Tag Archief: wetenschap

Sluimerende wetenschap: gaat de wekker ooit af?

Dit stukje is in licht gewijzigde vorm als artikel verschenen in Eos.
(Jaargang 32, nummer 9. Pdf-versie van het artikel.)

Bij mijn eerdere radiobijdrage was het me niet helemaal gelukt om de punten die ik zelf het belangrijkste vond aan dit onderzoek goed uit te leggen. Daarom schreef ik mijn aantekeningen uit tot een artikel voor Eos.

~

Sluimerende wetenschap

Schone slaapsters

Sleeping Beauties.

De meeste wetenschappelijke artikels vertonen een gelijkaardig citatiepatroon: de eerste jaren wordt het artikel in toenemende mate geciteerd, daarna dooft de aandacht uit. Er blijken echter ook slaapkoppen tussen te zitten, waarbij de erkenning voor een studie pas vele jaren na de publicatie volgt. Wat zorgt ervoor dat deze artikels alsnog populair worden? En welke lessen moeten we hieruit trekken voor het wetenschapsbeleid?

Schone slaapsters in de wetenschap’ zijn artikels die pas na verloop van jaren plots veel geciteerd worden. Recent onderzoek toont aan dat dit fenomeen meer voorkomt dan eerder gedacht. Deze vondst stemt tot nadenken: de huidige manier om de impact van onderzoek te meten en onderzoekers te evalueren en te financieren, kijkt immers vooral naar citaties op korte termijn (binnen twee tot vijf jaar na publicatie).

Mendelsyndroom

Er zijn bekende voorbeelden van wetenschappers die hun tijd zo ver vooruit waren dat hun werk pas werd gewaardeerd na hun dood. Denk maar aan Gregor Mendel die rond 1860 experimenten deed met het kruisen van bonenplanten en zo de erfelijkheid van hun eigenschappen ontdekte. Mendel overleed in 1884, maar het belang van zijn pionierswerk voor de genetica werd pas later erkend.

Een ander voorbeeld is de Hongaarse arts Ignaz Semmelweis. Hij voerde in 1847 een antiseptische procedure in op de kraamafdeling van een ziekenhuis in Wenen: iedereen moest voortaan de handen wassen met bleekwater alvorens een aanstaande moeder te onderzoeken. Door deze maatregel kwam kraamvrouwenkoorts – die vaak dodelijk was – veel minder voor op de afdeling. Toch vonden de ideeën van Semmelweis pas echt ingang na zijn dood in 1865, toen de relatie tussen micro-organismen en ziektes beter werd begrepen (onder andere door de experimenten van Louis Pasteur).

Ook nu beweren sommige wetenschappers dat hun ideeën niet worden opgepikt omdat ze hun tijd te ver vooruit zijn. De Nederlandse bibliometrist professor Anthony van Raan, verbonden aan de universiteit van Leiden, spreekt in dit verband over het “Mendel-syndroom”. Van Raan wou nagaan of wetenschappers gelijk hebben als ze vrezen dat hun werk pas na tientallen jaren zal worden erkend, of als ze hopen op een posthume erkenning. In een artikel van hem uit 2004 onderzocht hij daarom de citatiepatronen die gepaard gaan met uitgestelde erkenning.

Schone slaapsters

Van Raan lanceerde hierbij de term ‘sleeping beauties in science’. Daarmee bedoelde hij:

a publication that goes unnoticed (‘sleeps’) for a long time and then, almost suddenly, attracts a lot of attention (‘is awakened by a prince’).”

Een schone slaapster in de wetenschap is dus een publicatie die in de eerste jaren niet of nauwelijks geciteerd wordt (slaapt), maar na verloop van decennia plots alsnog piekt (gewekt wordt door een prins).

De database die van Raan onderzocht bevatte 20 miljoen artikels. De meest slaperige schone in dit corpus was een artikel van Larry J. Romans uit 1986. Dit was inderdaad een geval van een idee dat zijn tijd ver vooruit was: in het artikel stelt Romans een model op van supergravitatie in tien dimensies, waarbij er een nieuw fenomeen optreedt, namelijk het breken van een supersymmetrie. De ruimere gemeenschap van snaartheoretici was op het moment van publicatie nog niet bezig met supergravitatie. Tegen 1995 was dit wel het geval. Doordat een fysicus die aan hetzelfde instituut werkte als Romans zich diens artikel herinnerde, kon het alsnog geciteerd worden.

Van Raan probeerde ook een kansfunctie op te stellen om te voorspellen welke slapende artikels nog uit hun sluimer gewekt zullen worden. Uit de gegevens blijkt bijvoorbeeld dat de waarschijnlijkheid om nog gewekt te worden na een heel diepe slaap (gekenmerkt door extreem weinig citaties: maximaal één per jaar) kleiner wordt naarmate de slaap langer aanhoudt.

De beauty-factor

Een team van vier onderzoekers aan de Amerikaanse universiteit van Indiana heeft nu een andere manier bedacht om schone slaapsters op te sporen en te meten. De eerste auteur is Qing Ke, een derdejaars doctoraatsstudent, en het team stond onder leiding van Alessandro Flammini. Hun studie is recent online verschenen in het wetenschappelijke vakblad Proceedings of the National Academy of Sciences (PNAS; persbericht).

In oudere modellen moest de onderzoeker handmatig keuzes maken, bijvoorbeeld: hoe lang moet de citatiepiek op zich laten wachten voor er sprake is van een schone slaapster? Flammini en zijn collega’s hebben nu een nieuw model opgesteld dat geen parameters bevat. hiervoor bedachten ze de beauty-factor van een artikel, dat rekening houdt met de de lengte en diepte van de slaap en met het maximale aantal citaties per jaar.

Het team van Flammini gebruikte de database van Web of Science. Deze bevat gegevens over 22 miljoen artikels, in alle disciplines van zowel natuurwetenschappen als de sociale wetenschappen en dit binnen een periode van meer dan een eeuw. De top 15 van de meest uitgesproken schone slaapsters uit deze database ziet u in de tabel. Daarnaast onderzochten ze ook een kleinere database met enkel artikels binnen de fysica.

Op basis van deze studie concluderen de onderzoekers dat het verschijnsel van schone slaapsters niet zo zeldzaam is als eerder gedacht. Dit verschil komt onder andere doordat ze naar meerdere disciplines tegelijk kijken: het blijkt geregeld voor te komen dat slapende artikels gewekt worden door aandacht uit een andere discipline. Ook zien ze een continuüm tussen schone slaapsters en artikels met een courant citatiepatroon.

Tabel: Top 15 van meest uitgeproken schone slaapsters uit de studie van Flammini en collega’s.Top 15.

Disciplines (meer…)

Interferentiekleuren pastaketel: ook in Brazilië

[Diverse updates onderaan dit bericht; laatste van zondag 27 september.]

Herinnert u zich deze nog, nog, nog? In 2011 schreef ik een blogpost over de interferentiekleuren die op de bodem van de ketel verschijnen na het koken van spaghetti. Deze kleuren wijzen erop dat er zich een dunne film op de bodem van de ketel bevindt. Wat voor laagje dat dan zou zijn, daar was ik toen nog niet helemaal uit, maar ik had wel enkele hypotheses:

  • een component van de pasta zelf, zetmeel bijvoorbeeld
  • olie, net zoals wanneer je olie op straat ziet
  • zout, dat voor natriumoxide zorgt (bron)
  • een oxide van de ketel zelf (bron)

Toen ik mijn eerste FameLab-presentatie voorbereidde, was ik aanvankelijk van plan om zo’n ketel als attribuut te gebruiken. Een visueel vertrekpunt om interferentiekleuren uit te leggen. Maar uiteindelijk was ik bang dat niet iedereen hier al ooit op gelet had en dat het door de afstand en de spots ook niet duidelijk genoeg te zien zou zijn tot in de zaal. Dus hield ik het bij zeepbellen.

Maar ondertussen had ik wél opnieuw gezocht naar de precieze verklaring van de laag en raakte ik ervan overtuigd dat het om een laagje oxide van de ketelbodem gaat.

Interferentiefilm.

Interferentiefilm op de bodem van een ketel na het koken van dunne pasta of mie.

Hopelijk kennen jullie al de geweldige website van Les Cowley: Atmospheric Optics (AtOptics), waar vorig jaar mijn foto van een babyoog mocht staan als foto van de dag. Vandaag stond er op die voorpagina een foto van interferentiekleuren in een waterkoker, getiteld Pasta film en gemaakt door een fysicus uit Brazilië, Mário Freitas.

Bij de beschrijving wordt gesuggereerd dat de dunne film op één of andere manier door zetmeel wordt veroorzaakt, omdat het verschijnsel niet optreedt bij het koken van groenten en bij pasta wel. Aangezien ik hier inmiddels anders over denk, stuurde ik mailtje naar  Les en Mário. (En Les heeft al positief gereageerd dat hij er zelf ook nog eens verder naar gaat kijken zodra hij tijd heeft.)

Dit is een vertaling van de observaties en bronnen die ik in die e-mail heb vermeld:

  • Ik heb dit verschijnsel -weliswaar zelden- ook gezien na het koken van sommige groenten (één keer bij broccoli schorseneren), maar NOOIT bij aardappelen, wat niet compatibel lijkt met de zetmeel-hypothese.
  • Het gebeurt vaak met bepaalde ketels en nooit met andere, dus het hangt op zijn minst deels af van het materiaal van de ketel, wat compatibel is met de oxide-hypothese.
  • De belangrijkste opmerking: vergelijk de kleuren eens met temperkleuren van staal (Engelse wiki en Nederlands); van staal is bekend dat het een dun oppervlakte-oxide vormt. Bekijk ook deze demonstratie voor de relevante kleuren (geen spectraalzuivere kleuren zoals in een regenboog).
  • Het patroon blijft intact als je de ketel met zeepsop afwast, maar kan verwijderd worden met een druppel koude azijn (hetgeen azijnzuur bevat). Misschien ook gerelateerd zijn deze schoonmaaktips.
  • Tot slot vond ik nog een bron uit 1840, waarbij het gaat over een koperen theeketel en opnieuw kleuren door een oxide, dat ontstaan door tempering door de hitte.

Kortom, op dit moment denk ik dat de kleuren te wijten zijn aan een dunne laag oxide, te vergelijken met (of mogelijk identiek aan) temperkleuren. Ik denk dat de kleurvariaties te maken hebben met het verschil in temperatuur in water in vergelijking met in pasta, wat zou kunnen leiden tot verschillen in de dikte van de oxidelaag.

Mij is het wel nog steeds niet helemaal duidelijk wanneer precies de patronen ontstaan: al tijdens het koken, of pas bij het afgieten – wanneer de nog hete (maar niet overal exact even hete) ketelbodem plots in contact komt met de koudere lucht? Ik vermoed het laatste en dit heb ik ook al proberen testen, maar tot op heden tevergeefs (mede omdat het kleurpatroon sowieso niet zichtbaar is als je er water over giet).

Bedenkingen en observaties uit uw eigen keuken meer dan welkom!

Belangrijke aanvulling:

Toen ik mijn eerste e-mail stuurde meende ik me te herinneren dat ik het effect een keer had gezien bij broccoli, maar nu ben ik daar niet meer zeker van. De enige relevante foto die ik heb teruggevonden is namelijk van een ketel waar schorseneren in gekookt waren. Schorseneren bevatten geen zetmeel, maar wel een ander polysacharide, namelijk inuline. Hiermee wint de zetmeel-hypothese (in het geval van pasta dan) dus toch weer aan geloofwaardigheid.

Interferentiefilm.

Interferentiefilm op de bodem van een ketel na het koken van schorseneren. Deze bevatten geen zetmeel, maar wel inuline.

Tweede aanvulling (21u):

Nog een aanwijzing die toch in de richting van zetmeel wijst: deze website over microscopie van Olympus.

“Because carbohydrates in potato starch grains display an ordered lamellar molecular structure, portions of the grains (and in some cases, the entire grain itself) are birefringent and absorb the polarized wavefronts that leave the condenser Nomarski prism and pass through the specimen. As a result, the potato starch grains observed in DIC microscopy exhibit interference colors and the characteristic Maltese cross patterns (originating from the crossed polarizers), which are typical of birefringent anisotropic specimens having spherical symmetry (Figure 6(b)).”

Maar waarom we het dan uitgerekend bij aardappelen nooit zien, dat is me vooralsnog een raadsel.

Aanvulling 27 september:

In een Twitter-bericht laat fysicus Philippe Smet weten dat er wél dit soort kleuren te zien zijn na het koken van aardappels.

Bij nader inzien koken wij bijna altijd bloemige aardappels, waardoor de laag onderaan de ketel waarschijnlijk gewoon te dik wordt om dit effect nog te zien.

Op dit moment ligt de zetmeel-hypothese dan toch aan de leiding! (Het is natuurlijk ook mogelijk dat zowel oxidatie als zetmeelafzetting kunnen optreden en tot mooie kleuren leiden.)

Interview – deel 2/3

Dit is het tweede deel van mijn ‘aanstellingsinterview’. Het eerste deel staat hier; het derde en laatste deel volgt binnenkort!

Dit deel van het interview gaat over mijn huidige aanstelling en gepland onderzoek.

~

Welke thema’s houden je tegenwoordig bezig? Waar hoop je later nog onderzoek naar te voeren?

Op dit moment ben ik bezig met onderwerpen uit de filosofie van de fysica waarbij vragen over kleine kansen en determinisme een grote rol spelen. De Newtoniaanse mechanica wordt vaak als het schoolvoorbeeld van een deterministische theorie gepresenteerd. Toch hebben Poisson en, recenter, Norton indeterministische systemen binnen de Newtoniaanse mechanica onder de aandacht gebracht. Daarbij is het bovendien niet duidelijk wat de waarschijnlijkheden zijn die bij deze oplossingen horen. Ik modelleer deze situaties met behulp van verschilvergelijkingen en infinitesimale tijdstappen. Zo slaag ik erin om wel kansen toe te kennen aan de diverse oplossingen. Daarbij komen de infinitesimale kansen waar ik in mijn tweede doctoraat aan heb gewerkt goed van pas. Aangezien het mogelijk blijkt om voor hetzelfde systeem zowel een deterministische als een indeterministische beschrijving te geven, rijst de vraag of het mogelijk is om van de werkelijkheid zelf te zeggen of ze al dan niet deterministisch is – of dat dit onderscheid niet van toepassing is op de werkelijkheid en hoe we dat dan moeten begrijpen.

(meer…)

Essaywedstrijd: live prijsuitreiking

Weet je nog dat ik eerder dit jaar deelnam aan een essaywedstrijd?

Nee, ik weet nog niet wie er gewonnen heeft, maar vanavond (10 juni) worden de winnaars bekend gemaakt.

Je kan de uitreiking (met onder meer MIT-fysicus en wetenschappelijk directeur van het FQXi Max Tegmark) live volgen via deze FQXi-pagina (of via YouTube of via Google+). Het start om 19u onze tijd.

Spannend!

Aanvulling 1 (21u45)

Intussen is de uitslag bekend gemaakt en is gebleken dat mijn essay de eerste prijs heeft gekregen! De organisatie had me op voorhand wel een seintje gegeven dat mijn inzending tot de top-3 behoorde, met de vraag om standby te zijn voor de online uitreiking, maar dat ik effectief gewonnen had hoorde ik zelf ook pas tijdens de uitzending.

Excuseer me dus terwijl ik nog even op wolkjes loop. :-)

Aanvulling 2 (bijna middernacht)

Op deze pagina staan alle prijswinnaars opgelijst en dit waren alle inzendingen.

(meer…)

Schone slaapsters in de wetenschap

Einstein doet een dutje in de tuin (1933).

Vorige week maandag mocht ik voor Nieuwe Feiten op Radio 1 iets vertellen over “schone slaapsters” in de wetenschap: wetenschappelijke artikels die pas na vele jaren een piek kennen in citatie-aantallen. De aanleiding hiervoor? Een recente studie in PNAS door Ke en collega’s die een top-100 opstelden van dit soort schone slaapsters. Er verscheen een persbericht en de studie werd besproken door Nature News en heel wat andere media.

Omdat de radiobijdrage te kort was om in te gaan op een aantal fascinerende vragen die dit onderzoek oproept (o.a. rond het gebruik van korte-termijn-citatiemetrieken in het huidige onderzoeksbeleid), bereid ik nu een artikel voor over dit onderwerp (voor het septembernummer van Eos).

Herbeluisteren kan hier.

Opiniestuk in De Standaard

Een openbare omroep kan niet zonder wetenschapsjournalisten

– Sylvia Wenmackers
Verschenen in De Standaard (19 mei 2015) (Blendle)

Kent u een regio waar de openbare omroep professioneler bericht over het Eurovisiesongfestival dan over wetenschap? Welkom in Vlaanderen.

Artikel.

Foto van het artikel; klik hier voor groter.

Een openbare omroep moet onder meer berichten over politiek, sport, cultuur en wetenschap. Wetenschap belangt iedereen aan, dus wetenschapsnieuws is niet optioneel, zou u denken. Nochtans heeft de VRT anno 2015 geen uitgebouwde wetenschapsredactie. Er zijn wel enkele journalisten die zich gespecialiseerd hebben in wetenschapsnieuws, maar te weinig nieuwsmensen hebben zelf een wetenschappelijke achtergrond. Aangezien de nieuwe beheersovereenkomst voor de periode 2016–2020 nu ter sprake komt en het vernieuwde Canvas meer wetenschap belooft, lijkt dit me een uitstekend moment om daar iets aan te doen.

We vinden het normaal dat er geld is om een voetbalmatch of een wielerwedstrijd door gespecialiseerde journalisten te laten verslaan. Als we nog maar half zo veel vakmensen inzetten om even kritisch en enthousiast over wetenschap te vertellen, dan zouden we in Vlaanderen behoren tot de wereldtop. Om de berichtgeving over wetenschap op radio en televisie te kunnen verheffen boven het niveau van weetjes zijn er journalisten met een wetenschappelijke vorming nodig.

In Nederland hebben heel wat wetenschapsjournalisten zelfs een doctoraat behaald. Daarvan kunnen wij alleen dromen op een moment dat er bespaard moet worden bij de VRT. Tenzij we kijken naar het geheel van Vlaamse middelen voor wetenschap en communicatie: dan is er een efficiënte oplossing, die tot nu toe over het hoofd werd gezien.

Eenvoudig gezegd komt het hierop neer: steek een VRT-microfoon onder de neus van onderzoekers die betaald worden door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO).

De Vlaamse overheid reikt via het FWO individuele beurzen en projectmiddelen uit aan vele wetenschappers die werken aan Vlaamse universiteiten en onderzoeksinstellingen. Het FWO vraagt van haar bursalen dat zij aan wetenschapscommunicatie zouden doen. Heel wat onderzoekers zijn – zelfs zonder deze lichte dwang van hun mecenas – bereid om uitleg te geven over hun werk en er gaan dagelijks persberichten de deur uit bij de Vlaamse kennisinstellingen. Waar het hart van vol is, daar loopt de mond van over: dat geldt ook voor wetenschappers, al is het risico bij hen groot dat er al eens een woordje jargon tussen glipt.

Bij gebrek aan wetenschapsjournalisten moeten wetenschappers zelf op zoek naar klare taal en heldere beelden. In plaats van al deze onderzoekers op communicatiecursus te sturen, op kosten van de overheid, zou het toch veel efficiënter zijn om enkele wetenschapsjournalisten in dienst te nemen? Dat zou diezelfde overheid inderdaad kunnen doen: niet via het FWO, maar via de VRT.

Mijn voorstel is om in de nieuwe beheersovereenkomst van de VRT niet alleen quota op te leggen voor Vlaamse liedjes, maar ook voor de stemmen van onderzoekers – lang niet allemaal Vlamingen overigens – die door het FWO te werk worden gesteld. Terwijl journalisten nu onder tijdsdruk vaak dezelfde mensen opbellen, zou dit voorstel als gunstig neveneffect hebben dat het beeld van ‘de wetenschapper’ veel diverser en realistischer wordt. Wetenschappers kunnen zich dan weer toeleggen op hun kerntaak, terwijl hun resultaten toch op een toegankelijke manier worden uitgelegd.

Bovendien sponsort de Vlaamse overheid initiatieven om wetenschap en technologie populairder te maken, met name bij wie een studiekeuze moet maken in de middelbare school en in het hoger onderwijs. Daarbij gaat er bijzondere aandacht naar ondervertegenwoordigde groepen (zoals meisjes in de ICT). Zou minstens een deel van dit geld niet veel beter besteed zijn als de VRT het hele jaar rond op een goede manier over wetenschap zou berichten? In een mediaklimaat dat positiever staat tegenover wetenschappen zouden de resterende initiatieven ook meer weerklank krijgen en dus een groter effect sorteren.

Opgebrande wetenschap

Op 25 maart nam ik deel aan een debatavond over wetenschappelijke integriteit “De wetenschap(per) liegt niet” op de KU Leuven campus in Heverlee. Kort daarna besloot ik een Eos-column te schrijven over het verband tussen wetenschapsfinanciering en slodderwetenschap.

Dit stukje is in licht gewijzigde vorm als column verschenen in Eos.
(Jaargang 32, nummer 5.)

Brand bibliotheek Alexandrië.De grote brand in de bibliotheek van Alexandrië behoort tot ons mythische geheugen. We kunnen speculeren over welke schatten aan kennis daar in de vlammen zijn opgegaan. In werkelijkheid ging het wellicht over meerdere branden en een geleidelijk proces van verval. Vandaag is er geen uitslaande brand in de wetenschap, maar er smeult weldegelijk iets. Het onderzoek brandt haar meest vurige beoefenaars op en dreigt zo zichzelf in de as te leggen. Wetenschap is een menselijke activiteit, maar wel eentje die haar beoefenaars kopzorgen bezorgt. Een wetenschappelijke studie heeft aangetoond dat stress – althans bij muizen – de aanmaak van nieuwe hersencellen vermindert. Als dat ook voor de wetenschappers zelf geldt, voorspelt het weinig goeds.

De wetenschap ondergaat momenteel een wereldwijd experiment: laten we eens een groep intelligente en ambitieuze mensen wedijveren om te weinig plaatsen. Wie de Hunger Games kent, weet dat dit geen onschuldige stoelendans wordt, maar een spel op leven en dood. En als er te veel druk wordt gelegd op wetenschappers, is het eerste slachtoffer dat valt de wetenschap zelf.

Cartoon.

Deze cartoon stond in 2009 in The New Yorker. Het winnende bijschrift was: “OK, laten we traag de fondsgelden verlagen”. (Bron afbeelding.)

De Oostenrijkse techniekfilosoof Ivan Illich had een theorie over technische ontwikkeling in termen van twee keerpunten. Bij het eerste keerpunt wordt alles veel efficiënter: de ontwikkeling van de ontploffingsmotor gaf een grote impuls aan onze mobiliteit en het centraliseren van gezondheidszorg in ziekenhuizen kwam de volksgezondheid ten goede. Bij het tweede keerpunt echter dreigt het systeem onder haar eigen bijwerkingen te bezwijken: de mobiliteit neemt af in de file en resistente ziekenhuisbacteriën rukken op.

Het lijkt erop dat we een soortgelijke analyse kunnen maken over hoe onderzoek georganiseerd wordt. Lange tijd was wetenschap enkel weggelegd voor rijke mensen: ze beoefenden het als hobby of sponsorden armoedzaaiers met meer talent op dit vlak. Bij het eerste keerpunt – zo rond de achttiende eeuw – ontstond er een systeem van door de overheid uitgereikte studiebeurzen en door de universteit bezoldigde posities voor onderzoeksprofessoren. Wetenschap werd een carrière, ook bereikbaar voor mensen van bescheiden komaf. Aanvankelijk had dit een gunstig effect en het kwam zowel het onderzoek als de (potentiële) onderzoekers ten goede. Er konden inderdaad meer mensen bijdragen aan fundamentele kennis, die uiteindelijk ook tot technologische en medische vooruitgang leidde.

In de loop der eeuwen werd de wetenschap verder geprofessionaliseerd, maar stilaan lijkt het erop dat we het tweede keerpunt hebben bereikt. Door de nadruk op excellentie neemt de druk op de onderzoekers steeds verder toe. Solliciatiedossiers en beursaanvragen worden steeds langer en uitgebreider. Dat is niet efficiënt: niet voor de mensen die de aanvraag indienen, maar evenmin voor de collega-onderzoekers die dit allemaal moeten lezen en beoordelen. Bovendien is het eigen aan onderzoek dat je niet op voorhand weet met welk resultaat je dit doet. Toch lijkt deze evidentie ergens verloren te zijn gegaan, want het huidige model vereist van wetenschappers gedetailleerde vijfjarenplannen en een gestage uitstroom van publicaties.

Vooralsnog hebben wetenschappers nog geen geldboom kunnen kweken.Bij jonge onderzoekers staan hierbij niet enkel verdere fondsen op het spel voor meetapparatuur of reagentia, maar ook de eigen baan. Dat is zuur. Hoewel het gelukkig slechts enkelingen zijn die flagrante fraude plegen, is slodderwetenschap wel schering en inslag. Beter een in der haast geschreven artikel over slordig uitgevoerde experimenten dan geen artikel – dat is althans de logica binnen het huidige financieringsmodel. Wat de cumulatieve schade hiervan is op de wetenschap als geheel valt niet te overzien.

Inmiddels lijkt deze aanpak haar doel zo zeer voorbij te schieten dat er stemmen opgaan om de factor geluk terug een centralere plaats te geven. Willem Trommel bijvoorbeeld, professor in de bestuurskunde aan de Vrije Universiteit Amsterdam, schreef eind vorig jaar een opiniestuk in de Volkskrant. Waar vroeger de afkomst iemands lot in de wetenschap grotendeels bezegelde, is zijn voorstel om na een ruwe schifting van onderzoeksvoorstellen alsnog te loten. Cru maar wel eerlijk en efficiënt. (En helemaal in lijn met mijn eerdere gedachten hierover.)

Op den duur betalen we wetenschappers om voltijds papieren in te vullen. Dan zal de wetenschap definitief zijn opgebrand. Moeten we hopen dat rijke hobbyisten ondertussen de waakvlam van het vrije onderzoek brandende houden, of zijn er andere oplossingen? Hopelijk slaagt de wetenschap erin om als een feniks uit haar assen te herrijzen.

FameLab – verslag deel 3

Ik schreef al over de preselectie voor FameLab en mijn deelname op het podium in Gent. Daarna mocht ik meedoen aan een MasterClass over wetenschapscommunicatie.

De MasterClass

De acht finalisten uit Gent mochten samen met twee finalisten uit de heat in Namen een MasterClass volgen. Deze tweedaagse vond vorig weekend plaats in The Leuven Institute for Ireland in Europe. Een verborgen pareltje in het centrum van Leuven met binnenpleinen en -tuinen.

Binnenplein.

Binnenplein.

Onze trainer was Timandra Harkness en ze zorgde ervoor dat het weekend een topbelevenis werd! We kregen van bij het begin kleine opdrachten en gaven elkaar voortdurend feedback. We leerden er onder andere vijf manieren om een verhaal te beginnen. De eenvoudigste tip was – en ik denk dat ik er hier wel eentje mag prijsgeven – letterlijk beginnen met: “Dit is een verhaal over…” Een aantal van ons mochten het meteen uitproberen en inderdaad: het werkte. :-) Het was lang geleden dat ik nog eens zo intensief met creatieve dingen bezig heb kunnen zijn. Het was ook fijn om tijdens de pauzes de andere deelnemers te leren kennen.

Na de eerste dag nam ik de trein terug richting Gent. Ik zag een halo naast de ondergaande zon. Ook toen de zon onder was bleef de inspiratie maar kolken waardoor ik nauwelijks kon slapen.

Hallo, halo.

Hallo, halo!

Zonsondergang Gent (West).

Zonsondergang Gent (West)

Zonsondergang Gent (Oost).

Zonsondergang Gent (Oost)

De tweede dag kregen we informatie over omgaan met journalisten en media en dit rechtstreeks van de bron: VRT-journalist Katleen Bracke. Daarna deden we een opdracht waarbij we per twee een alternatieve versie gaven van de presentatie van een andere deelnemer. Dat was bij momenten hilarisch! :-D Hieronder een foto van de voorbereiding, gemaakt door onze docent Timandra.

Duo-opdracht in voorbereiding.

Duo-opdracht in voorbereiding. (Bron foto.)

Tot slot nog een groepsfoto van de tien deelnemers aan de MasterClass en Timandra.

Groepsfoto Famelab 2015 MasterClass in Leuven.

Groepsfoto Famelab 2015 MasterClass in Leuven. (Bron foto.) Van links naar rechts: Sylvia, Niek, Ehsan, Ben, Timandra (onze trainer), Hetty, Laurent, Daniel, Katrien, Francesco en Sébastien.

We zien elkaar terug op 12 mei (op mijn verjaardag!) voor de finale in het STUK in Leuven. Wil je erbij zijn? Dat kan! Het is gratis, maar je moet je wel aanmelden op de website. (De hele voorstelling is het Engels.)

Aanvulling (10 juni 2015)

Nee, ik heb niet gewonnen.

De nationale finale is gewonnen door Hetty Helsmoortel met een Griekse tragedie waarin ze opriep voor Open Science. De publieksprijs ging naar Daniel Pérez met een presentatie over supergeleiders.

Hetty verdedigde intussen de Belgische kleuren bij de internationale FameLab rondes in Cheltenham (UK) (hier is haar act te herbekijken). Helaas mocht ze niet meedoen aan de allerlaatste finale ronde (hier te herbekijken), die gewonnen werd door Oskari Vinko.

Hier zie je enkele foto’s van de nationale finale in Leuven.

Hieronder een filmpje met impressies van de heats (voorrondes in Gent en Namen) en de nationale finale in Leuven.

Als je overweegt om bij een volgende editie mee te doen: niet twijfelen, maar doen!

Het was een top ervaring. :-)

FameLab – verslag deel 2

In het vorige bericht schreef ik al over de preselectie van FameLab, die achter gesloten deuren plaatsvond. ’s Avonds was het tijd om het publieke podium te betreden.

De show

De avondshow in Gent werd gepresenteerd door Lieven Scheire. De vijftien deelnemers zaten in alfabetische volgorde op de eerste rij in de zaal. Dat kan je zien aan het standpunt van waaruit de foto hieronder gemaakt is: ik was voorlaatste aan de beurt en zat dus rechts vooraan, vlak aan de deur.

We hadden elkaars audities niet gezien, dus het was ook voor de deelnemers een verrassing waar het over zou gaan en hoe de onderwerpen aangebracht zouden worden. Het was heel inspirerend om zo veel jonge onderzoekers op een creatieve en enthousiaste manier over hun onderzoeksdomein te zien praten. Er waren leuke weetjes en diepe inzichten. Er mocht al eens gelachen worden, maar er waren ook kippenvelmomenten.

FameLab 2015 heat Gent.

FameLab 2015 heat Gent.

Tijdens mijn eigen presentatie stond ik opnieuw – en opnieuw tot mijn verbazing – zichtbaar te trillen bij het bellen blazen. Kinderspel, behalve als je nerveus bent blijkbaar. ;-) De rest van de presentatie verliep zoals ik had gepland. Hieronder zie je een foto vanuit het perspectief van de jury, die mee op het podium zat.

FameLab 2015 heat Gent.

FameLab 2015 heat Gent. (Bron foto.)

De uitslag

Tijdens de receptie werden er acht namen bekend gemaakt van mensen die mogen meedoen aan de nationale finale en ik was erbij. Hieronder zie je een foto van deelnemers en juryleden.

FameLab 2015 heat Gent.

Deelnemers en jury van FameLab 2015 heat Gent. (Bron foto.)

Tijdens de receptie was het ook mogelijk om een foto van jezelf te maken met een IR-camera (een opstelling van LumiLab, de onderzoeksgroep van jurylid Philippe Smet aan de UGent): een IR-selfie dus. Je kreeg er een URL bij waar je de foto kon downloaden.

IR-selfie.

IR-selfie. (Bron foto.)

De winnaar mochten meedoen aan een MasterClass. Daarover morgen een verslagje.

FameLab – verslag deel 1

Vorige week donderdag deed ik mee aan de preselectie voor FameLab: een internationale wedstrijd voor wetenschapscommunicatie met nationale voorrondes. (Het wordt georganiseerd door het British Council en de finale is altijd in Engeland.) Jonge onderzoekers moeten er in drie minuten een wetenschappelijk concept uitleggen voor een algemeen publiek (in het Engels). Gelukkig is ‘jong’ bij FameLab een ruim begrip: je moet onder de 40 zijn, waardoor ik dus nog mee mag doen. :-)

Een knoop wordt doorgehakt

Terwijl FameLab in sommige landen al een vaste waarde is, was er pas vorig jaar voor het eerst een Benelux-editie. Ik werkte toen nog in Nederland en overwoog ook toen al om mee te doen, maar het was een heel drukke periode (solliciteren en de knagende onzekerheid, weet je wel) en ik besloot het een jaar uit te stellen. Natuurlijk was het dit jaar ook druk (nieuwe baan en nieuwe vakken, weet je wel), maar ik besefte dat het wellicht nooit echt goed zou passen in mijn agenda.

Dus, hop, dit jaar schreef ik me in.

Affiche FameLab 2015 heat Gent.

Affiche FameLab 2015 heat Gent. (Bron affiche.)

Het onderwerp

Ik wilde het te hebben over optica (tevens een veelvoorkomende tag op mijn blog) en maakte in Mathematica een ontwerp met golflengtes die in de juiste verhouding en in de juiste kleur worden weergegeven. Een regenboog bestaat uit een continuum aan kleuren, maar ik koos er zeven golflengtes uit die overeenkomen met de zeven ’traditionele’ regenboogkleuren. (ROGGBIV; ingevoerd door Newton om redenen die eerder mystiek dan strikt wetenschappelijk te noemen zijn!) Het plan was om dit patroon op mijn kleren te strijken, maar uiteindelijk maakte ik er geen gebruik van.

Golflengtes en regenboogkleuren.

Golflengtes en regenboogkleuren: Mathematica-code beschikbaar op verzoek.

De locatie

Er waren twee zogenaamde heats in België: één in Namen en één in Gent. Ik deed mee in Gent. Aangezien er meer kandidaten waren dan er in de publieke avondshow pasten, was er eerst een preselectie. Deze vond, net als de avondshow, plaats in Het Pand in Gent.

FameLab preselectie.

FameLab preselectie in Het Pand.

Het was een stralende dag en de tuin van Het Pand lag er toverachtig bij.

Zicht op de tuin.

Zicht op de tuin van Het Pand.

Het attribuut

Bij FameLab mag je geen computerdia’s gebruiken, maar je mag wel een ander attribuut kiezen, op voorwaarde dat je het zelf het podium op kan dragen. Het concept dat ik wilde uitleggen was “interferentiekleuren“. Ik stak dus een flesje bellenblaas in mijn zak voor een live demonstratie. Hierdoor kon ik tijdens het wachten ook zeepbellen blazen vanuit het raam boven de tuin. :-)

Zeepbellen bij Het Pand.

Zeepbellen bij Het Pand.

De zenuwen slaan toe!

Tijdens het wachten maakte ik kennis met een Franstalige bioloog die het over groepsgedrag bij dieren zou hebben. Ik was als eerste aan de beurt voor de audities en daar gebeurde iets dat ik ab-so-luut niet verwacht had: ik was zenuwachtig! Dat is vrij ironisch aangezien één van de meest gelezen pagina’s op mijn blog gaat over zenuwen bij presentaties – zo zie je maar. Verder geef ik twee keer per week les aan een groep van meer dan honderd studenten, dus ik ben echt wel gewoon om voor publiek te spreken, en toch stond ik daar voor een jury van een zestal mensen met trillende handen. Dat was moeilijk te verbergen bij het bellen blazen… Bovendien was mijn praatje klaar in 2 minuten en een half, dus het had ook wel iets rustiger gemogen. ;-) Ondanks alles was de reactie van de jury wel zeer positief.

Het zou nog enkele uren duren voor alle kandidaten voor de jury waren verschenen en de selectie voor de avondshow bekend gemaakt zou worden. Er werden vijftien mensen geselecteerd en ik was erbij.

(Binnenkort het vervolg.)