deptford Three Sided Football Club (D3FC).

Er zijn slechts drie spelregels:

  1. Er moeten drie ploegen op het veld zijn op hetzelfde moment.
  2. Het team dat de minste goals binnenkrijgt is de winnaar.
  3. De bal moet rond zijn.

Er ook een versie van het reglement met vijf spelregels. Daaruit blijkt dat er in driezijdig voetbal, net als bij Ultimate Frisbee, geen scheidsrechter op het veld komt, maar dat spelers eventuele disputen onderling regelen. Fairplay staat dus hoog in het vaandel.

Ik schreef al dat D3FC werd opgericht in 2011. Als je de eerste club bent, heb je natuurlijk nog geen tegenstanders om je mee te meten. Inmiddels heeft D3FC vijf andere teams in Londen om ’s zondags tegen te trappen, met leuke teamnamen zoals Strategic Optimists FC en Philosophy Football FC. Daar wil ik wel een truitje van! Bovendien wordt Philosophy Football FC genoemd als kanshebber om wereldkampioen te worden!

Want, ja, tegenwoordig zijn er ook ploegen in andere landen (maar nog geen in België of Nederland, voor zo ver ik weet). En morgen (24 mei) wordt het eerste wereldkampioenschap driezijdig voetbal gehouden in Denemarken. Een toepasselijke locatie dus: in het thuisland van Asger Jorn, de bedenker van driezijdig voetbal; meer bepaald in Silkeborg, bij het museum dat aan Jorn gewijd is.

Filmpjes over driezijdig voetbal:

Aanvulling (27 mei 2014, 12u):

Ik tipte de redactie van Nieuwe Feiten over dit onderwerp, met de vraag of zij aan de weet konden komen wie het wereldkampioenschap drijzijdig voetbal gewonnen heeft. Het onderwerp staat alvast aangekondigd op de website. Ik ben benieuwd! :-)

Aanvulling (27 mei 2014, 13u):

Je kunt het radiofragment hier nabeluisteren.

In het fragment is er sprake van een ploeg uit Turkije, maar die zijn blijkbaar niet opgedaagd, want dit is de volledige uitslag:

  1. Silkeborg KFUM (Denemarken)
  2. Silkeborg IF (Denemarken)
  3. Philosophy Football Europe
  4. Polscy Budovlancy (Polen)
  5. Dynamo Windrad (Duitsland)
  6. Philosophy Football (Engeland)
  7. The Republic of Deptford (Engeland)
  8. Canuts Francais (Frankrijk)
  9. DAMPT (Litouwen/Uruguay)

Over de winnaar: KFUM staat voor Kristelig Forening for Unge Mænd, de Deense tegenhanger van YMCA. De spelers van Silkeborg KFUM worden in het radiofragment “padvinders” genoemd, waardoor het lijkt of het om zeer jonge gelegenheidsspelers gaat. Uit de foto’s blijkt echter dat het de veteranenploeg van een reguliere voetbalclub betreft. Deze voetbalclub is rond 1918 ontstaan uit de lokale YMCA. (Dat is althans wat ik uit deze Deense webpagina meen te kunnen opmaken.)

Uit de foto’s blijkt verder dat er tijdens de finale ook een streaker van de partij was.

Het zou leuk zijn als er over drie jaar een ploeg de Belgische driekleur verdedigt op het volgende wereldkampioenschap driezijdig voetbal!

Kinderlijke nieuwsgierigheid

Hans De Rijk vertelt in een reportage uit 2013:

Ik weet niets, maar ben nieuwsgierig naar alles. Dat wordt als een kinderlijke eigenschap beschouwd, die verder – helaas – in het leven van de meeste mensen helemaal weer weggaat. Terwijl als je [bij een …] in een kinderwagentje kijkt en je ziet zo’n dreumes van een jaar met z’n ogen bewegen en alles te bestuderen als het ware, dan zeg je: ja, die is gewoon van nature nieuwsgierig. Hij ziet dingen; er komen dingen op zijn netvlies en daar doet hij wat mee, want anders zou die gewoon zeggen: “O, nou, het gaat allemaal voorbij, ik zie het wel.”

De eerste twee zinnen van bovenstaand citaat had ik aanvankelijk willen gebruiken in mijn column “Kinderspel“. Toen ik inzag dat me dat niet zou lukken binnen de woordlimiet, bracht het besef dat ik een blog heb troost, want zo kan ik het alsnog met jullie delen. :-)

De hele documentaire over Hans De Rijk is trouwens te herbekijken op de website van RTV Utrecht. Het duurt minder dan een half uur en het is een aanrader!

Kinderspel

Dit stukje is in licht gewijzigde vorm als een column verschenen in Eos.
(Jaargang 31, nummer 1, rubriek “Scherp gesteld”.)

Young Scientist.Mijn zoontje is één jaar. Het is leuk om te zien hoe hij de wereld ontdekt, veelal letterlijk: hij kijkt graag onder het tafellaken en onder het tapijt. “Kinderen zijn net kleine wetenschappers,” wordt vaak beweerd. Maar klopt dat ook? Veel jonge kinderen lijken inderdaad geïnteresseerd in planten en planeten, en hoe de dingen om hen heen in elkaar zitten. Bovendien hebben recente studies aangetoond dat kinderen in hun spelgedrag patronen vertonen die ook in het wetenschappelijk onderzoek van pas komen: hypotheses vormen en deze testen door te experimenteren.

Laura Schulz is professor in de psychologie en leidt aan het MIT een groep die onderzoek doet naar de cognitieve ontwikkeling van jonge kinderen. In 2012 publiceerde ze in het vaktijdschrift “Trends in Cognitive Scienceseen overzichtsartikel waarin ze parallellen aanduidt tussen hoe kinderen kennis vergaren en hoe wetenschappers dat doen. Een voorbeeld: soms kun je de beweging van dingen die je ziet, verklaren door aan te nemen dat er nog iets is dat je niet ziet. Wetenschappers veronderstellen het bestaan van onzichtbaar kleine deeltjes en zwarte gaten, maar ook vier- en vijfjarigen gaan op zoek naar blokjes achter een ondoorzichtig gordijn als de blokjes vóór dat gordijn zich onvoorspelbaar lijken te gedragen.

Om te spelen 'alsof' moet je logisch kunnen nadenken en verbanden leggen.Andere ontwikkelingspsychologen halen hun inspiratie uit de manier waarop wetenschappers zich in gedachte-experimenten voorstellen wat er in een denkbeeldige situatie zou gebeuren. Daphna Buchsbaum en drie co-auteurs (onder wie Alison Gopnik) publiceerden in 2012 een onderzoek rond de vraag of jonge kinderen ook “tegenfeitelijk” kunnen denken. De kinderen kregen te horen dat een gek blokje een “zando” is en hoe een zando een muziekmachine kan laten werken. Vervolgens kregen ze vragen over wat een blokje (geen zando) zou kunnen als het wél een zando was. Nadat alle blokjes weggenomen waren, werd hen gevraagd om te doen alsof ze een zando hadden. Drie- en vierjarigen die meer oorzakelijke verbanden inbouwden in dit fantasiespel,  bleken precies degenen te zijn die het er goed vanaf hadden gebracht met de wat-als-vragen. (Zie ook deze link.) Wetenschappelijk denken lijkt dus kinderspel.

Maar kinderen zijn helemaal geen kleine wetenschappers. Kleine kinderen hebben juist een magisch wereldbeeld: ze vullen de gaten in hun kennis op met fantasie-elementen. Het valt me op dat kinderen die logisch nadenken, vaak tot foute conclusies komen, omdat ze gewoon te weinig basiskennis hebben. Een voorbeeld: “Mijn vader bromt als hij boos is en de stofzuiger bromt ook, dus die zal wel boos zijn.”

Telekinese.Wist je trouwens dat babies aan telekinese doen? Wie kleine kinderen heeft, herkent volgend scenario misschien: als ons zoontje op zijn speelmat zit, spant hij soms zijn armen helemaal op en kijkt hij dwingend naar een blokje dat een meter verder op de mat ligt. Hij wil het blokje naar zich toe. Toen hij nog niet kon kruipen, werkten deze pogingen tot telekinese prima: wij zagen welk stukje speelgoed hij wou hebben en gaven het hem aan. Sinds hij kan kruipen, zijn wij ermee gestopt hem alles aan te reiken, maar hij heeft de hoop nog niet definitief opgegeven.

Zelf maakte ik als kind in een keteltje eens een mengsel van gras, roest, krijt en enkele kiezelstenen. Ik deed het deksel erop en schudde flink. Toen ik het deksel optilde, kwam er damp uit het keteltje. Ik was blij dat mijn experiment iets bijzonders had opgeleverd, maar tevens een beetje bang van deze transmutatie. Pas enkele dagen later kwam ik erachter dat er geen magische damp uit het keteltje kwam, maar dat het verpulverde krijt voor die stofwolk zorgde.

Toen ik in de derde kleuterklas zat, deden we een heksendans voor het schoolfeest.

Toen ik in de derde kleuterklas zat, deden we een heksendans voor het schoolfeest. Wetenschappers waren we toen nog niet. Op de foto zie je mij (bovenaan rechts), vriendin R (bovenaan links) en vriendje K (onderaan links).

Een wetenschapper was ik toen nog niet. Mijn amalgaam van proefneming en wensdenken had meer gemeen met alchemie. Maar de natuurwetenschappen zelf zijn ooit opgeborreld uit een magisch laboratorium. Zelfs Newton, de vader van de moderne fysica, was een alchemist. Het is goed om te beseffen dat wetenschap een relatief jonge menselijke bezigheid is: de wetenschappelijke revolutie ligt slechts vier eeuwen achter ons.

Ik zie kinderen dus eerder als kleine tovenaars dan als mini-wetenschappers. Anderzijds droeg de wetenschap in haar eigen kindertijd ook een heksenkleedje.

Maan en Jupiter samen op de foto

Onze maan vanavond.In dit bericht kom je te weten dat reuzenplaneet Jupiter ook aan photobombing doet. (Photobombing volgens Van Dale EN-NL: “het bederven van een foto door in beeld te springen op het moment dat deze genomen wordt”.)

Gisteren was het volle maan. Vanavond maakte ik een foto van de nog bijna volle maanschijf. Op het kleine plaatje hiernaast zie je het resultaat: het is dus mogelijk om met een compactcamera en zonder statief ongeveer de resolutie te halen zoals je de maan ook met het blote oog ziet. :-)

Op mijn tweede foto hieronder zie je links van de maan nog een helder stipje: dat is Jupiter.

Foto van Jupiter en onze maan.

Foto van Jupiter en onze maan.

Zowel Jupiter als de maan worden helder verlicht door de zon, die vanuit ons standpunt achter de horizon zit. Maar Jupiter is een reuzenplaneet, de grootste planeet van ons zonnestelsel, en dus veel groter dan onze maan. Doordat Jupiter zich echter zoveel verder van ons af bevindt, zien we de planeet maar als een klein stipje. Jupiters rode oog zien we niet (de reusachtige storm in zijn atmosfeer), terwijl we van de maan wel nog haar gezicht ontwaren (kraters op het maanoppervlak).

(meer…)

Kerstelfje en de waarheid over TV

Björk proeft van Kerstmis.Björk is een Ijslandse kunstenares. Ze is vooral bekend als zangeres, maar ze is ook actrice, producent en speelt vele instrumenten. Haar stijl wordt omschreven als eclectisch en haar standpunten als anarchistisch. Het valt me moeilijk om van haar werk te houden: het is zeer origineel en uitgesproken, wat me aanlokt, maar telkens als ik het in mijn hart wil sluiten, lukt me dat niet. Kunst hoeft uiteraard niet ‘mooi’ te zijn, maar het moet je toch op één of andere manier toelaten. En bij haar werk heb ik het gevoel dat iets me op afstand houdt, dat ik het niet begrijp. (Vermoedelijk probeer ik juist te hard om het te begrijpen en voel ik vanuit die cerebrale predispositie niet aan wat er gebeurt.)

Het heeft me ook lang dwarsgezeten dat de enige associatie die ik bij haar naam had een viscerale klanknabootsing was. Nu heb ik het eens opgezocht en de Ijslandse voornaam “Björk” blijkt te verwijzen naar een berk, dus van die walgelijke associatie ben ik genezen. Het is gewoon een mooi stukje fauna, hoera! (Alhoewel: in Ijsland wordt er berkenlikeur gebrouwen – onder de naam Björk – en als je daar te veel van drinkt, zijn we weer terug bij af.)

Maar toen zag ik onderstaand filmpje (alternatieve link; via), waarin Björk hardop nadenkt over de invloed van televisie en hoe het toestel er vanbinnen uitziet. Plots vond ik het heel gemakkelijk om van haar performance te houden! In haar rol van excentriek kerstelfje brengt ze ons:

  • Een originele kijk op iets dat alledaags is.
  • Kinderlijke verwondering en frisse wijsheid.
  • De mogelijkheid om zich oorspronkelijk uit te drukken, juist omdat ze niet in haar moedertaal spreekt.

Ik denk dat het fragment het leukste is als je helemaal niets over de context weet. Maar ik was nieuwsgierig en ging dus op zoek naar de herkomst ervan. (Klik op ‘Show‘ om hier meer over te lezen.) [spoiler]Het blijkt een fragment te zijn uit de DVD “Live Zabor” (fragment start rond 6min20′), een film over Björks vroegere band The Sugarcubes. De DVD werd uitgebracht in 2006, maar de concertbeelden zijn opgenomen in 1988. Ik vermoed dus dat ook bovenstaand fragment uit 1988 is; in elk geval gingen The Sugarcubes uiteen in 1992, wat betekent dat het fragment in elk geval meer dan twintig jaar oud is. (In 2006 hield de groep wel nog een reünieconcert om de twintigste verjaardag van hun eerste single te vieren. Vandaar dus waarschijnlijk dat ook de DVD in 2006 werd uitgebracht.) Björks uitleg over televisie is ongetwijfeld humoristisch bedoeld, aangezien ook de andere bandleden dit soort komische monologen houden op de DVD. Eén van hen begint met: “Planets, they are lovely. They are like people.” (“Planeten zijn fijn. Ze zijn net als mensen.”) Iemand anders onthult zijn theorie over de staat Alabama. Je ziet dus een consequent gebruik van dezelfde surrealistische schooltelevisie-stijl.

Uiteraard heb ik ook proberen achterhalen welk boek Björk destijds gelezen kan hebben, maar ik heb geen Deens boek over televisietechniek uit de jaren tachtig kunnen vinden. Als je hier zelf nog achteraan wil gaan, dan geef ik je alvast deze tip: het Deens voor TV is ‘Fjernsynet‘ (en lijkt dus op het Duitse woord ‘Fernseher‘).[/spoiler]

Björk drukt uit hoe je de dingen als kind ziet: natuurlijk is een printplaat in kinderogen een stad met gras tussen de gebouwen. Wat zou het anders zijn? In de reacties wordt van Björk gezegd dat ze wereldvreemd is, of dat ze van een andere planeet komt, maar ik vind haar juist heel aards. Contact kunnen houden met de manier waarop aardse kindertjes de wereld om zich heen zien – zelfs al is het hier vermoedelijk komisch bedoeld – is een lovenswaardige prestatie.

[important]Ik denk dat dit ook iets is om na te streven in het onderwijs: al te vaak wordt er in de lessen fysica antwoord gegeven op vragen die leerlingen of studenten zich nog niet eens hebben gesteld. Het is beter (maar ook moeilijker en tijdrovender) om uit  te gaan van hoe jongeren het zien. Door hierop in te spelen, worden de lessen veel effectiever. “Aha, dat flatgebouw is dus een condensator? Leuk, dat wist ik niet!”[/important] (meer…)